Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Geen armoede

De Bijbel Open met dominee Arie van der Veer

Deze week is het in Nederland de Week van de Armoede. Armoede is daarom ook het onderwerp van deze Bijbelstudie. Vandaag gaat het over Deuteronomium 15. In dat hoofdstuk staat armoede centraal. Hoe wil God dat Zijn volk Israël met armoede omgaat?

Deel:

Het Bijbelboek Deuteronomium is een buitengewoon waardevol boek. Het grootste deel ervan is afkomstig van Mozes. Het bevat voorschriften, kanttekeningen bij de wet van God, de Thora, die God in de woestijn aan Zijn volk had gegeven. Mozes bespreekt die wetten, voordat het volk zich definitief gaat vestigen in het beloofde land. Israël heeft jarenlang in de woestijn gewoond. Nu begint het volk aan een nieuw bestaan. Dit hoofdstuk gaat dus over armoede. De hoofdlijn is heel duidelijk: in Israël mag geen armoede zijn. Allereerst, omdat het niet nodig is.

Vers 4: ‘als jullie in het land wonen dat de Heer jullie geeft, hoeft niemand van jullie arm te zijn. Want de Heer zal voor jullie zorgen.’

Aan het land zal het niet liggen en aan God al helemaal niet. Maar helemaal automatisch zal het ook weer niet gaan. God stelt namelijk voorwaarden:

Vers 5: ‘Maar dan moeten jullie wel naar Hem luisteren, en je houden aan de regels die ik jullie vandaag geef.’

Ja, dan mogen ze rekenen op een geweldige toekomst. Een leven zonder langdurige armoede. Zonder de diepe kloof die vandaag de dag wel bestaat tussen in rijk en arm.

Het ideaal

Vers 6:

‘Dan zal de Heer jullie rijk en gelukkig maken, zoals hij beloofd heeft. Dan lenen jullie geen geld meer van andere volken, maar vragen zij geld aan jullie.’

Dat is het ideaal. Maar, ook bij Israël kan het helaas anders gaan. Daar gaat het hoofdstuk ook over. In de praktijk zullen er door allerlei omstandigheden ook bij Gods volk arme mensen en gezinnen zijn. Ziekte en tegenslag kunnen daarvan de oorzaak zijn. Misoogsten en voortdurende droogte kunnen plaatsvinden, net als in de woestijn. Juist met het oog daarop heeft God Zijn unieke geboden gegeven, betoogt Mozes. Als er bij Zijn volk armoede zal ontstaan, dan zullen zij dat met man en macht moeten bestrijden, op een manier die andere volken niet kennen. Boeren die hun oogst zien mislukken, gezinnen die geteisterd worden door ziekte, moeten kunnen rekenen op ruime hulp.

Vers 7 en 8:

‘Ziet u toch iemand uit uw eigen volk gebrek lijden, dan mag dat u niet koud laten. U mag uw hand niet op de zak houden, maar u moet diep in de buidel tasten en hem lenen zo veel als hij nodig heeft’ (NBV). Als de oogst mislukt, zullen de armen geld kunnen lenen zonder rente (23:20). Maar niet alleen dat. Stel dat het steeds maar fout blijft gaan. Een gezin wordt getroffen door de ene na de andere ramp. Dan zal na zes jaar het sabbatsjaar definitieve uitkomst bieden. Mozes herinnert het volk aan het gebod van God om het land om de zeven jaar een jaar braak te laten liggen. Er zal niet worden gezaaid en geoogst.

'Wat er dan nog groeit, mogen de arme Israëlieten opeten. En wat er daarna nog over is, is voor de dieren (Exodus 23:10-11).

Schone lei

Maar het sabbatsjaar krijgt een nog grotere invulling. Mozes adviseert dit: Aan het einde van het sabbatsjaar op de laatste dag zal heel Israël een einde moeten maken aan de schuld die er nog is.

Zo zal iedereen het eerste jaar na het sabbatsjaar kunnen beginnen met een schone lei. Geen schulden meer. Bovendien zullen de mensen die als slaaf waren verkocht, vrijkomen.

Na zeven jaar zal er een nieuw begin zijn voor het hele volk. Zo wilde God de armoede bestrijden, die eventueel bij Zijn volk zou kunnen voorkomen. Hij zal Zich het lot van de armen altijd aantrekken. Als er armen in Israël zijn, en zij roepen in hun armoede tot de HERE, dan zal Hij de rijken dat tot zonde aanrekenen. Helpt de rijke wel, dan mag de rijke absoluut rekenen op de zegen van God. 
Zo zal opnieuw blijken dat Gods volk een ander volk is. Een volk van broeders (Deuteronomium 15:2). Ooit waren zij een slavenvolk in Egypte (Deuteronomium 15:15). Nu is het volk bevrijd en heeft het een eigen land, geschonken door God (Deuteronomium 15:4). Daarom is het volk Israël een ander volk, met andere regels dan de andere volken. Met de Thora als kompas. Israël was ook een uniek volk met unieke wetten. Het was Gods volk. Een volk dat zich zal laten inspireren en laten regeren door de barmhartigheid van God.

