Ga naar submenu Ga naar zoekveld

‘Ik zette een streep door Hans' levensdroom’

Rietje van der Lee liet alles achter, om samen met haar man Hans te gaan wonen en werken in een Indonesische sloppenwijk. Anderhalf jaar later keerde ze halsoverkop terug naar Nederland. “Ik dacht: ‘Jezus volgen, mag je altijd alles kosten.’ Maar daardoor raakte ik mezelf kwijt.”

Deel:

“Ik zou toch álles doen om Jezus te volgen? En ik had het niet gedaan. Ik voelde dat ik had gefaald,” vertelt Rietje (52) over de gevoelens die ze had, toen ze in het voorjaar van 2011 besloot te stoppen met het werk in Jakarta. Anderhalf jaar eerder, in oktober 2009, was ze samen met Hans naar de hoofdstad van Indonesië geëmigreerd om Jezus te volgen onder de allerarmsten in een dichtbevolkte en smerige slum (sloppenwijk).

Offer

“Het was vooral een grote wens van Hans om onder mensen in een derdewereldland te leven,” legt ze uit. "Ik heb zijn droom altijd mooi gevonden en deed hard mijn best om die ook in mijn leven een plekje te geven. Bovendien zaten er aspecten in die goed bij mij pasten. Ik ben mensen graag nabij en vond het een mooi streven om één te worden met de plaatselijke bevolking.” Het feit dat Rietje haar kinderen en kleinkinderen moest achterlaten, viel haar ondertussen wel ontzettend zwaar. “Toch vond ik dat ik dat offer moest brengen.” 

Het was niet de eerste keer dat het echtpaar naar het buitenland vertrok om op die manier gehoor te geven aan Jezus’ oproep om Hem te volgen. In 1990 verhuisden ze naar Thailand en daarna woonden ze vijf jaar in Kenia. Emigreren naar Indonesië was volgens Rietje dan ook een soort ‘natuurlijk vervolg’ van hun leven. En hoewel ze duizenden kilometers verwijderd was van haar dierbaren, probeerde ze zo goed mogelijk te integreren in de sloppenwijk Prumpung.

Ratten-proof

Verzengende hitte, indringende stank, permanente drukte, overal ratten en voortdurend lawaai: het leven in Prumpung leek in niets op dat in Nederland. Duizenden straatarme mensen, opeengepakt in een wijk vol modder, viezigheid en ongedierte. “Ons huisje stond aan een pleintje, een centrale plaats in de sloppenwijk,” zegt Rietje. “Gelukkig was het wel van steen, een luxe die lang niet iedereen daar had. Daar was ik blij mee, want ik vond het belangrijk dat het een beetje ‘ratten-proof’ was. We hadden geen tafel of aanrecht, dus zitten en koken moest op de grond. Douchen deden we door emmertjes koud water over ons heen te gooien.”

Onbegrepen

Hun dagelijks leven vulde zich met contact met buurtbewoners en studeren op de Indonesische taal. Het feit dat Rietje deze taal niet sprak, maakte het moeilijk om te doen waarvoor ze gekomen was: anderen in de slum nabij zijn. “Ik realiseerde me dat zij een heftig verhaal met zich meedragen, maar ze konden het mij niet vertellen. In mijn leven wilde ik er altijd zijn voor mijn naasten. En als ik merkte dat zij het fijn vonden dat ik er was, gaf dat me energie. Maar in de sloppenwijk gebeurde dat niet. Het had mij alles gekost om bij hen te zijn, en hoewel Hans en ik een plekje kregen in de gemeenschap, konden zij nooit beseffen wat we werkelijk kwamen doen. Ik liep vast, omdat ik niet kon geven wat ik in me had.”

Wat waren de moeilijkste momenten?
“Op de een of andere manier voelde ik me vaak zó onbegrepen. Als ik bijvoorbeeld boodschappen deed, en er net niet goed uitkwam met de taal, werd daar steeds om gegiecheld. Het hoort daar bij de cultuur dat je giechelt om dingen die misgaan. Toch raakte het me altijd. Je doet je best om een van hen te zijn, maar voelt je eigenlijk uitgelachen.”

De ongelukkige combinatie van het gemis van dierbaren en het niet zichzelf kunnen zijn, bracht Rietje binnen anderhalf jaar geestelijk aan de rand van de afgrond. “Ik voelde mezelf wankelen en wist: ‘Als ik hier ook maar íets langer blijf, weet ik niet wat er van mij overblijft.’” 



Heb je meteen aan Hans verteld dat je weg wilde?
“Aan de ene kant wist en zag hij eerder al dat het niet goed ging. Maar aan de andere kant – zo zei hij later ook – wílde hij het misschien niet zien; het was natuurlijk zijn ergste nachtmerrie. Maar toen ik dit bij hem aangaf, zei hij dat we zo snel mogelijk mijn reis naar huis moesten plannen.”

