Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Na faalangst en depressie werd Carmen dominee

‘Ik dacht: ik kijk wel waar God me heen leidt’

Dominee Carmen Stoetzer-Melissant (30) past niet in een hokje, met haar deftige predikantenboordje, neuspiercing en lippenstift. Haar verschijning brengt mensen in de bible belt soms in verwarring. Als twintiger belandde Carmen in een depressie, nu eist ze ruimte op om zichzelf te zijn. Met Gods toestemming, dat weet ze zeker.

Deel:

Ze beklimt ’s zondags de kansel op stoere biker boots, gekleed in een nauwsluitend zwart jurkje. Het gesproken woord wisselt ze regelmatig af met solozang vanaf de preekstoel of het podium; voordat ze op de Protestantse Theologische Universiteit belandde, studeerde ze aan het conservatorium. Zelfverzekerd nam ze in januari 2019 haar plek in als voorganger van de Gereformeerd Synodale Kerk in Boven-Hardinxveld (gemeente Hardinxveld-Giessendam). Niets wijst erop dat ze ooit een faalangstig meisje was dat elke uitdaging uit de weg ging.

Ik dacht: de kerk is voor later

Carmen groeide op in Gorinchem. “Ons gezin was een warm nest. Humor en eerlijkheid waren heel belangrijk. Er kon veel besproken worden, er waren weinig taboes. Moeilijke vragen, ook over het geloof, mochten er zijn. Mijn twee zusjes, broertje en ik vonden naar de kerk gaan niet altijd leuk. We saboteerden de wekker weleens. Als tiener ben ik me een beetje gaan afzetten, ik ervoer niet veel van Gods liefde in de kerk. En ik dacht: de kerk is voor later, nu wil ik lekker met vrienden op stap, concerten pakken, naar het strand en naar festivals. Wel geloofde ik nog steeds.”

Vluchtgedrag

Een beetje faalangst had ze als meisje al, maar ze kon ermee leven. Tijdens haar studie aan het conservatorium nam die angst echter zulke ernstige vormen aan dat ze in een depressie belandde. “Ik had een heel laag zelfbeeld, was bang om naar les te gaan en verkeerde antwoorden te geven. Ik ging vluchtgedrag vertonen. Naar zangles ging ik wel, maar voor ritmische scholing en solfège (notenleer) was ik als de dood.”

Lange tijd probeerde ik mooi weer te spelen

Carmen liep studievertraging op. “Ik baalde van mezelf, schaamde me omdat ik wegliep voor lessen. Lange tijd probeerde ik mooi weer te spelen, want ik wilde niet dat andere mensen wisten dat ik zo bang was. Het is een masker dat je ophoudt. Ik vertelde het aan niemand. Dat was een heel slechte karaktertrek; dingen voor jezelf houden en zelf willen oplossen. Misschien is het ook het ‘oudstekindsyndroom’, dat je vindt dat je het allemaal zelf moet kunnen en niemand wilt belasten. Ik merkte dat ik eenzaam was, hoewel ik veel mensen om me heen had. Ik miste aansluiting als het over diepgaande onderwerpen ging.”

Dieptepunt

Uiteindelijk liep ze vast. Ze kreeg paniekaanvallen, lag elke nacht te piekeren in bed, miste steeds meer lessen. “Ik wilde het liefst wegkruipen en niet meer uit mijn bed komen. Op een gegeven moment had ik zóveel gaten in mijn cijferlijst … het werd chaos.” Met een lachje: “Dan kun je niet meer doen alsof alles prima gaat, dan is het afgelopen. Dat was moeilijk.” Haar identiteit stond op losse schroeven. “Ik was geen zangeres meer. Wie ben je dan? Wat moest ik gaan doen?” Op het dieptepunt vroeg ze God de leiding te nemen. “Achteraf zie ik: er is toen een proces op gang gekomen van groei en heling.”

Theologie studeren?

Ze vond een baantje in de keuken van een zorginstelling. “Daar was geen prestatiedruk, ik kon rustig nadenken. Ik kreeg het idee in mijn hoofd dat ik theologie moest gaan studeren. Eerst dacht ik: wat een belachelijk idee, dat past toch helemaal niet bij mij. Ga je iemand met faalangst een opleiding laten doen met het idee dat je op de kansel terechtkomt? Dat is echt idioot. Vreemd genoeg groeide het verlangen toch, ondanks dat ik het doodeng vond. Ik heb heel veel tot God gebeden, merkte regelmatig Zijn aanwezigheid. Dat gaf me dan rust.”

