Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Herinneringen aan Rose Glisten

Marjan en Peter Berk over leven en dood

Marjan Berk is agnost, haar zoon Peter overtuigd christen. Peters vrouw, de bekende gospelzangeres Rose Glisten, overleed in 2005 op 40-jarige leeftijd aan kanker. Hoe kijken moeder en zoon vanuit hun verschillende levensvisie naar deze ingrijpende gebeurtenis? En waar putten beiden troost en steun uit?

Deel:

Rust. Dat is wat de begraafplaats in het zonovergoten Paasloo uitstraalt. De dakpannen van het pittoreske kerkje doen hun best al dat zonlicht zoveel mogelijk te weerkaatsen. Hier ontmoeten moeder en zoon elkaar. De uitgesproken schrijfster Marjan Berk (76) speelde jarenlang in cabaret- en toneelvoorstellingen en musicals, en werkte voor de televisie. Inmiddels heeft ze meer dan veertig boeken op haar naam staan. Haar zoon Peter (54) is als drummer jarenlang verbonden geweest aan onder andere Nederland Zingt en Toon Hermans.

Humor
Moeder en zoon hebben een warme band. De fotosessie met de tandem staat dan ook bol van de kwinkslagen. Marjan is wat dat betreft nauwelijks te remmen, maar om haar op de tandem te krijgen, heeft ze een paar duwtjes in de rug nodig. “Wat een enge fiets, zeg! Ik ben bijna 77,” protesteert ze. “Hiervoor moet ik eerst een week op trainingskamp. Ik kan er niet tegen als ik de controle verlies; het zou toch erg zijn als dit mijn laatste interview was?” “De begraafplaats is in ieder geval vlakbij,” plaagt haar zoon. Het staat vast: humor gaat hand in hand met de familie Berk.
Maar ook de eindigheid van het leven heeft moeder en zoon getekend. Tijdens een Nederland Zingt-tournee in Canada ontmoette Peter gospelzangeres Rose Glisten, die als soliste meereisde. Goede gesprekken volgden, en terug in Nederland kregen de twee een relatie en trouwden. De verslagenheid was groot toen Rose op 4 september 2005 overleed aan een agressieve vorm van kanker. Ze liet Peter achter met drie kinderen, onder wie de toen nog geen 2-jarige Belle. Voor haar schreef oma Marjan Boek voor Belle, omdat zij nauwelijks een levende herinnering heeft aan haar moeder.

Prinses
We strijken neer in de zon bij een eetcafé; de start van een intiem gesprek, met op de achtergrond een koor van levenslustig fluitende vogels. Peter herinnert zich hoe zijn relatie met Rose ontstond. “Toen ik na het tournee in Canada thuiskwam, wilde ik meer van haar weten. Omdat ik wist dat ze ergens op de Arubalaan woonde – dat had ik op haar kofferlabeltje gezien – ben ik op mijn fiets gestapt.” De liefde bleek wederzijds. Dankzij Rose’ geloof kwam Peter dichter bij God. “Ik ben altijd op zoek geweest, deed aan transcendente meditatie. Toen ik Rose leerde kennen, zag ik dat zij geloofde op een manier die mij nieuwsgierig maakte: recht voor z’n raap, spontaan en steeds in gesprek met Jezus. In de Bijbel staat: ‘Werp al je bekommernissen op Mij.’ Zij deed dat echt op de manier van: ik heb een probleem en breng het bij God, dan heeft Hij er een probleem bij. Als een kind – een práchtige manier van geloven. Daar wilde ik meer van weten. Ik ben meegegaan naar haar gemeente, en gesprekken met het voorgangersechtpaar hebben tot mijn bekering geleid.”
Marjan zal de dag dat Peter Rose voorstelde nooit vergeten. “Ze had een rood fluwelen jurkje aan met een slanke middel; zó’n mooi meisje! Mijn moeders familie hoopte altijd op een donker jongetje, en daar kwam Peter met een Oosterse prinses aanzetten.” Inhakend op de bekering van haar zoon: “In mijn ogen was hij door de dood en het gemis van z’n vader op zoek naar een vaderfiguur. Door Rose heeft hij houvast gevonden in het geloof.” Marjan vond het geen probleem dat Peter met Rose ook het geloof meebracht; als haar kinderen gelukkig zijn, is zij het ook. “Ik zag dat je samen met Rose vond wat je zocht. Hoewel ik je ook wel extreem vond; je ging getuigen van je geloof. Daarbij kwam dat Rose mij graag wilde bekeren.” Peter: “Ze wilde je niet bekeren, maar ze gehoorzaamde aan de opdracht om uit te gaan in de Naam van Jezus. Dat is moeilijk te vatten als je je daar niet in verdiept hebt.”