Falen

“Op het moment dat ik besloot te vertrekken, zette ik een streep door de levensdroom van Hans," vervolgt ze. "Iets wat ik hem nooit wilde aandoen, móest ik hem wel aandoen – anders zou ik er zelf aan onderdoor gaan.”

Omdat hun dochter in Jakarta was voor een studieproject, bleef Hans bij haar en vloog Rietje in haar eentje terug naar Nederland. Eenmaal thuis overviel haar een verschrikkelijk gevoel van falen. “Ik had het idee dat ik het ergste had gedaan wat een mens maar kon doen," blikt ze terug. "Iets wat ik had moeten halen, had ik niet gehaald. Dat ging zo ver, dat ik vond dat ik het waard was om naar de hel te gaan. Ik had zoiets van: ‘God, verwerp mij maar.’”

Poppetje

Rietje besefte dat ze hulp nodig had, en klopte aan bij een therapeute. “Toen ik tegen haar zei dat ik naar de hel moest, legde ze een zwart vel papier neer. Ze plantte er een poppetje op en zei: ‘Kijk, hier zit je. Je zit al in de hel. Waar zit je anders?’ Ze pakte nog een poppetje – God – en vroeg me: ‘Waar denk je dat Hij is?’ Ik had geen idee. ‘Kijk,’ zei ze, ‘Hij komt naast je zitten in jouw hel en vraagt hoe het met je gaat.’ Ze liet me zien dat God zo dichtbij kwam in mijn hel, dat de hel oploste: als Hij er is, is er geen hel meer. Zulke sessies hebben me geholpen om op het punt te komen dat ik kon zien dat God mij ontzettend liefheeft, zelfs al doe ik helemaal niets meer en blijf ik voor altijd op een stoel zitten.”

Plicht

“Ik heb mijn hele leven van Gods liefde geweten, maar het is nooit eerder op deze manier tot me doorgedrongen," zegt ze. "Dat ik vastliep in Jakarta, was nodig om me dit te doen inzien. Ik leefde vanuit een plicht die ik mezelf oplegde, om er altijd voor anderen te zijn. Daar had ik geen keuze in, want als ik het niet zou doen, zou ik mezelf schuldig voelen. Nu kan ik daar heel anders naar kijken.”



Wat is er veranderd?
“Ik leef nu vanuit de wetenschap dat het goed is zoals ik ben. Ik hoef niets te presteren, en omdat ik mezelf geliefd voel, kan ik zoveel beter de keuze maken om er voor anderen te zijn. Dat geef ik nu handen en voeten in mijn eigen praktijk voor psychosociale hulpverlening. Het is mijn passie om anderen die op wat voor manier ook zijn vastgelopen, bij te staan en verder te helpen.”

Accepteren

Afgelopen maart was Rietje voor het eerst terug in Jakarta. “Ik was er halsoverkop van weggerend, en met de genezing en heling die ik ervaren heb, wilde ik het graag goed afsluiten. Dat is gelukt. Toen ik zag wat een rotstad het eigenlijk is, kon ik er luchtig over doen en accepteren dat deze omgeving simpelweg niet bij me past.”
Hoewel Hans niet lang na Rietje ook is teruggekomen naar Nederland, is hij nog wel bij verschillende projecten in de stad betrokken gebleven. “Hij heeft het zó op zijn hart en ik gun het hem ontzettend. Natuurlijk voel ik ook liefde voor de mensen daar, alleen weet ik nu dat het niet míjn roeping is om onder hen te werken. Het past wél bij me om Hans daar de tijd voor te geven. Ook al vind ik het lastig om hier langere tijd alleen te zijn: dat is iets wat ik voor ze kan en wil doen.”

Tekst: Femke Taale

Beeld: Eljee

Rietje en Hans

Rietje en Hans van der Lee trouwden in 1981 en kregen samen drie kinderen: Rieneke, Bart en Mirte. In de jaren negentig woonde het echtpaar in Thailand en Kenia, om zich in te zetten voor vluchtelingen. Vanaf 1997 waren ze terug in Nederland. In die tijd was Hans directeur van TEAR en later van Compassion. Ook schreef hij enkele boeken. In 2009 besloten ze opnieuw naar het buitenland te vertrekken. Met de organisatie Servants zetten ze zich in voor de allerarmsten in een sloppenwijk van Jakarta, tot ze in 2011 weer terugkwamen. Rietje gebruikt haar studie psychosociale therapie nu om anderen te helpen in haar eigen praktijk.
 

--:--