Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Fout in de oorlog: Hilda’s vader was een NSB’er

'Op Dolle Dinsdag begon voor mij de oorlog'

De vader van Hilda* koos al in de jaren dertig voor de NSB. Tijdens de oorlogsjaren sloot hij zich aan bij de Nederlandse Waffen-SS, omdat hij sterk vermoedde dat Duitsland Europa zou gaan leiden. 'Op Bevrijdingsdag ervaar ik geen vreugde, enkel verdriet.'

Deel:

Hilda (1936): “Ik ben niet verantwoordelijk voor de keuzes van mijn ouders, maar als kind ervaar je dat wel zo. Temeer omdat je door anderen wél als medeverantwoordelijke werd gezien en behandeld. Ik was zestien – zes jaar na de oorlog – toen mensen nog tegen me zeiden: ‘Ze hadden jullie allemaal op moeten hangen!’ Ik vroeg: ‘Ook mijn babybroertje?’ ‘Ja, en je zusjes!’”

Goed en fout krijgen in de oorlog soms een andere betekenis

“Op Dolle Dinsdag begon voor mij de oorlog. Vanaf dat moment werd ik met mijn moeder – zwanger en met zes kinderen bij zich – op transport gezet naar Duitsland. Er passeerde ons een trein, nota bene een Rode Kruis-trein met gewonde soldaten erin. Deze werd beschoten door vliegtuigen van de geallieerden. Ik heb dode mensen gezien en een vrouw beviel van een dood kindje dat daarna naar buiten werd gegooid. Ondertussen was er een Duitse officier die zijn leven waagde voor ons en de andere mensen in die trein. Ik zie hem als held; wat dat betreft krijgen ‘goed’ en ‘fout’ in de oorlog soms een andere betekenis.

De zogenaamd goede Nederlanders die ons in het kinderkamp bewaakten met geweren, hebben ons stelselmatig geestelijk en lichamelijk mishandeld. We moesten ons wassen op de plek waar ook twee wc’s werden geleegd. Tegen mijn moeder zeiden ze over mijn ernstig zieke broertje: ‘Je hoort het wel als hij dood is.’ Hij heeft het overigens overleefd.
De kampbewakers haatten ons. Toen mijn vijfjarige broertje in zijn bed plaste, moest hij – in de kou van het voorjaar 1945 – alleen in de hooiberg slapen, bewaakt door een herdershond. Ik was net negen jaar en zorgde er daarna voor dat we zijn matras ’s morgens zo snel mogelijk omdraaiden. Misschien zeg je: het klinkt als één groot avontuur, maar ik was alleen, en mocht ondanks mijn jonge leeftijd niks van mijn verdriet laten merken.”

Handelen zoals Jezus

Na het kamp ben ik opgevangen door mijn zeer gelovige grootouders. Zij waren geliefd onder de dorpsbewoners, maar ik werd in het dorp nooit gegroet. Vriendschappen aangaan was lastig, er waren genoeg mensen die de geschiedenis van mijn ouders kenden en mij daarom veroordeelden. Er was echter één lagere-schoolmeester die veel voor mij en mijn zusjes heeft betekend. Hij behandelde ons als gewone mensen, zorgde zelfs extra goed voor ons. Hij handelde zoals Jezus, zonder oordeel. Dat deed ons enorm goed.”

Kwetsbare NSB-kinderen

“Mijn vader hield van ons en dacht oprecht dat hij met zijn keuze een betere toekomst voor ons kon bewerkstelligen. Er was een grote groep mensen die door de crisis het hoofd niet boven water kon houden. Mijn vader was een van de kleine middenstanders die failliet gingen. Bij velen rees de vraag: waar gaat het mis? Er zat een groot gat tussen rijk en arm, veel mensen zochten daarom een uitweg. Die vonden ze in het NSB-verkiezingsprogramma, waarin gelijke kansen voor iedereen centraal stond. Dat sprak ook mijn vader aan.
Het is overigens niet zijn NSB-verleden waardoor ik gevoelsmatig levenslang heb gekregen; het is juist de houding van onze omgeving die dit gevoel veroorzaakte, de nare opmerkingen en het feit dat de overheid niet voor kwetsbare kinderen van NSB’ers opkwam. Door mijn geloof en Jezus’ uitspraak dat kinderen niet verantwoordelijk zijn voor de keuzes van hun ouders, heb ik langzamerhand toch nog het gevoel gekregen dat ik in vrijheid mocht leven, zonder schuldgevoel. Ik ben innerlijk bevrijd door de liefde van de Here God en daarmee niet belast met dit verleden, zoals te lezen is in Ezechiël 18 vers 19 en 20.

Toch heb ik met vrienden nooit over deze geschiedenis gepraat. Als ik het zou bespreken, zouden ze niet meer onbevooroordeeld naar me kunnen kijken. Uiteindelijk bepaalt hoe ik denk over de daden van mijn ouders of ik medeverantwoordelijk ben voor de gevolgen. Toen ik veertien was, heb ik hun daden afgewezen en ben ik een andere weg gegaan. Ik zie dat als een vorm van geestelijke ontwikkeling, waardoor ik een andere geloofsontwikkeling heb doorgemaakt en andere keuzes kon maken dan mijn ouders. Toch is de band met mijn ouders niet veranderd; je ouders blijven je ouders. Er viel hun genoeg te verwijten, maar dat heb ik nooit gedaan; je hoeft niet alles uit te spreken, ze wisten het zelf goed genoeg. Beiden hebben de gevolgen van hun keuzes moeten dragen. Ze voelden zich schuldig tegenover ons. Dat spraken ze niet uit, maar ik merkte het aan het feit dat mijn vader er alles aan deed om de sfeer in huis goed te laten zijn. Samen zingen, met z’n allen leuke dingen doen. We hadden altijd een sterke familieband gehad.”

Veel kinderen van foute ouders zijn het vertrouwen in de mensheid kwijt

“Voor mij is 4 mei altijd veel belangrijker geweest dan 5 mei. Op Bevrijdingsdag ervaar ik geen vreugde, enkel verdriet. Ik overdenk dan hoeveel kinderen door de oorlog hun onschuld hebben verloren – in de allereerste plaats Joodse kinderen, aan hen is de grootste misdaad begaan – maar ook kinderen van foute ouders. Veel van die kinderen zijn het vertrouwen in de mensheid kwijt. Daarmee hebben al die kinderen onterecht levenslang gekregen.

Helaas zijn er nu nog steeds veel kinderen die onterecht levenslang krijgen. Wat doen wij aan de bescherming van kinderen op de vlucht? Kinderen scheiden van ouders - zoals in het naoorlogse kamp gebeurde - is een traumatische ervaring. Toch gebeurt dit nog steeds, in welke vorm dan ook. Daar moet aandacht voor blijven.

--:--