Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Henk Westerveld verloor in één klap zijn dochter en zoon

‘Ik heb een onstilbaar verlangen naar mijn kinderen’

Wat begint als een heerlijke duikvakantie in Zuid-Spanje, eindigt in een ongekend drama: op 28 juli 1999 krijgt een vrachtwagen een klapband en botst frontaal op een tegemoetkomende auto. In één klap verliest Henk Westerveld zijn dochter, zoon, zwager en neef.

Deel:

De cursieve teksten zijn afkomstig uit het boek van Henk Westerveld, 'De troost van het kleine goede.'

Geschokt en beduusd blijft Henk een moment achter zijn bureau zitten. Hij heeft net een telefoontje gehad van zijn schoonzus met een verpletterende boodschap: “Willemien en Herman zijn dood. En Gert-Jan en Johan ook.”
Alle vier zijn ze de dag ervoor omgekomen bij een dramatisch auto-ongeluk. Hij voelt meteen: dit is het einde van mijn leven tot nu toe. Dan staat hij op en loopt hij naar zijn directeur aan het einde van de gang. Ook daar slaat het nieuws in als een bom. Met de dienstauto van de directeur wordt Henk naar huis gebracht, waar hij het vreselijke nieuws aan zijn vrouw vertelt.

Op basis van het politierapport is door de rechter vastgesteld dat de voorbanden van de vrachtwagen in deplorabele staat verkeerden. En dat de band die het ongeluk uiteindelijk veroorzaakte, al veel eerder had moeten klappen. En dat dit materiaalgebrek zeker aan het licht zou zijn gekomen als de wettelijk verplichte apk-keuring op tijd zou hebben plaatsgevonden. (…) Ik voel het door merg en been. Er gaat een zwaard door mijn hart.

Wie is Henk Westerveld?

Henk Westerveld (1952) studeerde politicologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij was tot aan zijn pensionering in 2016 in diverse functies werkzaam bij het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Op 28 juli 1999 verloor hij in één klap twee van zijn drie kinderen – Willemien (22) en Herman (18) – en zijn zwager Gert-Jan (41) en neef Johan (17).
Eind 2023 bracht Henk een boek uit over dit verlies: De troost van het kleine goede (uitgeverij Van Warven). Hierin vertelt hij het verhaal van voorbijgangers die niet voorbijgingen. Zij waren op het juiste moment op de juiste plaats en deden meer dan ze hoefden te doen.

‘Alles onder controle’

“Het was een prachtige zomerdag, die 29e juli 1999. Mijn vrouw en ik waren net terug van vakantie. Ik zat op kantoor achter mijn bureau bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. Het was rustig vanwege het zomerreces. ‘Alles onder controle’, had ik die ochtend nog tegen mijn baas gezegd. Tot dat ene telefoontje.”

Geen woord Spaans

Behalve twee van de drie kinderen van Henk komen ook de broer van zijn vrouw en een neef om het leven. Diverse familieleden willen direct op het vliegtuig naar Spanje stappen, maar tot hun grote frustratie komt er maar mondjesmaat informatie vrij. “Zelf wachtte ik liever in Nederland op hun lichamen; die zouden er immers zo snel mogelijk zijn, verwachtte ik. En wat moest ik daar in Spanje, als mijn kinderen niet meer in leven waren en we geen woord Spaans spraken?”

Het feestprogramma dat we hadden bedacht voor onze 25-jarige huwelijksdag op 22 augustus zal geen doorgang vinden. De uitnodigingen voor familie, vrienden en bekenden zijn de deur al uit. Tussen de eerste condoleancekaarten op de deurmat vind ik nog een verdwaalde kaart uit de vorige wereld; een kaart gericht aan het bruidspaar met alvast de hartelijke felicitaties.

Machteloos moeten Henk en zijn vrouw afwachten, tot de kinderen tien dagen later eindelijk op Schiphol arriveren. Tot hun ontsteltenis blijken de lichamen zo slecht geconserveerd, dat de geur al door de kisten heen komt. Vanwege de verregaande staat van ontbinding zijn de kinderen niet meer te zien. Een echt afscheid is niet mogelijk.
Met de lichamen komt ook hun bagage mee. De schok is groot als blijkt dat het maar om de helft van hun spullen gaat. Dat vindt Henk nog altijd moeilijk te verkroppen. “Die onzorgvuldigheid verwijt ik de Spaanse politie nog steeds.”

Op mijn werk kon ik weer even ademhalen


Toen ik weer begon met werken, schreef ik aan het begin van mijn eerste wekelijkse rapport voor mijn collega’s dat ik weer aan de gang ging onder het motto ‘net doen alsof je gek bent anders word je het’.