Hartverscheurend
Marjan is graag aan het woord, en Peter moet geregeld moeite doen ertussen te komen. Wanneer Marjan refereert aan hoe belangrijk het geloof voor haar zoon en schoondochter was ten tijde van de slopende kanker van Rose, kan de veelheid van woorden haar tranen niet langer tegenhouden. “God zij gedankt dat Rose geloofde – zonder dat had ze toch niet dood kunnen gaan?! Dat vind ik fantastisch voor haar, maar ik heb zelf die behoefte niet. Daar ben ik agnost voor. Maar ik ben zo dankbaar dat Rose haar hoofd in geloof en overgave kon neerleggen! We wisten dat er een einde aan haar leven kwam, en dat vond ik hartverscheurend! Hártverscheurend!” herhaalt ze met gebroken stem. Het doet Marjan extra pijn, omdat haar eigen moeder na een ziektebed van zes jaar aan kanker overleed. Marjan was toen 18 jaar. “Geloven in Iemand Die dat regelt? Nee, dat soort lijden is niet te verdragen.” Even vult slechts het vogelorkest de stilte. Dan staat Peter op om zijn moeder te omhelzen. “Dat hoeft niet, want daar kan ik zo slecht tegen,” verweert Marjan zich half. “Maar mam, ík heb er wél even behoefte aan.” Na de warme omhelzing verbreekt Marjan de stilte. “Ik heb een enorme facade – mensen denken me te kennen, maar dat is maar beperkt. Ooit heeft een psychiater tegen me gezegd: ‘Jij blijft eeuwig een klein meisje, want er is nooit voor je gezorgd.’ Ik was een kind dat eigenlijk niet is opgevoed; toen ik 5 jaar was, zijn mijn ouders gescheiden. Misschien dat ik daarom de aandacht van het podium zocht, en dat relativeren mijn overlevingsstrategie is geworden. ‘Je hebt toch succes en lieve kinderen?’ zegt men dan, maar er blijft een gat dat niet is te dichten.”
Zelf legde Rose zich in eerste instantie helemaal niet neer bij haar naderende einde. Peter: “Wij zagen haar lichamelijke situatie achteruitgaan. Met christenvrienden zijn we vaak op de knieën gegaan en hebben we samen Avondmaal gevierd. We strekten ons uit naar Jezus’ ingrijpen in haar ziekte, wat niet is gebeurd. Mijn jongste zoon worstelt daarmee. Hij zegt: ‘Mijn mama heeft altijd voor God gezongen; als God kan genezen, waarom doet Hij dat dan niet?’” Dan liefdevol tegen Marjan, terwijl hij zijn eigen verdriet parkeert: “Dat begrijp jij, hè?” Marjan: “Absoluut. In mijn ogen heeft God het behoorlijk laten afweten. Toch worstel ik er niet mee; door Rose’ dood ben ik uitgekomen bij het vroege overlijden van mijn eigen moeder. Ik heb al die jaren verzuimd te rouwen. Toen ik Boek voor Belle schreef, kon ik niet langer ontkomen aan mijn eigen verdriet.”
Hoe verwerkt de gelovige Peter het verlies van zijn vrouw? “Ik probeer er nog steeds mee om te gaan dat ze er niet meer is. Ik heb gezien hoe Rose alles heeft moeten loslaten om te kúnnen sterven – onze kinderen en mij. Ik heb weinig mensen gekend die zo dicht bij de Heer leefden als zij, dus ik hoef me geen zorgen meer om haar te maken; zij is bij de Vader, dus heb ik rust. Maar het is mijn dagelijkse praktijk om als weduwnaar en vader van drie kinderen verder te moeten; ik ben wel ontzettend dankbaar dat het drie ontzettend leuke en gezonde kinderen zijn; dat is een enorme drive om aan de gang te blijven.”

