Ga naar submenu Ga naar zoekveld

"Ieder jaar hoop ik dat-ie doorgaat"

Jan Roelof Kruithof (80) traint voor de Elfstedentocht

Jarenlang was Jan Roelof Kruithof de koning van het natuurijs. Hij won wedstrijd na wedstrijd, behalve de Elfstedentocht. Die werd tussen 1963 en 1985 namelijk niet gereden. Inmiddels is hij 80 en nog altijd volop in training voor de tocht der tochten. “Ik wacht alweer bijna twintig jaar. Als hij niet snel komt, moet ik met een rollator het ijs op.”

Deel:

“Schrijf maar op dat ze nog niet van me af zijn,” grijnst Jan Roelof Kruithof bij het afscheid na het interview in de hal. Hij heeft zijn sportkleding al aan en is klaar voor de dagelijkse fietstraining. Zijn racefiets leunt tegen de zijkant van zijn zelfgebouwde villa in het Drentse Havelte. Voordat hij op zijn 32e begon met schaatsen, had Jan Roelof al carrière gemaakt als architect. “In die tijd moest je jezelf eerst op maatschappelijk vlak bewijzen voordat je kon sporten,” vertelt hij eerder die ochtend. “Ik vond sport altijd al leuk, maar mijn vader was boer en vond het zonde van je tijd. Hij zei: ‘Als je moe wilt worden, kan ik daar wel voor zorgen.’ Ik heb vroeger wel gekorfbald. De eerste training moest ik schoenen van iemand lenen, want die kreeg ik van thuis echt niet mee.”

Troost
Als beginnend schaatser was Jan Roelof al blij wanneer hij met de twee rapste jongens uit de buurt kon meekomen, maar het duurde niet lang of hij was iedereen op natuurijs te snel af. Vanaf 1974 schreef hij liefst negen alternatieve Elfstedentochten op zijn naam. Toen er in 1985 na 22 jaar eindelijk een Friese Elfstedentocht kwam, was het voor Jan Roelof te laat. Hij was inmiddels 48 en verloor de aansluiting met de kopgroep door twee valpartijen bij het klunen. “Ik heb me erbij neergelegd dat ik de tocht niet in mijn beste jaren heb kunnen rijden,” zegt hij kalm. “Natuurlijk had ik het graag anders gezien, maar het is niet zo geweest.” Bovendien boden de alternatieve tochten troost. “Mijn collega’s en ik hebben het grote geluk gehad dat we die tochten in onder meer Finland konden schaatsen. Zonder die wedstrijden weet ik niet of de Elfstedentocht nu nog zo populair was, want als er meer dan twintig jaar geen tocht is, heb je kans dat mensen ermee stoppen."

EO-Visie-Jan-Roeloef-Kruithof-0018183

Lichtjes
Zelf heeft Jan Roelof de hoop nooit opgegeven: “Toen niet en nu niet. De weersomstandigheden zijn duidelijk anders dan in de jaren 40, maar het is niet onmogelijk. Ieder jaar hoop ik dat-ie doorgaat en keer op keer gebeurt het niet. Dat is een teleurstelling, want dan was al dat trainen weer voor niets.” Jan Roelof is 80, maar voelt zich 50. Hij doet aan krachttraining, fietst iedere dag anderhalf uur en wandelt veel. Ondertussen bouwt hij meubels en helpt hij zijn buren uit de brand met wat timmerwerk. Binnenkort pakt hij ook de schaatstraining weer op. “Mijn kinderen zeggen dat ik rustig aan moet doen, maar dat werkt niet voor mij. Als de Elfstedentocht deze winter komt, sta ik in de eerste startgroep en mag ik direct om 05.30 uur weg. Het eerste stuk is dus in het donker. Dat is moeilijk. Ik heb lichtjes aangeschaft en speciale kluunschaatsen voor slecht ijs. Daar kan ik de ijzers makkelijk vanonder halen, zodat ik kan lopen. Vroeger vloog ik over scheuren en gaten, maar dat is niet meer zo.”

