Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Een tijdelijke rustplaats

De zorg voor onze doden (4)

Onze levensbeschouwing speelt een belangrijke rol bij de beslissing of ons lichaam na ons overlijden moet worden begraven of gecremeerd. Maar hoe zit het als iemand helemaal niet begraven/gecremeerd wordt? En wat te denken van het ruimen van graven? Daarover gaat het in dit vierde artikel uit een mini-serie over de zorg voor onze doden.

Deel:

Belofte
De christelijke visie op begraven of cremeren kan niet worden losgemaakt van het feit dat we belijden dat Christus is gestorven, begraven en opgestaan. Het graf is leeg. Jezus Christus is de eerstgeborene uit de doden, de eersteling van degenen die ontslapen zijn. Zijn opstanding houdt voor ons een belofte in: we zullen opstaan om eeuwig te leven (1 Tessalonicenzen 4:13-18).

Een christen zal, ook in de zorg voor zijn overleden lichaam, een navolger willen zijn van Jezus, wiens lichaam door begrafenis aan de aarde toevertrouwd en in heerlijkheid opgewekt werd. Zo geven we uiting aan ons geloof in de belofte van Hem die heeft gezegd: ‘Ik zal hem (die in Mij gelooft) op de laatste dag uit de dood opwekken’.

Niet begraven - en dan?
Er zijn omstandigheden waarin mensen geen keus wordt gelaten. Denk aan hen die in concentratiekampen zijn gecremeerd, die op zee of bij natuurrampen zijn omgekomen en nooit een begrafenis hebben gekregen. Anderen kiezen voor cremeren, in plaats van begraven. Voor hun eeuwig heil maakt het geen verschil. We worden immers behouden uit genade, door het geloof en niet door een bepaalde stijl van leven of begraven.

Een bezwaar tegen crematie zou kunnen zijn, dat daardoor (een deel van) ons getuigenis wordt weggenomen. Dat getuigenis zit niet in het begraven zijn, maar in het begraven worden. Het is de tarwekorrel die in de aarde valt en sterft - een aards lichaam dat gezaaid wordt om als een verheerlijkt lichaam te worden opgewekt. In dat geloof vertrouwen wij het lichaam aan de aarde toe.

Bij de opstanding zal het zeker geen verschil maken of je wel of niet in een graf begraven of wellicht gecremeerd bent. In alle gevallen is het lichaam uiteindelijk tot stof vergaan. De Here is in staat het lichaam weer op te wekken.

Het ruimen van graven
Doordat we in Nederland ruimtegebrek hebben, worden graven na verloop van tijd geruimd. Iemand zou zich kunnen afvragen of daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan het getuigenis aangaande de opstanding.

Zoals we zojuist hebben gezien, zit het getuigenis niet in het begraven zijn, maar in het begraven worden, in het moment van 'zaaien'.

Nu lijkt het uit het oogpunt van piëteit wenselijk met het ruimen van graven te wachten tot het lichaam van de overledene geheel tot stof is vergaan. Het zal voor de nabestaanden pijnlijk zijn, als nog tijdens hun leven het graf geruimd wordt en zij geen plek meer hebben om hun geliefde te eren en te gedenken.

Soms wordt het ruimen van graven aangeduid als het 'verstoren van de grafrust', waarbij men de voorstelling heeft dat de overledene in het graf slaapt tot de dag van de opstanding. Maar we moeten bedenken dat in het graf uitsluitend het lichaam van de ontslapene ligt. Sterven betekent voor de gelovige immers: 'met Christus zijn' (Filippenzen 1:21). De innerlijke mens neemt zijn intrek bij de Heer (2 Korintiërs 5:8), waar de rust nooit meer verstoord wordt.

Als het lichaam tot stof vergaat en er als zodanig niet meer is, lijkt er misschien wel een emotioneel, maar geen theologisch bezwaar te zijn tegen het ruimen van een graf.

Auteur: Roeland Klein Haneveld

--:--