Begrepen
Wat doet het rouwen om een gemeenschappelijke geliefde met de band tussen een agnostische moeder en haar christelijke zoon? Peter: “Ik trouwde rond mijn 35e met Rose. Dan is je moeder niet meer je eerste aanspreekpunt. Ik vond het belangrijk mij los te maken van mijn moeder, en daardoor heb ik haar na Rose’ dood niet zo hard nodig gehad. Zoals je in dit gesprek kunt merken: mijn moeder is een fantastische vrouw, een geweldig mens, maar ze is ook duidelijk aanwezig. Als ik me niet uit die dominantie zou losmaken, zou er een scheve verhouding ontstaan. Met Rose is dat loslaten gelukt.” Marjan lepelt ad rem een zelfgemaakt bijpassend rijmpje op, waarmee ze wederom de lachers op haar hand krijgt. “Ja, ik ben een echte moeder – soms een schat, soms een loeder.”
Moeder en zoon accepteren moeiteloos dat ze simpelweg niet alles kunnen delen. Peter: “Wat wij als gemeente rondom Rose’ sterven hebben meegemaakt, is moeilijk te delen; soms kun je je bij broeders en zusters in het geloof vertrouwder voelen dan bij je familie. Raar om te zeggen, maar toch voel ik het zo.” Marjan herkent dat, maar dan op een ander gebied. “Ik kan maar met een paar mensen over ‘echte literatuur’ praten, de rest spreekt die taal gewoon niet. Er is voor mij niets heerlijkers om in dat opzicht begrepen te worden – zoals Peter dat bij zijn geloofsgenoten voelt.”

Geweten
Peter heeft Rose beloofd hun kinderen ‘in de vreze des Heren’ op te voeden, waarbij hij uitgaat van de Tien Geboden. Marjan: “Ik heb een ander kader: ‘vrijheid in gebondenheid’ – je kunt nooit vrij zijn ten koste van een ander.” Peter: “Maar hoe bepaal je dan je grenzen?” “We hebben ons geweten toch?” verduidelijkt Marjan. Peter: “Ja, maar ons geweten moet geïnstrueerd worden. De één heeft een veel ruimer geweten dan de ander.” Marjan: “Ja, maar je hebt je hersens en je gevoel toch niet voor niets gekregen?”
Peter stelt een wedervraag. “Voor mij geldt ‘vrijheid in geborgenheid’. Vind je mij bekrompen omdat ik mijn normen op Jezus baseer?” Marjan: “Als jij je er goed bij voelt, vind ik het prima, maar ik kan dat niet, omdat ik daar te kritisch en nieuwsgierig voor ben.” Peter: “Dat ben ik ook, maar juist daardoor ben ik de waarheid over God gaan ontdekken. Dat wil niet zeggen dat ik antwoord heb op al mijn vragen, maar er zit voor mij voldoende in om geïnspireerd te zijn en mij te voeden vanuit een Bron Die goed is. Eigenlijk geef jij geen antwoord op de vraag waar jouw geborgenheid vandaan komt.” “Het ongekende laat zich niet kennen – de essentie van een agnostische levenshouding,” reageert Marjan snel. Peter: “Het ongekende heeft Zich wel dégelijk bekend gemaakt! Ik heb Hem persoonlijk leren kennen. Jezus geeft mij het gevoel er niet alleen voor te staan.
“Het klinkt misschien arrogant, maar ik heb Jezus daar helemaal niet voor nodig,” werpt Marjan tegen. “Zonder Hem ben ik ook gelukkig, ik heb vrede in mezelf gevonden. Ik heb mijn moeiten van me kunnen afschrijven. De aandacht en het applaus compenseerden de pijn die ik al tijdens mijn kinderjaren voelde. Schrijven is voor mij de goedmaker geworden – als door God gezonden. Ergens komt het christelijke in mij toch naar boven,” lacht Marjan. “Dus je bent er niet los van?” vraagt haar zoon. “Nee, natuurlijk niet! Maar de connectie tussen Jezus, het lijden en jezelf spreekt me hoegenaamd niet aan. Ik heb in de oorlog mensen hun leven zien geven om anderen te redden; dat vind ik precies hetzelfde. En heel concreet. Ik haal mijn troost uit een kort gedicht van J. Bloem. In eigen woorden: van het geluk hoeven wij niets te verwachten, de enige troost is nachtegalenzang in de koude nachten van mei. Begrijp je?”

Bekeren
De begraafplaats in Paasloo – Marjan wil er ooit begraven worden. Peter leeft in de vaste overtuiging dat Rose nu bij Jezus is. Wil hij zijn moeder nog tot inkeer brengen? “Ik besef dat ik je niet kan bekeren,” zegt hij tegen Marjan. “Dat kan alleen de Heilige Geest. Het enige wat ik kan doen, is je loslaten en voor je bidden.” “Heel goed,” vindt Marjan. Peter besluit: “Ik weet dat Jezus net zoveel van jou houdt als van Rose en mij. Als je op het laatst nog zegt: ‘Here Jezus, ik wil tóch bij U zijn’, dan denk ik: ‘Je weet de weg, klop op die deur.’ Daar heb ik rust en vrede mee.”

Tekst: Hans van de Beek en Wilfred Hermans

Met dank aan Ridder Tweewielers, Nijkerk.

--:--