Ontsnappen aan de zee van verdriet

Ondanks het overweldigende verdriet gaat Henk na zes weken weer naar kantoor. “Mijn werk was in die tijd de trapleuning van mijn bestaan, zeg ik weleens. Ik kon er weer even ademhalen, ontsnappen aan de zee van verdriet en boosheid.”
Op een dag, zo’n acht weken na het ongeluk – hij heeft langzaamaan de draad op kantoor weer opgepakt – wordt hij volledig in beslag genomen door collega’s en besprekingen. “Om vijf uur deed ik de deur achter me dicht en kwam het als een schok bij me binnen: ik heb de hele dag niet aan de kinderen gedacht!”

Aangevreten paspoorten

Een jaar na het ongeluk reizen Henk, zijn vrouw en de ouders en broer van Johan af naar de plek van het ongeluk. Wat ze daar aantreffen, gaat alle verbijstering te boven. In de berm vinden ze de aangevreten paspoorten van hun kinderen, inclusief de andere helft van hun bagage: duikspullen, kleding en toiletartikelen.

Via de Vereniging Ouders Overleden Kind geeft Henk twintig jaar lang aan diverse politieacademies gastcolleges over het ongeluk. Na verloop van jaren vertelt hij het verhaal met droge ogen, tot hij bij het punt aankomt van deze ronduit slordige afhandeling door de Spaanse autoriteiten. Dan stokt zijn stem en vullen zijn ogen zich met tranen. Nog steeds is dit voor Henk een van de pijnlijkste onderdelen van het verlies. “Niet dat ik daar nog elke dag over loop te tobben, maar als ik erover praat, komt toch telkens weer die woede, machteloosheid en verontwaardiging boven.”

Welke ontmoeting in Spanje staat u nog het meest bij?

“De ontmoeting met de duikschool­eigenaar heeft ontzettend veel indruk op ons gemaakt. We hadden hem benaderd met de vraag of hij ons wilde vertellen over zijn kennismaking met onze kinderen, de dag voor het ongeluk. Dat wilde hij. Sterker nog, hij heeft zijn agenda schoongeveegd en is met ons in een boot het water op gegaan naar de duikplek. Daar heeft hij de motor uitgezet en ons zo lang als we wilden alleen gelaten met onze gedachten. Zonder woorden heeft hij ons daar de tijd gegund onze geliefden te herdenken. Dat was een soort heilig moment. Daar konden we verder mee. Ik praat niet graag over genade, daar heb ik moeite mee gekregen. Maar in de Bijbel betekent genade iets wat je ‘om niet’ krijgt. Dit was zo’n moment.”

Iets goddelijks

Henk groeide op met gelovige ouders uit middenorthodoxe kring. Al vóór het ongeluk groeide hij meer richting vrijzinnigheid. Dat maakte onder meer dat hij zich niet kwelde met vragen als: hoe kon God dit ongeluk toestaan? “Ik geloof niet in een God die van boven alles in zijn ondoorgrondelijke wil – zoals ik in mijn opvoeding leerde – van boven bestuurt. Alsof Hij naar zijn goeddunken beslist wie wel en wie geen ongeluk krijgt. Ik zie God veel meer in de wisselwerking die er soms tussen mensen ontstaat. Zoals op het water in Spanje, in dat bootje van de duikschoolhouder. Daar ontstond iets transcendents, iets goddelijks. Wat dat dan precies is? Ik weet het niet. Het is iets ongrijpbaars.”

Het kleine goede

In het najaar van 2023 verscheen Henks boek De troost van het kleine goede. Hij beschrijft daarin de kleine ont­moetingen met mensen die na het ongeluk meer deden dan van hen verwacht werd, en daarmee tot grote steun waren. Zoals de duikschoolhouder. En Henks werkgever, die hem alle ruimte gunde. De Spaanse kapster die destijds in de file van het ongeluk had gestaan en daags erna een aantal achtergelaten spullen in de berm vond en deze opstuurde naar de familie Westerveld. “Voorbijgangers die niet voorbijgingen”, zo beschrijft hij hen. Ziet hij in hen iets van God terug? “Niet iets van God met een hoofdletter, maar ik zie in hen wel iets goddelijks. En ook wel iets van genade, al gebruik ik die term dus niet graag. Zij deden kleine goede dingen voor ons.”

Een beetje begrip

In de jaren na het ongeluk leert Henk waardevolle lessen. Dat vergeven niet per se iets is wat je pas kunt doen als de andere partij zijn schuld toegeeft, maar dat het vooral een taak is voor jezelf. “Die klus heb ik nog niet helemaal afgerond. De nonchalance en onverschilligheid van de Spaanse politie blijven me dwarszitten.”

Ik probeer het de chauffeur te vergeven

Hij (de chauffeur, red.) heeft nooit contact met ons gezocht. (…) Hij heeft een andere weg gekozen: de weg van de ontkenning. (…) Prima banden! Die klapband was gewoon domme pech! En bovendien, zo verklaarde hij voor de rechter ruim een jaar na dato: ik heb zelf ook nog steeds last van het ongeluk, want ik heb enorm veel pijn aan mijn rug!
Ik laat die chauffeur los. Ik wil verdrietig zijn. Ik wil ontroostbaar zijn. Zonder verstoringen en bijgeluiden. Voor de volle honderd procent.

