Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Jan van den Bosch: ‘Een deel van de familie dacht dat ik gek geworden was’

Wat kreeg Jan van huis uit mee over God en het geloof?

“Gods onmisbare zegen toegewenst”, zei de moeder van Jan van den Bosch steevast als ze - voor kortere of langere tijd - afscheid nam van mensen. Zelfs als haar kinderen ’s ochtends naar school gingen, gaf ze hun deze woorden mee. “Als broers en zussen herinneren we elkaar daar regelmatig aan.”

Deel:

Zijn moeder overleed in 2014 op 87-jarige leeftijd, maar nog altijd denkt Jan (73) met enige weemoed aan haar terug. “Zij is heel bepalend geweest in mijn geloofsopvoeding. Ze was een diepgelovige vrouw, een echte godsvrouw, en dat kan mij nog steeds ontroeren. In tegenstelling tot mijn vader – die een wat stillere gelovige was – sprak zij vrijmoedig over God. De deur stond altijd voor iedereen open, gelovig of niet gelovig. Ze was bovendien een anker voor mij en mijn acht broers en zussen.”

Grote zwarte hoed

Jan bezocht van kinds af aan met zijn ouders twee keer per zondag de christelijk-gereformeerde kerk in Alphen aan den Rijn, waar ze lopend naartoe gingen. “In weer en wind. Dus ook als het regende, gingen we niet met de auto. Mijn zusjes hadden een plastic tasje bij zich met daarin hun hoed, mijn moeder droeg haar grote zwarte hoed al op haar hoofd, die ze met haar hand stevig op z’n plek hield.”

Waar Jan een hekel aan had, was het rode lampje dat voor in de kerk brandde, ten teken dat bezoekers nog niet mochten gaan zitten. Hij en zijn ouders hadden een vaste plaats, “maar ik ben meerdere keren opgestapt om tegen bezoekers te zeggen: ‘Gaat u hier maar zitten.’”

Voelde je je thuis bij die orthodoxe geloofsbeleving?
“Ja, ik heb die tijd nooit als beknellend ervaren. Het hoorde er gewoon bij. Bovendien had ik goede vrienden in de kerk met wie ik heel plezierige ontmoetingen had. Nu denk ik zelfs vaak: wat heb ik een enorme rijkdom meegekregen. Mensen die op latere leeftijd tot geloof komen, hebben bijvoorbeeld veel minder parate Bijbelkennis. Ik kreeg dat allemaal mee op de basis- en zondagsschool. En ja, ik moest natuurlijk ook de catechismus uit m’n hoofd opdreunen, maar de oude psalmen waarmee ik ben opgegroeid, raken me soms nóg. Ik ken ze bijna allemaal uit m’n hoofd. Noem een psalm en ik zing ’m. Psalm 42: ‘Maar de Heer zal uitkomst geven, Hij die ’s daags zijn gunst gebiedt; ’k zal in dit vertrouwen leven, en dat melden in mijn lied.’ Dat is voor mij enorm belangrijk, nog steeds. Ik heb een aantal vakantieparken waar zomers standaard elke zondag die oude berijming wordt gezongen.” Glimlachend: “Zolang ik daar nog wat over te zeggen heb.”

Ik ben een podiumdier

Jan groeide op zonder radio en televisie, maar vooral dat laatste medium had toch een onweerstaanbare aantrekkingskracht op hem. Op zaterdag ging hij naar mensen in de buurt die wel tv hadden en keek hij naar programma’s met Mies Bouwman, een legende in die tijd. “Op zolder speelde ik televisiepresentatortje. Mijn broertjes waren mijn publiek. Het zat er toen al in: ik ben een podiumdier. En ik ben ijdel.” Hij schiet in de lach: “Heb ik dat ook maar gelijk gezegd.”

Je kwam op je 23e als reformatorische broeder bij de EO terecht, in een heel evangelisch bad. Hoe heb je dat destijds ervaren?
“Ik noem mezelf vaak een duif met twee vleugels. Een evangelische en een reformatorische vleugel. Als er één vleugel uitvalt, ben ik vleugellam. Dus ik vind het mooi dat ik die veelkleurigheid heb mogen ontdekken. Ik zeg altijd: ik voel me een vriend, een metgezel van ieder die God vreest.

In de kathedraal in Frankrijk, waar we vanuit camping La Draille zomers zondagse diensten houden, zingen we allemaal – hoedjes, rokjes, korte broeken en topjes – ‘Samen in de naam van Jezus’. Dat is wat mijn leven doordrenkt.”

Ging er bij de EO een wereld voor je open?
“En of! Alleen al op muziekgebied. Ik kwam in aanraking met gospelmuziek – met namen als Michael W. Smith, Adrian Snell en Don Francisco – en haalde The Second Chapter of Acts naar Nederland. En wat mijn toch wel strenge geloofsopvoeding door de jaren heen heeft gerelativeerd, zijn de reizen die ik maakte voor de omroep. In het Amazonegebied zag ik een indianenstam God de lof toezingen in hun blootje. In de street jungles van New York zag ik hoe God werkte onder drugsverslaafden.”

