Ga naar submenu Ga naar zoekveld

De verandering van Antoinette Hertsenberg

Kijkcijferkanon, consumentenkoningin, vegetariër, wereldverbeteraar, sabbatvierende christen: op de populaire TROS-presentator Antoinette Hertsenberg (1964) kun je een batterij etiketten plakken. In Visie een nadere kennismaking met de dame van de gulle lach en de lage stem.

Deel:

Als meisje had Antoinette een grote droom: kinderen met een moeilijke jeugd helpen. Niet verbazingwekkend dus dat ze voor de studierichting sociaal-agogisch werk koos. Daarna was ze een tijdlang actief in een meidenwegloophuis in Den Haag. “Ik vond het heel belangrijk om me in te zetten voor jeugdigen die tussen wal en schip terecht zijn gekomen. Toen ik klaar was met mijn opleiding vonden ze me daar een beetje jong voor. Dat was ik destijds helemaal niet met hen eens, maar” – ze schiet in de lach – “nu denk ik er wat genuanceerder over! Toen ben ik van dat pad afgeraakt. Ik kwam bij de Anti-Vivisectie Stichting terecht; heb een studie communicatie gedaan en ben later projectleider bij de Dierenbescherming geworden. In 1994 werd ik gebeld door de TROS met de vraag of ik presentator wilde worden.”

Een telefonische donderslag bij heldere hemel?
“Absoluut. Ik had er nóóit aan gedacht. Iemand van de TROS had me op televisie in actie gezien met een jager, in Nova, en dacht: ‘Zij is een wolf in schaapskleren. Ze ziet er heel lief uit, maar dat is ze niet.’ Dit vond hij een fascinerende constatering, en hij wilde me binnenhalen als presentator.”

Driekwart jaar na het telefoontje maakte je de overstap. Hoe heb je dat ervaren?
“Ik heb gelukkig geen camera-angst, hoewel presenteren ook niet iets is wat ik heel graag wilde – nog steeds niet, trouwens. Maar ik dacht: ‘Ik doe het gewoon een paar jaar en kijk daarna wel weer verder.’ Ik heb me bewust niet als presentator alleen laten aannemen, maar tevens als eindredacteur. Mocht ik als presentator niet beklijven, dan zou ik achter de schermen kunnen blijven werken, of elders mijn heil gaan zoeken.”

Watertanden
Vijftien jaar na die gedenkwaardige overstap kan Antoinette worden getypeerd als een woudreus in het omroeplandschap: haar consumentenprogramma’s – Radar en Opgelicht! – trekken soms met gemak twee miljoen kijkers; een score waar elke ‘omroepbobo’ in Hilversum onmiddellijk van begint te watertanden.

Wat is jouw geheim?
“Het is geen geheim; het gaat om de inhoud. Die proberen we weliswaar op een aantrekkelijke manier te brengen, maar we leuken de boel niet op. Het zijn programma’s van de lange adem. Het vertrouwen dat we nu hebben, is het product van vijftien jaar hard werken als team.”

Voor hedendaagse begrippen is het zelfs ‘saaie televisie’, zonder snelle montage, flitsende beelden, enzovoort.
“We gaan inderdaad tegen de trend in. Men zegt wel: ‘Televisie is niet geschikt om informatie te geven; dit medium leent zich eigenlijk alleen voor emotie en amusement.’ Maar wij maken regelmatig onderwerpen van dertig minuten over thema’s als medicijnkosten, de farmaceutische industrie en noem maar op, en dan kijken er toch twee miljoen mensen. We proberen de informatie op een aantrekkelijke manier te brengen, met een niet al te hoog instapniveau. En dat werkt.”

Wat zie je als de hoogtepunten in je tv-carrière?
“Journalistiek gezien de uitzending over de zaak Legio Lease (2004, red.), en de zogeheten woekerpolisaffaire (2006, red.). Er worden nu allerlei schikkingen getroffen; je praat wel over twee miljard, respectievelijk zes miljard euro. Dat maakt ons een heel duur programma voor bepaalde bedrijven! Wat gedupeerden per persoon terugkrijgen, is mijns inziens vaak onvoldoende, maar het is toch prettig om een bepaalde bijdrage te kunnen leveren. Misstanden aan de kaak stellen, dat is wat wij doen.”

Op de buis kom je over als een strijdbaar type. Ben je dat altijd al geweest?
“Ja. Op de basisschool zette ik me al in voor dingen die me aan het hart gingen, bijvoorbeeld projecten voor arme kinderen. Ik heb het altijd leuk gevonden, dus het voelt niet als een opoffering. Ik vind het prettig, omdat je niet alleen maar bezig bent met jezelf, maar iets kunt betekenen voor anderen. Het heeft ook met een bepaald rechtvaardigheidsgevoel te maken. Je probeert de wereld mooier te maken, of daar in ieder geval een bijdrage aan te leveren.” Nuancerend: “Via mijn programma’s doe ik dat op een zichtbare manier. Er zijn natuurlijk heel veel mensen die dit veel minder zichtbaar doen, maar dat is zeker zo belangrijk.”

