Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Guus Labooy: ooit atheïst, nu predikant

‘Ik was wel een beetje een militante atheïst'

Samen met zijn blindgeboren vrouw kun je hem geregeld zien fietsen op een tandem, in hun woonplaats IJsselmuiden of in natuurgebieden. Guus Labooy (1959) was atheïst, maar kwam als student geneeskunde tot geloof én werd predikant. “Het geloof staat sterker dan het atheïsme.”

Deel:

In hun vakantie suisden Guus en echtgenote Klarinne ooit op hun sporttandem duizelingwekkend snel omlaag tijdens een steile afdaling: de teller ging over de 50 km/u. Harder zijn ze nooit gegaan. “Gelukkig kwamen we heelhuids beneden,” zegt Guus Labooy lachend, “maar dit hadden we achteraf misschien beter niet kunnen doen. Het was toch een beetje té. En het verklaart waarom we fietshelmen dragen.”

Voltaire en Nietzsche
Dat Guus Labooy met een christelijke vrouw zou trouwen én dominee zou worden, had hij in zijn jongere jaren voor volstrekt onmogelijk gehouden. Want hij was – net als zijn ouders – een atheïst en las teksten van bekende godloochenaars als Voltaire en Nietzsche. Hun boeken staan nog steeds in zijn studeerkamer, tussen kloeke werken van orthodoxe theologen als Johannes Calvijn en Herman Bavinck. Maar hun levensovertuiging deelt hij niet langer.

Jouw ouders hebben je nog wel laten dopen in de Nederlandse Hervormde Kerk, maar ergens in jouw kleutertijd braken ze radicaal met de kerk en met het geloof?
“Dat klopt. Toen ik 4 of 5 was, hebben mijn vader en moeder zich definitief afgewend van de kerk en het geloof, en spraken ze daar erg negatief over. Zo hebben ze mij opgevoed, en dat werd mijn identiteit.”

Weet je waarom ze definitief afscheid namen van het geloof?
“Daar heb ik nooit helemaal de vinger achter kunnen krijgen. Het was zeker niet omdat ze zwaar christelijk waren opge- voed. In elk geval, als ze erover spraken was dat erg neerbuigend, iets wat nu trouwens heel diep in onze cultuur zit. Zo van: als je nu nog gelooft, moet je wel heel erg dom zijn.”

Ik merk wel dat het me toch extra raakt

Allerlei vooroordelen
Bij het klimmen van de jaren keek hij naar eigen zeggen van steeds grotere hoogte neer op christenen.
Met een glimlach: “Ik was wel een beetje een militante atheïst. Overigens zonder dat ik wist waar ik het over had. Datzelfde zie ik nu veel om me heen: mensen menen vanuit allerlei vooroordelen van alles over het christendom te kunnen zeggen, zonder dat ze er ook maar iets van weten.”

Kun je daar boos om worden?
“Nou, niet echt. Ik was vroeger precies zo.”

Spitten naar betekenis
Na de middelbare school koos Guus voor de studie geneeskunde. Hij ging op kamers in de binnenstad van Utrecht, in de Nicolaas Beetsstraat.

Hoewel je overtuigd atheïst was, ging je als student op zoek naar ‘de zin van het leven’. Zomaar? 
“Op de middelbare school had ik al wel veel belangstelling voor literatuur. In die verhalen ging ik als het ware spitten naar betekenis.”

Wat bedoel je met betekenis?
“Iets van waarde. En weet je wat nou het gekke is? Ik las populaire auteurs van toen die afscheid hadden genomen van het geloof, zoals Maarten ’t Hart en Marnix Gijsen. Maar hun ideeën vond ik saai en oninteressant. Want ‘het nieuwe land’ dat zij ontdekten, het atheïsme, was voor mij van jongs af aan heel gewoon. Ik vond dat ze voortdurend open deuren intrapten.”