Dat is de hoofdlijn, de kern van Deuteronomium 15. Wist u dat de Here Jezus ooit een tekst uit dit hoofdstuk heeft aangehaald? Ik ken die uitspraak van Jezus en u vast ook wel. Maar ik moet u eerlijk bekennen dat ik de lijn naar Deuteronomium 15 nooit zo heb getrokken.

Arme mensen zullen er altijd zijn. Je kunt hen helpen wanneer je maar wilt. Maar ik zal niet altijd bij jullie zijn.’
Marcus 14:3-7 (BGT).

Ik doel op een uitspraak van Jezus. Er was nogal wat commentaar gekomen op het feit dat een vrouw Zijn voeten had gezalfd met buitengewoon kostbare olie.

‘Jezus was in Betanië. Hij was op bezoek bij Simon, die Simon met de Huidziekte genoemd werd. Tijdens het eten kwam er een vrouw binnen. Ze had een flesje met olie bij zich, het was heel dure olie met een lekkere geur. Ze opende het flesje en goot de olie over Jezus’ hoofd.

Een paar mensen werden boos. Ze riepen: ‘Zonde van die dure olie! Die hadden we kunnen verkopen voor een enorm bedrag. En dat geld hadden we aan arme mensen kunnen geven!’ Zo gingen ze tegen de vrouw tekeer. Maar Jezus zei: ‘Laat haar met rust. Doe niet zo boos tegen haar. Ze heeft iets goeds voor mij gedaan. Arme mensen zullen er altijd zijn. Je kunt hen helpen wanneer je maar wilt. Maar ik zal niet altijd bij jullie zijn.’

Marcus 14:3-7 (BGT). De vertaling die ik voorlas, komt uit de Bijbel in Gewone Taal. Ik ben opgegroeid met de Statenvertaling. Die vertaling riep bij mij vaak de vraag op: Wat bedoelde Jezus nu eigenlijk? Daar las ik dat Jezus gezegd had: ‘Want de armen hebt u altijd bij u.’ Dat gaf mij het gevoel dat Jezus Zich toen min of meer afzette tegen deze overdreven aandacht voor de armen. Hij mocht nu weleens in het middelpunt staan. Ik vond het altijd een beetje vreemd. Zoiets zou je toch helemaal niet van Jezus verwachten. Want als er één is geweest, die aandacht heeft gehad voor de arme mensen, dan is Hij het wel, in tegenstelling tot de leiders van het volk. De religieuze leiders worden beschreven als ‘liefhebbers van geld’ die ‘de huizen der weduwen verslinden’ en die de naleving van hun overleveringen belangrijker vonden dan de zorg voor de bejaarden en behoeftigen (Lucas 16:14; 20:47).

God wil geen armoede

Kijk maar eens naar Jezus’ gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Een priester en een Leviet doen net of ze de gewonde man niet zien. Ze schieten hem niet te hulp. Dat is geen toeval (Lucas 10:30-37). Jezus trok Zich het lot van de armen aan.

Mede op grond van deze Bijbelstudie lees ik de uitspraak van Jezus nu anders. ‘De armen hebt gij altijd bij u.’ Die uitspraak ligt nu voor mij in het verlengde van wat God aan Zijn volk had gevraagd. God wilde immers een volk zonder armoede. Aandacht voor en bestrijding van armoede zal bij Gods volk een soort basishouding moeten zijn. De dure zalving van Jezus zal nooit ten koste gaan van de armoede. Integendeel, aandacht en liefde voor Hem baant juist de weg naar God voor nog meer aandacht en liefde voor een wereld in armoede. God wil geen armoede.

Ook Christus’ volgelingen lieten de armen niet aan hun lot over. Wat is het kenmerk van de eerste Pinkstergemeente? ‘Alle gelovigen kwamen steeds bij elkaar. Ze deelden alles wat ze hadden. Ze verkochten hun bezittingen, en het geld gaven ze aan iedereen die het nodig had. Elke dag kwamen ze naar de tempel om samen te zijn. Bij elkaar thuis deelden ze het brood. Vol vreugde aten ze samen, en iedereen was even belangrijk. Ze eerden God, en het hele volk had veel waardering voor hen’ (Handelingen 2:43-47 BGT). Geen armoede. Toch kwam het voor. Israël heeft zich niet altijd aan deze wetten gehouden. Ook de christelijke kerk heeft de kloof tussen rijk en arm te gemakkelijk aanvaard. Daarom is het heel goed om Deuteronomium 15 weer eens te lezen. Wat is Gods wil? Aandacht en liefde, steun voor de armen.

Ook in onze tijd is er nog veel werk aan de winkel.

Geschreven door

Arie van der Veer

--:--