Het was heel bijzonder dat er niet geoordeeld werd

Maar ze was er nog lang niet. “In eerste instantie was er nog geen verandering in mezelf. Desondanks wilde ik Gods plan volgen. Ik dacht: ik kijk wel waar het heen leidt.” Toen ze de knoop doorhakte, stelde ze één voorwaarde: “Ik wilde geen dominee worden, maar geestelijk verzorger ofzo.” Ze schiet in de lach. “Ik wist wel dat Hij me op de kansel wilde hebben. Ik moest bijna een beetje lachen met God, alsof we tegen elkaar zeiden: we weten allebei wel wat de bedoeling is.”

Neusringetje en tatoeage

Tijdens de studie theologie vond ze het lastig om als vrouw haar plek te vinden tussen klasgenoten uit de orthodoxe hoek. “Zij moesten eraan wennen dat ik een neusringetje draag en een tatoeage heb. Ik was daar opnieuw de weirdo. Daar gaan we weer, dacht ik. Maar door de jaren heen groeide begrip.” Lachend: “Als je elkaar leert kennen ontdek je: jullie zijn ook gewoon gek.”

De studie zelf viel aanvankelijk mee. “De bachelor was lekker theoretisch. De master vond ik wel heftig, toen speelde mijn faalangst weer op, omdat je in de praktijk aan de slag moest. Vooral het voorgaan in de diensten vond ik heel spannend. Ik liep ervoor weg. Maar nu had ik door dat ik weer in het oude patroon terechtkwam.” Ze trok de stoute schoenen aan en besprak haar angst met haar supervisiegroep. “Dat werd supergoed ontvangen, ik kreeg zoveel begrip, ze vonden het zo knap dat ik het deelde. Het was heel bijzonder dat er niet geoordeeld werd.” Na haar ervaringen met pestgedrag op de basisschool was dit heel belangrijk. “Mijn vertrouwen in de mensheid werd hersteld. Nu durf ik mezelf te zijn.”

Ik voel me niet schuldig dat ik dominee én vrouw ben

Makkelijk is het nog steeds niet. “Ik word door best wat kringen afgewezen. Familie van gemeenteleden wil bijvoorbeeld niet naar een doopdienst komen omdat ik een vrouw ben. Verbazingwekkend weinig doet het me inmiddels.” Resoluut: “Ik vind het rot voor diegene wiens familie niet komt, maar ik voel me niet schuldig over het feit dat ik dominee én vrouw ben.” Toch erkent ze ook: “Er blijven onbewust van die vragen: mag ik er zijn, ben ik goed genoeg? Dat kan erin resulteren dat je gaat people pleasen, je gaat aanpassen aan de voorkeuren van anderen. Het blijft een uitdaging. Mensen hebben een beeld van jou als predikant, willen dat je bent zoals zij verwachten. Sorry, zo ben ik niet. Nu heb ik een andere mindset.”  

Carmen was in januari een jaar dominee. Ze is een betrokken predikant, maar ziet zichzelf niet als een herder. “Dat is wel een ouderwets woord, hè? Ik denk dat ik eerder een van de Emmaüsgangers ben die een stukje met je oploopt. Een reisgenoot. Jezus is erbij, zonder dat we dat altijd doorhebben. Ineens kan Hij verschijnen, in een ontmoeting tussen mensen. Een soort heilig moment. Jezus zegt ook: waar twee of meer mensen in Mijn naam aanwezig zijn, daar ben Ik in hun midden.”

Thuis

Carmen vindt het heerlijk dat niet alles meer nieuw is. “Het is super om veel dingen voor de tweede keer mee te maken, daardoor heb je meer het idee dat je weet waar je mee bezig bent. Heel fijn. Als er nu iets nieuws is, denk ik: o leuk, iets nieuws, en niet meer: o help. In de gemeente heb ik het goed naar mijn zin, ik voel me echt thuis. De gemeente was al een aantal jaren vacant voordat de beroepingscommissie me benaderde.” Ze schudt haar blonde haren naar achteren en zegt lachend: “Het heeft zo moeten zijn denk ik, de gemeente moest even wachten totdat ik klaar was met mijn studie.”

Lees ook: 'Hanna Wapenaar is straatpastor in Amsterdam'

Tekst: Anne Marie Hoekstra 
Beeld: Jeannine Rijsdijk

--:--