New age en filosofie
In zijn zoektocht naar betekenis verdiepte hij zich ook in new age en filosofie, vertelt hij.
“New age was destijds in opkomst in de studentenwereld”, legt hij uit. “Als je het dan toch over geestelijke dingen en spiritualiteit had, moest het wel zoiets zijn. Want men keek neer op het christendom. New age en filosofie hadden aanzien, en beide vond ik interessant.”

Guus Labooy3

Een van de filosofen in wie hij zich verdiepte, was de Deense denker Søren Kierkegaard (1813-1855): een overtuigd christen. “Dat vond ik heel spannend. Want ik merkte: hé, hier gaat het over ‘iets hogers’.”

Kierkegaard neemt de woorden ‘God’ en ‘Jezus’ onomwonden in de mond.
“Precies. En terwijl ik op mijn studentenkamer in Kierkegaard las, overviel mij het besef dat God bestaat.” 

Met stralende ogen: “Dat was zo’n geweldig bevrijdende ervaring. Ik werd overspóéld door vreugde, door het diepste geluk. Dat gebeurde in het vijfde jaar van mijn studie. Het was een fysieke ervaring. De hele kamer werd letterlijk verlicht."

De hele kamer werd letterlijk verlicht

Enkele jaren geleden vertelde je in het tv- programma ‘Andries’: ‘Het was een moment van overgave.’ En: ‘Het wanhopige was ervan af, want je bent gekénd.’ Wás je dan wanhopig? 
“Ja en nee. Als mens kun je je ook zonder God redelijk goed staande houden. Maar ik vergelijk het weleens met een cruiseschip. Op het bovendek wordt volop gedanst en is het gezellig. Dat is een beeld van mijn leven toen, met vrienden, de studie, boeken, enzovoort. Maar beneden in het ruim gaapte de leegte. In mijn zoektocht naar zin probeerde ik, ten diepste, een antwoord te vinden op die leegte. In Hem heb ik dat gevonden. Later ben ik pas veel meer gaan begrijpen dat God aan mij trok. Zoals Augustinus zegt: ‘Onrustig is ons hart, tot het rust vindt in U.’ Ik geloof dat wij als mensen een natuurlijk Godsverlangen hebben. Onze innerlijke onrust kunnen we smoren met ‘het bovendek’. God geeft ons de ruimte om in liefde tot Hem te komen. Zonder dwang.”

Ballingschap
Zijn ouders hadden zeer veel moeite met Guus’ ommezwaai. “Mijn bekering en de keuzes die daaruit volgden, hebben ze nooit willen erkennen. Dat betekende een ballingschap in mijn leven, dat heeft iets van ‘lijden om Christus’ wil’.”

Peinzend: “Ik zou het kunnen vergelijken met een bocht nemen op een tandem, op een smalle weg. Dat is altijd spannend. Het lukt alleen als je het punt in het oog houdt waar je naartoe wilt. Als je zo’n moeilijke periode doormaakt, moet je blij- ven kijken naar het einddoel: naar Hem die mensen opwekt uit de dood, zoals Paulus onder meer in 2 Korintiërs schrijft, waar ik zondag over preek.”

De zondag na jouw bekering ging je naar de Studentenkerk in Utrecht. Voelde de kerk als thuiskomen?
“Zeker. De liefde van God, de broers en de zussen in het geloof... Dat is voor mij fundamenteel.”

Helemaal verdwenen

“Ik heb eerst mijn studie afgemaakt”, vervolgt hij. “Daarna ben ik parttime als basisarts in de psychiatrie gaan werken, zodat ik ernaast theologie kon studeren. De studie vond ik geweldig. Ik was een spons, en wilde predikant worden.

In 1992 werd Guus Labooy bevestigd als hervormd predikant in het Noord-Friese dorpje Rinsumageest, dicht bij Dokkum. “Daarna was ik predikant in Hoek van Holland, Papendrecht en nu al zeven jaar hier, in IJsselmuiden.”

