Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Geloof en blijdschap

'Jammer als niet-gelovigen concluderen dat er bij gelovigen nauwelijks een lachje af kan'

Een meisje van drie jaar oud was ziek. Haar opa nam haar op schoot en zei tegen haar: ‘Zal ik voor je bidden?’ Ze keek hem heel aandachtig aan en ze zei: ‘Ja, maar ik ga nog niet naar bed’. Bidden en naar bed gaan hoorden voor haar bij elkaar. Zo is het ook met geloof en blijdschap.

Deel:

Een prachtig voorbeeld daarvan is het boek Lucas. Het boek begint met blijdschap en het eindigt er ook mee. De engelen verkondigden grote blijdschap omdat Jezus geboren was. En na de hemelvaart van de Here Jezus gingen de discipelen met blijdschap naar Jeruzalem terug.

Trouwens, ook het andere boek dat Lucas geschreven heeft, laat de link tussen geloven en blijdschap heel vaak zien. Op de pinksterdag waren de discipelen zo blij dat anderen dachten dat ze dronken waren. Heel typerend is ook wat je leest over de inwoners van Samaria. Toen daar het Evangelie van Jezus Christus gebracht was, kwam er grote blijdschap.

In geen enkel verhaal over Jezus staat zwart op wit dat Hij lachte. Maar het eerste verhaal dat Johannes over Hem vertelt, is wel de geschiedenis van de bruiloft in Kana. En reken maar dat er met zoveel wijn ook gelachen is. In Zijn toespraken heeft Jezus het wel over blijdschap. Hij vertelt zelfs over blijdschap in de hemel. Blijdschap hoort ook bij God.

Toch wordt door menigeen deze relatie niet gelegd. Vele niet-gelovigen leggen eerder een verbinding tussen somberheid en geloof. Mensen die geloven, mogen een heleboel dingen niet. Drinken niet al te veel. Gaan weinig uit. Tobben over hun zonden. Echt genieten kunnen ze niet.

Dat is niet waar. Het is jammer als niet-gelovigen van gelovigen moeten concluderen dat er nauwelijks een lachje af kan. Christenen kunnen echt wel lachen. Echter, de blijdschap die met het geloof te maken heeft, laten we beslist te weinig zien. Maar, eerlijk is eerlijk: het is wel blijdschap die voortkomt en te maken heeft met heel andere dingen.

Geloof en blijdschap horen bij elkaar. Dat kun je in de Bijbel al zien, als je naar het Griekse woord voor blijdschap kijkt: chara. Het is familie van een ander woord: charis. En dat betekent genade. Gods genade over ons is de diepste bron van onze blijdschap. Daarom konden de engelen in Efrata’s velden zeggen dat ze een boodschap van grote blijdschap brachten.
Blijdschap en geloof horen bij elkaar.
Maar het gaat wel om heel wat anders. Niet dat je niet lachen kan. Niet dat het nooit aan de buitenkant is te zien. Het zit van buiten en van binnen. Heel diep van binnen. Het is geen karaktertrek. Je hebt er geen feestje voor nodig. Het is het werk van Gods Geest in je leven. De Heilige Geest en blijdschap horen bij elkaar.

Het is de blijdschap dat je door genade Gods kind mag zijn. Dat door het werk van Christus al onze schuld is betaald.

We weten niet of de Here Jezus gelachen heeft. Maar we weten wel dat Jezus het zo gemaakt heeft dat wij weer lachen kunnen. De blijdschap van het geloof komt bij God vandaan. Vrucht van de Geest. Niets en niemand neemt ons die blijdschap af. Het is blijdschap die je op de been houdt, ook als zwaar verdriet je treft. In droefheid gaat déze blijdschap niet kopje onder.

Omdat God de bron is.

‘Daarom, verblijdt u in de Heer te allen tijde’.

Geschreven door

Arie van der Veer

--:--