Meneer pastoor
Antoinette groeide op in een rooms-katholiek nest, maar op 16-jarige leeftijd vertelde ze haar ouders dat ze de brui gaf aan het geloof. Deze mededeling trof haar moeder als een mokerslag. “Mijn broer en ik wilden alle twee niet meer naar de kerk. Mijn moeder heeft meneer pastoor een avond bij ons uitgenodigd om ons alsnog te bekeren. Ik was een kritische puber, en vroeg bijvoorbeeld: ‘Waarom bent u niet getrouwd?’ en ‘Waarom mag dit en dat niet volgens de Katholieke Kerk?’ Hij had geen enkel bevredigend antwoord, wat mij betreft. Overigens ook niet wat mijn moeder betreft, want zij was aan het eind van de avond net als mijn broer en ik zéér teleurgesteld in de pastoor. Toen hoefden we niet langer mee naar de kerk. Mijn moeder vond het erger dan mijn vader. Hij zei dat het mijn eigen verantwoordelijkheid was; zij zag het gesprek met de pastoor als de laatste poging om me bij de kerk te houden. Daarna heeft ze het redelijk losgelaten.”

Sterven
Op haar levensweg ging – onverwacht – nogmaals een ‘geloofswissel’ om, want Antoinette is inmiddels al jaren lid van het Kerkgenootschap der Zevende-dags Adventisten, waarin het vieren van de sabbat wordt gepraktiseerd en de verwachting leeft van Christus’ spoedige wederkomst. Zelf herleidt ze deze opmerkelijke verandering tot een aantal factoren. “Mijn vader overleed toen ik begin 30 was. Allerlei vragen kwamen naar boven: ‘Is hij er nog?’ en ‘Wat is de dood?’ Ik had helemaal niet het gevoel dat ik nog contact met hem had of iets dergelijks. Hij was weg. Definitief. Hij bestond alleen nog in mijn herinnering. Tegelijkertijd bracht het werk dat ik op dat moment deed mij op een heleboel vragen over de oorsprong van het leven. Wat me vooral intrigeerde, was de vraag hoe wij genetisch in elkaar zitten, en waar die ongelofelijke hoeveelheid informatie vandaan komt die in elke cel van ons lichaam besloten ligt. De vragen ‘Waar gaan we heen als we sterven?’ en ‘Waar komen we vandaan?’ hebben heel erg met elkaar te maken.” Antwoorden op die grote levensvragen zocht ze vooral door veel te gaan lezen: boeken, tijdschriften en relevante krantenartikelen. Ook sprak ze er met allerlei mensen in haar omgeving over.

Vlammenwerpers
Een van hen was de man met wie ze later trouwde, Niko Koffeman. “Hij had er heel stellige ideeën over en ik was daarin geïnteresseerd. Langzamerhand ontdekte ik dat er eigenlijk maar twee ‘smaken’ zijn als verklaring voor de werkelijkheid: toeval, of intelligentie. Waar ik trouwens ook heel erg mee worstelde, is de vraag of de mens van huis uit goed is of slecht. Mede door mijn werk bij de Anti-Vivisectie Stichting werd ik daar hard mee geconfronteerd. Bijvoorbeeld toen ik videobeelden zag van wetenschappers die brandwonden toebrachten aan een varken, om onderzoek naar brandwonden te doen. Belangrijk onderzoek, zou je zeggen. Maar het dier werd vastgesnoerd op een brancard en – krijsend en wel – bewerkt met vlammenwerpers. Dat beeld staat op mijn netvlies gebrand. Als ik nu, na 25 jaar, mijn ogen sluit, kan ik het me nóg voor de geest halen. Dan vraag je je af: kun je dit doen, ook al heb je goede bedoelingen? En als we dit doen, zijn we dan eigenlijk niet gewoon slecht vanbinnen? En als we slecht zijn, waar moet het dan heen met de wereldgeschiedenis? Ik ben geen pessimist, maar kon niet zeggen dat we van huis uit goed zijn. Daar worstelde ik mee: hoe zit dat dan?”

Keuze
In de Bijbel, die ze weer begon te lezen, deed ze een belangrijke ontdekking: de mens heeft een keuze en daarmee een zware eigen verantwoordelijkheid. “Je bent niet goed of kwaad, maar hebt een keuzemogelijkheid tussen die twee. Bij mijn weten is het christendom de enige religie die zegt dat we zélf een keuze moeten maken.”