‘Gewoon doen’
“Omdat ik twee nieuwe knieën heb, ging het schaatsen vorig jaar iets minder,” vertelt Jan Roelof terwijl hij achterover leunt in een fauteuil bij de kachel. “De coördinatie was een beetje weg. Die probeer ik terug te krijgen door veel te wandelen. Vind je het ook geen wonder dat je met staal in je knieën kunt sporten? Mocht ik geen Elfstedentocht meer meemaken, dan aanvaard ik dat zonder problemen. Ik heb niet meer zo veel te eisen.”

Op het ijs heeft Jan Roelof nog nooit blessures opgelopen, maar bij het fietsen wel. “Ik ben twee keer gevallen. De eerste keer brak ik vijf ribben. Die keer daarna bleek dat ik mijn heup gebroken had, maar dat ontdekten we pas na vier weken. In de tussentijd bleef ik gewoon doorfietsen.” Jan Roelof grinnikt: “De huisarts wist niet wat hij hoorde.” De Drent is geenszins geschrokken van de valpartijen. “Als je thuisblijft, gebeurt je niets, maar dat vind ik saai. Daarbij zit presteren mij in de genen.” Het motto van Jan Roelof is: gewoon doen. “Tijdens wedstrijden zeg ik tegen mezelf: ‘Jan, jij bent moe, maar een ander is vermoeider.’ Wist je dat je jezelf ziek kunt praten? Nou, mij breng je niet van de wijs. Dat is een groot voorrecht.”

Ik heb niet meer zoveel te eisen

Tranen
Het woord ‘voorrecht’ gebruikt Jan Roelof ook veelvuldig als hij vertelt over zijn vrouw Jantina. Zij heeft veel voor hem en zijn carrière betekend. “Sterker nog, als Jantina niet in mijn leven was gekomen, had ik nooit bereikt wat ons samen wel is gelukt.” Als Jan Roelof tweehonderd kilometer aan het schaatsen was, stond Jantina met eten en drinken op hem te wachten bij de controleposten. Ook als het twintig graden onder nul was. “Dat was ontzettend belangrijk om mijn energielevel op peil te houden. Ik had hierdoor veel minder inzinkingen dan andere schaatsers. Mensen denken dat ik een keiharde was, maar onderweg had ik vaak huilbuien. Omdat ik wist dat zij op mij stond te wachten in de kou.” Jan Roelof schiet vol en knippert wat tranen weg. “Ze was een van de weinige vrouwen die er altijd bij was. Het is fantastisch wat zij heeft gepresteerd. Ik kan er niet over praten zonder vol te schieten.”

Wonder
“Uit respect ga ik iedere dag even langs bij haar graf,” vervolgt hij nog steeds emotioneel. In 2013 overleed Jantina aan de gevolgen van een hersentumor. “Dan praat ik even met haar, vertel wat ik die dag gedaan heb. Ze leeft niet meer, maar voor mij leeft ze nog altijd.” Jan Roelof heeft zijn twijfels over het geloof. Toch bad hij tijdens Jantina’s ziekbed vaak. “Toen de diagnose gesteld werd, was haar levensverwachting een half jaar. Uiteindelijk is ze 5,5 jaar bij me gebleven. Dat vind ik een wonder. De laatste periode was ze niet helemaal meer bij, maar we hadden soms nog wel contact.”

Jan Roelof krijgt vaak van mensen te horen dat ze het knap vinden dat hij zijn vrouw al die jaren thuis heeft verzorgd. “Steeds opnieuw antwoord ik dan dat het normaal was wat ik heb gedaan. Ik zie het niet als verdienste.” Jan Roelof moet er niet aan denken dat hij Jantina had moeten opzoeken in een verpleeghuis.“ ’s Nachts ging ik er twee keer uit om even te kijken of alles goed met haar ging. Op zeker moment vroeg de zorgondersteuner van de gemeente: ‘Is het niet beter dat ze naar een verpleeghuis gaat?’ Daar wilde ik niets van weten. We hebben elkaar trouw beloofd in voor- en tegenspoed. Het kostte mij geen enkele moeite om me daaraan te houden. De rollen waren omgedraaid. Nu was het mijn beurt om er tot het laatste moment voor haar te zijn.”

Tekst: Femke Taale
Beeld: Eljee

Geschreven door

Femke Taale

--:--