Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Column Mama Mirjam #42: ‘Het meisje zei met een misprijzende blik: ‘Haar gezicht!’’

Mirjam is getrouwd met Chris en heeft vier prachtige kinderen. De jongste, Livia (4), heeft het syndroom van Down, wat een verrijking is voor hun gezin. Over Livia schrijft ze voor Eva.

Deel:

In een overvolle binnenspeeltuin – die wij gekscherend een krijspaleis noemen – klauter ik achter Livia aan. Even daarvoor heb ik haar sokken als bij wonder weten op te duikelen, want Liv doet ze liever uit. En vind twee witte enkelsokjes dan maar eens terug! ‘O sorry,’ zei ze, toen ik haar vertelde dat haar sokjes echt aan moesten blijven. Vervolgens wees ze me een klauterparcours waar ik vol goede moed samen met haar aan begon.

Met haar handje in de mijne en flink wat aanmoediging, kwamen we een behoorlijk eind. Voetje voor voetje, erg vlot ging het niet. Achter ons klauterde een meisje van een jaar of zeven. ‘Ga maar eerst,’ zei ik tegen haar op een stopplaats in het parcours. Ze passeerde en ging voor ons uit in een beduidend rapper tempo. Aan het eind bleef ze echter wat dralen en toen we haar bijna bereikt hadden, trok ze een vies gezicht. Een gezicht dat mijn kinderen kunnen trekken bij het zien van een kom soep met meer groenten dan water. ‘Ieuw,’ klinkt het dan. Of: ‘Jakkie!’

Zo’n gezicht dat mijn kinderen kunnen trekken bij het zien van een kom soep met meer groenten dan water

Dit meisje trok dus net zo’n gezicht. Haar neus opgetrokken, haar lippen naar beneden gekruld, een misprijzende blik in haar ogen. Er volgde geen ‘ieuw!’, maar wat ze zei klónk hetzelfde. Ze zei: ‘Haar gezicht!’ En haar hoofd knikte naar Livia.

Ik was te verbaasd, te verbolgen ook, om na te denken. Laat staan iets te formuleren dat in de buurt kwam van ad rem. Ik vroeg volgens mij zoiets als: ‘Wat dan?’ Waarop het meisje zei, met nog steeds datzelfde gezicht: ‘Gewoon, anders!’

Ze was weg voor ik nog iets terug kon zeggen en terwijl ik samen met Liv het parcours vervolgde, dacht ik na over wat ik zou doen. Ik kon het meisje achtervolgen, haar een halt toe roepen en vertellen hoe verdrietig het is wat ze zei. Ik kon de tafeltjes langsgaan, op zoek naar haar moeder en vragen of ze wel weet hoe haar dochter naar andere kinderen kijkt. Hoe vies ze is van iemand die er misschien nét een beetje anders uitziet. Ik kon haar vragen van wie ze dat had geleerd.

Ik deed het allemaal niet. Ik keek alleen maar naar mijn dochtertje, dat er inderdaad wat anders uitziet. Ik knuffelde haar even en wees haar waar ze nu mocht gaan spelen. En terwijl ik terugliep naar mijn tafeltje, daalde een nieuw besef neer in mijn hart. Het drong ineens tot me door dat er dus wérkelijk mensen – ja zelfs kinderen zijn – voor wie ‘anders’ synoniem is aan ‘vies’. Vies, of raar, of gek, of ieuw!

Er zijn dus wérkelijk mensen voor wie ‘anders’ synoniem is aan ‘vies’

En natuurlijk kan ik altijd iets terugzeggen. Ik kan kinderen aanspreken op hun gedrag. Ik kan ouders wijzen op het feit dat hun kinderen dergelijke dingen zeggen. Misschien is dat ook best goed en zinvol om te doen. Maar het verandert de wereld niet. Het verandert niets aan het feit dat er altijd mensen zullen zijn die Livia zien als een foutje. Als ‘ieuw, zij is anders’ en ‘dat is toch niet meer nodig in deze tijd?’ Daar moet ik als moeder mee dealen. Met pijn in mijn hart, dat wel!

Livia hoorde niet wat het meisje zei. En als ze het al gehoord had, had ze het niet begrepen. Soms hoop ik dat ze het ook nooit zál begrijpen. Ze is nu zo onbevangen en blij met zichzelf. Maar als ze het ooit wél zal begrijpen, bid ik dat ze in de spiegel kan kijken en denken: ‘ja, ik ben anders en dat is niet ‘ieuw’, maar wauw!’

Het beste van Opgroeien & Gezin tweewekelijks in je mail?

Schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief!

Voornaam
E-mailadres

Lees onze privacyverklaring.

Geschreven door

Mirjam Kooijman

--:--