Blijven, ‘shoppen’ of weggaan?
Ontevreden in je kerkelijke gemeente:
In ons kerkelijk meerstromenland kun je vroeg of laat op een kruispunt komen te staan. Wat doe je als je niet meer kunt aarden in je eigen gemeente? Ga je ‘shoppen’? Vertrek je en kies je voor een kerk waar je je wél thuis voelt? Of blijf je, zij het misschien met kromme tenen, op je plek?
Met dit dilemma hebben Jacco en Alice* geworsteld. Het echtpaar, woonachtig in het midden van het land, leeft al ruim twintig jaar mee in een reformatorische kerk in hun christelijke dorp. Maar op een dag klopte de twijfel op hun deur.
Overgang
“We zijn allebei in dit kerkgenootschap opgegroeid,” vertelt Alice, “en we waren er ook beiden actief in. Na ons trouwen verhuisden we naar een andere plaats, met een grotere gemeente. Dat was een hele overgang! De gemeente hier was en is véél traditioneler. Waren we in de vorige gemeente bijvoorbeeld gewend ritmisch te zingen en had ik als vrouw stemrecht bij de verkiezing van ambtsdragers, hier niet. Ook was de prediking hier veel zwaarder: er lag bijzonder veel nadruk op de zonde en de kennis van je ellende, terwijl het Evangelie vaak onderbelicht bleef. Er was heel weinig blijdschap. Steeds werden we gewaarschuwd dat je je kunt vergissen: dat je wel dénkt dat je gelooft, maar dat je jezelf daarmee misschien bedriegt voor de eeuwigheid.”
Jacco vult aan: “De prediking was inderdaad erg eenzijdig en de sfeer wettisch, met nadruk op uiterlijkheden. Er werd bij wijze van spreken vijftig minuten over onze zondigheid gepreekt, en de laatste paar minuten werd de deur nog even op een kier gezet en klonk er iets van het Evangelie. Het bijbelse evenwicht tussen de verkondiging van zonde en genade ontbrak! Jaar in jaar uit bleef dat hetzelfde. We konden er allebei slecht tegen, maar vooral Alice had het hier heel moeilijk mee.” “Ik werd er op een gegeven moment ziek van,” vertelt Alice. “Ik had behoefte aan meer blijdschap in de dienst, vooral in de prediking, en aan het zingen van andere, verantwoorde liederen naast de psalmen. Er waren wel mensen in de gemeente die er ook zo over dachten, maar vaak voelden we ons eenlingen.”
Kinderen
Ondanks gesprekken met de predikant en ouderlingen, bleven Jacco en Alice twijfelen over hun keus. Ze hadden het gevoel niet te worden begrepen. Moesten ze blijven, of overstappen naar een andere gemeente? Inmiddels had het echtpaar ook kinderen, wat het probleem op scherp zette. Alice: “Op een gegeven moment gingen zij naar clubs en jeugdverenigingen. We wilden ze stabiliteit meegeven, niet dan weer hier en dan weer daar naar de kerk gaan. Dat hebben we dan ook vrijwel nooit gedaan.”
Na lang wikken en wegen, en niet te vergeten veel gebed, besloten Alice en Jacco toch te blijven. Waarom? “Vooral omdat we anders de groep mensen binnen onze gemeente die het net zoals wij beleefden, in de steek zouden laten,” licht Jacco toe. “Met elkaar wilden we in deze gemeente blijven strijden en ons actief inzetten voor veranderingen die in onze ogen echt nodig zijn. Stapje voor stapje zien we gelukkig ook wel dingen veranderen, maar het gaat héél langzaam. We zingen nu sinds enkele jaren ritmisch en vrouwen hebben stemrecht, maar vooral in de liturgie blijft alles bij het oude. Wat bij mij trouwens ook meespeelt, is de gedachte dat je door God Zelf in die kerk bent geplaatst – dan ga je niet 1-2-3 weg. Bovendien: er wordt op zich geen onwaarheid gepreekt, maar wel worden er zeer eenzijdige accenten gelegd. Als er onwaarheid werd verkondigd in onze gemeente, dan zou dat voor mij een breekpunt worden.”