Wat vond je familie ervan dat je bij de EO ging werken?
“Een deel van de familie dacht echt dat ik gek was geworden. Mijn moeder vond het niet erg overigens, mijn vader wel. En andere familieleden ook. Kijk, in die tijd werd de EO in orthodoxe kringen omschreven als de Eeuwige Ondergang. Ja, echt! De televisie was het kastje van de duivel. In de aanloop naar de tweede EO-Jongerendag die ik zou presenteren, zei mijn moeder: ‘Ik zou het ook wel willen meemaken.’ Dus in 1976 zat mijn moeder op de eerste rij, tussen de jongelui. ‘Kind, wat is dit toch mooi’, zei ze na afloop.”

Grootste multinational ter wereld

Jan woont de helft van het jaar in Amerika, waar hij betrokken is bij de Southwest Church in zijn woonplaats. Hoewel hij niet getrouwd is en geen kinderen heeft, vindt hij het niettemin belangrijk een doorgeefluik te zijn. “Ik ben van mijn leven nog nooit bang geweest om het over het geloof te hebben. Nu ben ik natuurlijk geen reizende evangelist, maar ik probeer gesprekken altijd wel een beetje uit te lokken. Ik zit vaak in het vliegtuig, waarbij degene naast mij soms vraagt wat voor werk ik doe. ‘Ik werk voor de grootste multinational ter wereld’, zeg ik dan. Verbaasde blikken natuurlijk, waarop ik zeg: ‘Raad maar.’ Nou, dan komen ze met Google. ‘Nee, nog veel groter, joh.’ Tot ik zeg dat ik christen ben en dat het christendom het wijdst vertakte netwerk ter wereld is. Want of je nu in de uithoeken van China komt, op Fifth Avenue in Manhattan, of in een sloppenwijk van Brazilië, God heeft overal zijn filialen.
Dus als het gaat over doorgeven, denk ik dat we allemaal op onze eigen plek doorgeefluiken mogen zijn. Het is maar net hoe groot je dat luik openzet.”

Heb je zelf ooit getwijfeld aan God of het geloof?
“Eén keer. Ik werkte net bij de EO en ging voor Metterdaad op reis naar de Sahel in Afrika. We kwamen aanrijden met een jeep van het Rode Kruis en ik zag allemaal grijze zakken in het zand liggen. Ik dacht dat er eten in zat. Wat bleek? Het waren stervende mensen. Een vrouw met holle ogen van de honger kwam naar me toe en gaf mij een pakje. Toen ik het aanpakte, zag ik wat het was: haar dode kindje. Op dat moment dacht ik: wat ben ik een sukkel geweest! Ik geloof niet meer in God. Als er een liefdevolle God is, is het onmogelijk dat Hij dit toelaat. Ik heb de hemel vervloekt.

Noem een psalm en ik zing hem

Het gekke was: iedere keer als ik tegen God tekeerging, kreeg ik die tekst uit Johannes 3 in mijn hoofd: ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad…’ 

‘Spijker ’m goed dicht’

Jan is de bedenker van de EO-Jongerendag – presenteerde die bovendien het langst –, heeft een aantal vakantieparken onder zijn beheer en presenteert nog altijd het goed bekeken Hour of Power op RTL 5. Toch denkt hij nog lang niet aan stoppen. “Ik wil nog steeds de hoogste berg beklimmen en in de diepste zee duiken. Tegen mijn medewerkers zeg ik vaak: als ik in mijn kist lig, spijker ’m dan goed dicht, anders kom ik er nog uit voor een laatste opdracht.”

Daar zit iets heel rusteloos in…
“Ik ben een onrustige zoeker, ja. Dat zal ik tot mijn dood toe blijven. Kijk, ik weet niet waar ik heen vlieg, maar ik weet wel dat ik een veilig nest heb. Ik heb veel opgetrokken met Corrie ten Boom. Zij was ook zo rusteloos als ik weet niet hoe. Ze zat nog niet, of ze ging alweer staan.

Ik maakte eens een programma over de Toearegs, een nomadenvolk in de woestijn. Zij vervoeren met hun kamelen zout van de ene plaats naar de andere. Corrie ten Boom zei toen tegen mij: ‘Als een kameel aan het einde van de dag, na een lange tocht door de woestijn, voor zijn meester knielt, neemt hij de last van die kameel af. Die kameel weet dat en knielt al zonder dat zijn meester dat hoeft te zeggen.’ Daar zit een heel mooie les in. Wij blijven soms ook onze last maar dragen. Totdat we knielen voor God. Dan neemt Hij onze last weg.”

Brengt het ouder worden zijn eigen geloofsvragen met zich mee?
“Nee, ik denk niet dat mijn geloof verandert met mijn leeftijd. Wat voor vragen zou ik nog hebben? Ik weet dat ik Gods geliefde kind ben. Dat is voor mij het anker in mijn leven en dat heb ik altijd zo ervaren. En natuurlijk, God is een mooie levensweg met mij gegaan. Ik ben nooit ernstig ziek geweest, ik heb nooit die twijfel gehad die anderen wel hebben. Ik ben een beetje door het leven gevlinderd tot op de dag van vandaag.”

Geschreven door

Mirjam Hollebrandse

--:--