Kunt u de chauffeur vergeven?

“Het is heel verdrietig dat het gebeurd is. Maar ik probeer het hem te vergeven. Ik probeer een beetje begrip voor hem te ontwikkelen – hoe moeilijk ook – en dat helpt me om het van me af te zetten. Want dat is vergeven ook: dat het niet meer op je schouders zit, maar dat je verder kunt met je leven.”

Betekent dit dat u genade hebt voor hem, of is dat een stap te ver?

“De chauffeur reed in een vrachtwagen van de firma van zijn zoon. Dus die zoon was verantwoordelijk voor de slechte staat van de banden en voor het ontbreken van de apk-keuring. Dat maakt het verwijt richting de chauffeur toch net weer een beetje anders. Wat ik de chauffeur wél kwalijk nam, is dat hij geen contact wilde. Had hij zijn onmacht maar laten zien, dat zou al zo veel geholpen hebben. Nu is vergeving een soloactie van mijn kant.”

‘Ik stop ermee’

Elkaar als man en vrouw vasthouden na zo’n ondraaglijk verlies is verre van makkelijk, beaamt Henk. Hij en zijn vrouw kregen daarbij hulp van een traumatoloog, die hun een duwtje in de goede richting gaf. “‘Jullie hebben allebei verdriet,’ zei hij, ‘maar uiten dat heel verschillend. En soms heeft de een verdriet, terwijl de ander net weer een beetje uit de put is. Probeer aandacht voor elkaar te houden en vraag elkaar hoe het gaat. Anders red je het niet.’ Dat hebben we geprobeerd en het is ons gelukt. In augustus vieren we ons 50-jarig huwelijk.”

“Maar dat ging niet zonder slag of stoot, hoor”, zegt hij even later. “We zijn heel diep gegaan. Soms zaten we op zulke verschillende golflengtes, dat ik dacht: wat maakt het ook allemaal uit, ik stop ermee. Ik ben m’n kinderen kwijt, waarom zou ik m’n huwelijk nog in stand houden? En inderdaad, zoals die traumatoloog ons al waarschuwde: soms kon de een net weer een beetje ademhalen en trok de ander je weer naar beneden.”

Als ik erover praat, komt toch telkens weer die woede boven

U schrijft in uw boek over “een onstilbaar verlangen naar mijn kinderen die er niet meer zijn”. Hoe ziet dat verlangen eruit?
“Het is een verlangen naar het verleden, naar die goeie ouwe tijd, toen ze hier nog alle drie in ons gezin meedraaiden. Willemien tijdens haar studie theologie in Amsterdam, Herman die zou gaan studeren in Groningen. Laatst zag ik een vroegere vriend van Herman in de supermarkt. Kind voorop in het winkelwagentje. Dat is een pijnlijke aanblik, omdat je weet: dat had Herman kunnen zijn. Ook als ik bij hun graf ben – ik kom er wekelijks – en hun namen op de grafstenen lees, grijpt het me weer aan.”

Onlangs ben ik langs de begraafplaats gefietst zonder aan mijn kinderen te denken op het moment dat ik ter hoogte van hun graf was aangekomen. Is zoiets voorstelbaar?! Is de tijd bezig mijn wonden te helen? Maar ik wil niet hebben dat mijn wonden geheeld worden!

Wordt het verdriet anders met de jaren?

“De momenten dat ik aan het verlies denk, zijn intens, maar niet zo langdurig meer. Dus het wordt minder heftig, behapbaarder. Niet meer zo ontregelend als in die beginjaren. Als ze me jaren geleden vroegen hoe het met me ging, zei ik: ‘Ik doe m’n best.’ Sinds een paar jaar zeg ik dat het goed gaat. Ja, zelfs dat ik gelukkig ben met de dingen die er wel zijn en waar ik van kan genieten.”

U kunt weer vreugde toelaten in uw leven?

“Zo zou je het kunnen zeggen. Al zie ik bijvoorbeeld op tegen ons vijftigjarig huwelijk, deze zomer. Vijfentwintig jaar geleden ging ons huwelijksfeest niet door; veertien dagen eerder waren Willemien en Herman omgekomen. Nu vieren we het wel, al weet ik nog niet hoe we die dag gaan inkleden.”

Eén dag voor Herman zou verhuizen naar zijn studentenkamer in Groningen moest ik hem samen met zijn zus Willemien definitief wegbrengen. Naar hun definitieve point of no return. Naar een station vanwaar nooit meer een trein zal vertrekken.

Geschreven door

Mirjam Hollebrandse

--:--