Alice: “Ik denk dat mijn grens eerder bereikt is. Als er weer zo weinig blijdschap uit de zondagse diensten te halen is – het is tegenwoordig wel íets beter, moet ik zeggen – dan zou ik het niet lang meer volhouden. Dat we zijn gebleven, geeft een stuk rust, ook voor onze kinderen. Ik denk dat we er goed aan hebben gedaan, al blijf ik het soms moeilijk vinden.”
Op de wip
Een ander echtpaar uit deze zelfde gemeente, Nelleke en Johan*, heeft ook jarenlang op de wip gezeten. Zij kozen uiteindelijk voor een ander kerkgenootschap in hun woonplaats. Dat was een ingrijpende beslissing. Johan: “Eind jaren zeventig zijn we in dit dorp komen wonen. Daarvóór woonden we, na ons trouwen, twee jaar in een stad. Daar was een heel andersoortige gemeente, waarin we ons thuis voelden. De overgang was groot. De gemeente hier is héél traditioneel en ‘zwaar’.” “We hebben het twaalf jaar lang echt geprobeerd,” vult Nelleke aan, “maar we zagen dat het niet goed ging. We voelden tegenzin tegen hoe het in de kerk ging – niet alleen in de zondagse diensten, maar ook op catechisatie en clubs. Toen onze kinderen richting puberteit gingen, hebben we ons echt afgevraagd: is het – ook voor hen – verantwoord om hier langer te blijven, in een gemeente waar zó weinig geloofsblijdschap is te vinden, en waar alles zo somber is? Maar dat beslis je niet op één avondje.”
“We hebben de diensten echt als deprimerend ervaren,” vervolgt Johan. “De zondag was geen feestdag meer voor ons.”
Hoop
Toen de gemeente een tweede kerkgebouw zou krijgen, vlamde bij Johan – en bij andere gezinnen in de kerk – de hoop op dat er iets ten goede zou veranderen. “We hebben dit ook aanhangig gemaakt tijdens een gemeentevergadering. Daarop werd vanuit de kerkenraad bijna sarcastisch gereageerd met de opmerking dat we niet de illusie moesten hebben dat er nu iets zou veranderen. We merkten dus dat dezelfde wind zou blijven waaien waarmee wij zoveel moeite hadden. Dat was voor mij de druppel.”
Bij Nelleke was de knop al eerder om: “Ik had daarvoor al het gevoel dat mijn geloof in deze gemeente doodging. Ik verstikte hier! Iedere zondag had ik het gevoel dat ik er niet bij hoorde, dat het heil niet voor mij was. Doordeweeks krabbelde ik wel weer uit het dal, maar elke zondag werd ik weer weggedrukt. Ik kon mijn kinderen niet meer voorleven in de blijdschap van het geloof. Dat was heel zwaar.”
“We hebben zo’n drie, vier jaar over onze keus nagedacht,” vertelt Johan. “We spraken er veel samen en met anderen over, en vroegen God om wijsheid en leiding. Mede door gesprekken met vrienden en kennissen, hebben we ons georiënteerd op andere kerken in ons dorp. Uiteindelijk zijn we naar een ander kerkgenootschap overgestapt, waar we wél kunnen groeien in het geloof en waar we onze energie kunnen steken in de opbouw van de gemeente.”
De keuze om in het dorp te blijven kerken, was een bewuste. Nelleke: “Juist ook met het oog op onze kinderen. We vonden het belangrijk dat zij binding hebben met jongelui in het dorp. Gelukkig zijn de contacten met de andere gemeenteleden over het algemeen goed gebleven, al ontmoetten we ook veel onbegrip.” Johan: “We vragen ons soms af hoe het nu zou zijn als we waren gebleven. We zien in die gemeente ook wel dingen ten goede veranderen, zelfs sneller dan we dachten. Maar het motief achter die veranderingen is druk vanuit de gemeente, niet wat de Bijbel zegt. Overigens respecteren we de keuze van mensen die wél zijn gebleven.”