Zie je jouw bekering vooral als het resultaat van een intellectuele speurtocht?
“Ja. En nog steeds kom ik dingen tegen waarvan ik denk: ‘Hoe zit dat dan?’ Die speurtocht gaat door. Dat blijft waarschijnlijk zo tot het eind van mijn leven.”

Je komt over als een heel rationeel mens. Ervaar je dat als lastig in jouw geloofsleven?
“Ik vind het juist prettig! Het is goed om je geloof niet alleen te baseren op een gevoel. Als dat gevoel teleurgesteld wordt, wat dan...? Het is fijn dat je feiten hebt waarmee je jouw visie kunt onderbouwen, dus ik vind het prettig om op zoek te zijn naar feiten.”

Het is niet alleen een kwestie van feiten en ratio: in een ander interview verklaarde je ronduit dat je van God houdt.
“Natuurlijk komt er ook gevoel bij kijken, zeker als je nadenkt over het offer dat Hij heeft gebracht met Zijn Zoon. Ten diepste is dat een heel emotioneel verhaal, dat me raakt en blijft ontroeren.”

Cornflakes
In Nederland staan de adventisten (naar schatting ruim tienduizend mensen) aan de zijlijn van de kerkelijke kaart. Op wereldschaal ligt dat anders: met zo’n twintig miljoen zielen vormen ze een grote denominatie.
Ik las dat de ontdekker van de Cornflakes eveneens adventist was.
Schaterlachend: “Kellogg, inderdaad! Hij heeft trouwens ook de pindakaas uitgevonden.”

Veel adventisten zijn vegetariër. Jij was het al voordat je adventist werd?
“Door mijn werk bij de Anti-Vivisectie Stichting en de Dierenbescherming, waarin ik geconfronteerd werd met de gruwelen van de bio-industrie, ben ik overtuigd vegetariër geworden. Als er één beslissing is die ik vaak bevestigd zie, is het deze. Ik word er altijd weer blij van dat ik geen vlees eet. Ik ben er zó klaar mee. De Bijbel maakt onderscheid tussen reine en onreine dieren; ik denk dat daar redenen voor zijn. Als ik kijk naar de manier waarop wij met dierlijke productie omgaan, geloof ik niet dat we het vlees dat uit die productie komt rein kunnen noemen.”

Wat ik in de schappen zie liggen van de supermarkt...
“...is niet rein, als dat vlees afkomstig is van de bio-industrie. De manier waarop dieren worden geslacht en hoe er met ze wordt omgesprongen, is niet rein. Nee. Nee. Dat geloof ik ten stelligste. Mensen moeten die dieren niet eten. Deze maand verschijnt een kookboekje van mijn hand, De dunne vegetariër, met heerlijke en vooral snelle recepten zonder vlees. Zo probeer ik mensen te helpen minder of geen vlees te gaan eten.”

Veel adventisten drinken ook geen alcoholische producten.
“Zelf drink ik af en toe een wijntje. In de Bijbel kan ik er geen gebod over vinden, al lees je wel dat je er voorzichtig mee moet omgaan.”

Gezin
Adventisten geloven dat de zevende dag als sabbat dient te worden gehouden, en niet de zondag. Wie meent hierin een wettische wind te horen waaien, is bij Antoinette aan het verkeerde adres: ze beleeft de sabbat niet als een juk of een plicht, maar als een feest. In haar contract is vastgelegd dat ze niet op zaterdag hoeft te werken.
“De sabbat begint op vrijdagavond, als de zon ondergaat. Elke vrijdagavond stroomt ons huis vol met vrienden. Iedereen neemt iets lekkers mee, ook voor de kinderen. We gebruiken met elkaar de maaltijd, nemen de week door en wisselen nieuwtjes uit. Er wordt vaak vreselijk veel gelachen. Als de zon ondergaat – niet exact op dat moment; we gaan er niet farizeïstisch mee om – openen we de sabbat en bidden we samen, in het besef dat we een bijzondere dag ingaan. Voor alle mensen die erbij betrokken zijn, ook de kinderen, is het een heel waardevol moment. Iets om naar uit te zien.”
Op zaterdagochtend gaat het gezin naar de kerk. “Dat is geen verplichting, maar we kiezen er meestal wel voor. De zaterdagmiddag is ook een tijd om met elkaar door te brengen, als gezin, en met vrienden. De sabbat is een vluchtheuvel in de week, een dag zonder verplichtingen, om te werken aan de relatie met elkaar en met God. De rustdag is als een feest bedoeld.”

De naam adventist is afgeleid van ‘advent’. Zie je uit naar Christus’ komst?
“Ja, in zoverre dat dit het moment is waarop we van onze aardse zorgen bevrijd zijn. Luther benadrukte dat je je niet moet blindstaren op dat moment, en bezig moet blijven totdat Hij komt. Wat dat betreft ben ik, net als hij, van het hier en nu.”

--:--