Ga naar submenu Ga naar zoekveld

O God, waarom dat sterven?

Blog van Arie van der Veer

Een paar maanden geleden werd ik opgebeld. Jos vroeg namens haar man Theo of ik zijn begrafenis wilde leiden. Ik wist, dat Theo ziek was, maar niet dat hij zo ziek was dat hij zou gaan sterven. Theo was immers een man die nog midden in het leven stond. Als je 56 bent, behoor je weliswaar niet tot de jonkies, maar je je behoort absoluut niet tot de bejaarden. Nog diezelfde dag ben ik naar het ziekenhuis gegaan. En heb daar Theo gesproken. Theo was ooit mijn catechisant. Toen ik in Zwolle kwam was hij dertien. Al hebben we elkaar echt niet elke week gesproken, kennen doen we elkaar wel. Al vele jaren.

Deel:

Ik trof een heel zieke Theo aan. De dokters had chronische leukemie bij hem ontdekt. Maar daar was het helaas niet bij gebleven. De ene complicatie volgde de andere op. En de laatste dagen had hij ook nog problemen met zijn hart gekregen. Theo verwachtte te moeten sterven. Met al die verschrikkelijke pijn verlángde hij naar het sterven. Theo was bereid te sterven.
God zelf had tot hem gesproken. Dat had hem heel veel moed, en heel veel kracht gegeven.

Het spreken ging moeilijk. Theo had een zuurstofmasker op. Maar hij wilde me heel graag zijn ervaring vertellen: ‘Ik ben normaal helemaal niet een man van stemmen en gezichten’, vertelde hij, ‘maar ik heb Gods stem duidelijk gehoord. Een paar dagen geleden, in mijn diepste nood en pijn, en ik ten einde raad was, schreeuwde ik en bad: ‘Heer, hoe moet dat nu allemaal? En toen hoorde ik en luide stem die zei: ‘Theo, ik ga met je mee.’ ‘Arie, ik moet sterven, ik ben bereid om te sterven. Ik verlang nu om te sterven. Zou jij me willen begraven?’

Op zulke momenten kan ik huilen van geluk en ontroering. Hoe vaak heb ik in mijn leven meegemaakt, dat ik op weg moest om een ander te helpen en te troosten. En hoe vaak hielp die ander mij. Hoe vaak heb ik in mijn leven niet gedacht: ’o God, waarom dat sterven? Hij is nog zo jong?’ ‘Wat moet ik zeggen?’

Antwoorden op die vraag heb ik bijna nooit gekregen, maar wel enorme bemoedigingen. En heel vaak van de stervenden zelf. Ik kan de mensen niet ‘klaar maken’ voor het sterven, verre van dat. MAAR GOD WEL.

Je zult begrijpen, dat het een heel bijzondere ontmoeting was. We waren met z’n drieën: Theo, Jos en ik. En onder dat gesprek moest ik denken aan de dienst van nieuwjaarsmorgen, en met name aan het lied dat Peter de gemeente leerde. Peter en ik mochten samen die dienst doen. En dat was heel fijn. Het is voor mij steeds een wonder geweest om als vader en zoon in dezelfde gemeente te mogen voorgaan. Dat gebeurt niet vaak en is nu tot mijn grote verdriet voorbij.

Peter leerde ons toen het lied van Sela ‘Ik zal er zijn’ (Opwekking 770). Het lied over de grootste Naam van God Jahweh. De naam die betekent en verzekert dat God er zal zijn. We bemoedigden elkaar daarmee.
Onwetend over het jaar dat zou komen. Zoals elk nieuwjaar. Zoals gezegd: toen Theo vertelde van wat God hem gezegd had, moest ik aan die momenten van nieuwjaarsdag terugdenken. Ik vertelde het aan Jos en Theo: ‘We hebben er van gezongen in de dienst van nieuwjaar. Weet je wat de stem van God aan jullie heeft verteld: Zijn Naam. ‘Ik ga met je mee. Ik zal er zijn. Ik ben die ik ben.’
Dat is de boodschap van Gods Naam! ‘Hoe is Uw Naam’, vroeg Mozes. En God vertelde : Jahwe, HERE, dat wil zeggen ik zal er zijn! Ik weet niet of ik het lied toen bij Theo heb gezongen. Kan best, want dat mag ik graag doen. Liederen kunnen een geweldige troost geven.