Je zou het kunnen vergelijken met een bocht nemen op een tandem

Theoloog Wim Dekker vertelde jaren geleden in ‘Visie’ dat hij weleens wakker kon liggen van deze vraag: ‘Is het allemaal wel waar wat ik geloof?’ Herkenbaar?

“Die twijfel heb ik – God zij dank – niet. Een andere Latijnse spreuk is op dit punt voor mij ontzettend belangrijk: Fides quarens intellectum: geloof op zoek naar inzicht. Ik ben ervan overtuigd geraakt dat het geloof, ook intellectueel gezien, sterker staat dan het atheïsme. De apologetiek (geloofsverdediging, GJS) heeft mijn speciale interesse. Door dieper te doordenken wat je zelf gelooft en waarom, zie je de waarheid ervan steeds sterker.”

Wat zou je missen als je het geloof niet had?“
Daar kan ik kort over zijn: de Heer, natuurlijk! Die ene Naam. Maar, zoals C.S. Lewis het zo mooi verwoordde: ‘Ik geloof in het christendom zoals ik geloof dat de zon is opgegaan: niet alleen omdat ik de zon zie, maar ook omdat ik daardoor al het andere zie.’ Dat is zo ontzettend waar. Door mijn bekering ben ik nog meer van de schepping gaan houden, ging ik het interessante van geschiedenis zien, en ga zo maar door.”

Na een korte stilte: “Augustinus sprak van ‘een ordening van de liefde’: als God bovenaan staat, krijgen alle andere dingen hun juiste plek. De buitenwacht suggereert vaak dat we alles waarvan we kunnen genieten minder moeten gaan achten als je gelooft. Dat is een karikatuur! Je gaat niet minder van deze wereld, van je werk en van bijvoorbeeld vriendschappen genieten, maar alles komt wel in een ander licht te staan.”

Guus Labooy2

Over vriendschappen gesproken: hoe hebben jij en je vrouw elkaar ontmoet?
“In die Studentenkerk in Utrecht.” Hij wijst naar de oude, zwarte vioolkist die in zijn studeerkamer staat. “Ik speelde vroeger vaak viool, Klarinne piano. Samen met anderen verzorgde zij gezellige avonden voor bewoners van een verpleeghuis. Ik sloot me bij die groep aan. Zo hebben we elkaar ontmoet. In 1987 zijn we getrouwd.”

'We bidden niet om genezing'

Hoe is het voor jou om te preken over Jezus die blinden genas als Klarinne in de kerk zit?
Het blijft even stil. “Het antwoord op die vraag vind ik niet zo makkelijk. Mijn vrouw heeft haar blindheid om zo te zeggen ‘een plek gegeven’ in haar leven. Wij bidden niet om genezing en er ligt in die zin geen spanning op als ik erover preek. Ze heeft wel een groot Godsvertrouwen en een vrolijk karakter. Tegelijk... ik merk wel dat het me tóch extra raakt.”

We verwachten een nieuwe hemel én een nieuwe aarde. Kun jij je voorstellen dat jullie daarop straks samen met stralende ogen rondfietsen? 
Met een brede glimlach: “Als bééld vind ik dat sowieso heel mooi... Soms hebben wij het er samen wel over, hoe het dan zal zijn. Zal zíj daar dan voorop rijden? Zo fantaseren we er soms een beetje over: zie je dan weer...?”

Is dat voor jullie een open vraag?
“Dit zijn de ‘rand-dingen’ van het geloof, geen centrale punten. Er zijn christenen die – bijvoorbeeld – zeggen: ‘Dat ik doof ben, is mijn identiteit. Als je stelt dat mijn doofheid straks over is, is mijn identiteit dan soms niet goed?’ Het punt van de identiteit drijven zij wat ons betreft te ver door. Klarinne gelooft dat ze, ook wat het visuele betreft, straks helemaal herscha- pen zal zijn. Daarin volg ik haar. Maar wat ‘zien’ dán is? Dat laten we open – in vertrouwen.”

Geschreven door

Gert-Jan Schaap

--:--