“We hebben rust gekregen,” besluit Nelleke. “Misschien was dat Gods antwoord op ons gebed om licht bij het nemen van de juiste beslissing. Want het breken met het kerkgenootschap waarin je bent opgegroeid, scheurt je innerlijk uiteen en het duurt lang voordat die wonden helen.”
- Om privacyredenen zijn de namen van de geïnterviewden veranderd.
'Loyaliteit heeft een grens, maar overstappen ook'
Nynke Dijkstra-Algra, theologe en werkzaam als toeruster pastoraat en gemeenteopbouw in de PKN, herkent de problematiek waar beide echtparen mee geconfronteerd zijn. Aan haar de vraag hoe je met dit lastige onderwerp moet omgaan.
“Wat me opvalt in beide verhalen,” reageert ze, “is de zorgvuldigheid waarmee de afweging wordt gemaakt. Er gaat veel tijd overheen, er wordt gezocht en geworsteld en gebeden. Jarenlang. Daar heb ik diep respect voor. Veel mensen zouden misschien ongeduldiger reageren en sneller vertrekken. Met name de zorg om de kinderen vind ik herkenbaar en terecht. Kinderen, en vooral tieners, gaan niet vanzelfsprekend meer mee naar de kerk. Het is belangrijk dat de kerk zich voor hen wil inzetten.”
Motieven
“Als je lijdt aan de plaatselijke gemeente waar je geografisch gezien bij hoort, is het in ieder geval belangrijk dat je je laat horen,” vervolgt ze. “Als de kerkenraad er niets van weet, kan men er ook niets mee doen. Vervolgens is het ook van belang dat je je eigen motieven onder ogen ziet. Waarom overweeg ik te vertrekken? Wat is dat voor pijn? Het verdriet van de vrouw, die zich op zondag terneergedrukt voelt en een week nodig heeft om daarvan te herstellen, raakt me. De prediking is kennelijk ongezond voor haar. Dat houdt geen mens op den duur vol. Een goede vraag in het proces is ook: wat heb ik te geven; wat zou mijn bijdrage kunnen zijn? En is daar ruimte voor? Als je kinderen geen ruimte krijgen, kan ik me al helemaal voorstellen dat je gaat zoeken naar andere mogelijkheden. Dat hoeft niet per se een andere gemeente te zijn. Je kunt ook als ouders elkaar steunen en opzoeken of met een aantal gezinnen samen optrekken binnen de gemeente. Of als gezin naar conferenties en bijeenkomsten gaan, die aanvullen wat in jouw gemeente ontbreekt. Als je besluit te blijven, is de valkuil dat je bitter wordt en je innerlijk of letterlijk terugtrekt. Zoek naar creatieve mogelijkheden, met name voor je kinderen.”
Vluchtheuvel
Ook bij de overstap naar een ander kerkgenootschap liggen er valkuilen op de loer, benadrukt Nynke. “De nieuwe gemeente kan voor jou een vluchtheuvel zijn: eindelijk thuis. Dat zou kunnen betekenen dat je vervolgens een rem wordt: ‘nu moet alles hier ook blijven zoals ik het heb aangetroffen’. Als je eenmaal een overstap hebt gemaakt, kan een tweede valkuil zijn dat je dat gemakkelijker nog een keer doet – en misschien nog een keer. Op zich is dat misschien allemaal begrijpelijk, maar de praktijk is dan, dat een gemeente minder op je kan rekenen. Loyaliteit heeft een grens, maar overstappen ook. Overigens heb ik niet het idee, dat deze valkuilen aanwezig zijn bij het echtpaar uit dit interview.”
'Ik had het gevoel dat mijn geloof doodging'