Ik zing het lied steeds weer en laat het ook steeds weer zingen. We hebben het op de begrafenis van Peter gezongen:

Hoe wonderlijk mooi is uw eeuwige naam.

Verborgen aanwezig deelt U mijn bestaan.

Waar ik ben, bent U,
wat een kostbaar geheim.

Uw naam is 'Ik Ben' en 'Ik zal er zijn'.

'Ik ben die Ik ben' is uw eeuwige naam.

Onnoembaar aanwezig deelt U mijn bestaan.

Hoe adembenemend, ontroerend dichtbij;

Uw naam is 'Ik ben' en 'Ik zal er zijn'.

‘Ik zal er zijn’. 
HERE is zijn Naam. Hij blijft dezelfde. Nee, niet als een standbeeld, maar als de levende God. Nee, niet altijd even begrijpelijk en tastbaar. Soms was en is Hij voor mij juist verborgen aanwezig. Onnoembaar aanwezig. Ik begrijp heel veel niet. Waarom stierf waarom Peter, waarom Theo…. Maar tegelijkertijd klamp ik me, al zingend, vast ik aan die naam. De naam van de levende God. Hij is de HERE. 
‘Ik zal er zijn.’

Wie denkt dat Theo na die ontmoeting gauw gestorven is, heeft het mis. Er leek zich een wonder te gaan voltrekken. Dokters zagen nieuwe perspectieven. Plotseling veranderde de situatie compleet. Theo en Jos en hun kinderen voelden zich als in een achtbaan van gevoelens. Vrienden en familie wisten niet altijd precies wat te moeten en mogen bidden. De gemeente vroeg: ‘Hoe gaat het nu echt met Theo?’

Ineens was het helemaal mis. 
Ik werd weer gebeld. En trof Theo totaal verward aan. Jos vertelde dat het de hele weekend al zo was. Toch waagde ik een poging, vroeg Theo of hij wist wie ik was. En ineens zei hij: dat weet ik heel goed!. Het werd geen lang gesprek. Wel over nu toch te moeten sterven. Ik heb Romeinen 8 gelezen: Niets kan ons scheiden van de liefde van God. “Ik zal er zijn’ had God gezegd. We hebben op die belofte, op die garantie, op Gods Naam gepleit.

Op de begrafenis van Theo hebben we het lied weer gezongen. Jos had één couplet op de rouwkaart laten afdrukken. Op de voorkant er van stond een foto van Theo met een dubbele regenboog op de achtergrond.

Een boog in de wolken als teken van trouw

Staat boven mijn leven zegt: ‘Ik ben van jou’

In tijden van vreugde, maar ook van verdriet

Ben ik bij u veilig. U die mij ziet.

We hebben gezongen over die Naam en ik heb gepreekt over die Naam. Net als op nieuwjaarsdag. Maar nu na heel veel moeilijke gebeurtenissen. Toch blijven we zingen. Huilend, smekend. In rouwdiensten komen allerlei mensen. Ook vaak mensen die niet gelovig zijn. Ik heb hen verteld over wat er gebeurd was. En de kracht die we gevonden hadden en waar we die steeds weer zoeken. Ik heb gezegd: ‘Ik geef iedereen een visitekaartje mee’. Nee, niet van mezelf, maar van God. Het naamkaartje van God. Met daarop Zijn Naam, Zijn adres. Ik heb gewezen op Exodus 3: 13-16. Toen maakte God Zijn Naam bekend: In Egypte, toen Israël in de ellende zat. God zei, dat Hij de ellende had gezien en beloofde er te zullen zijn. ‘Zo heet Ik en daar kun je op aan.’ Na Egypte volgde overigens een lange, zware woestijnreis. Maar steeds heeft Israël steun gezocht en gevonden in die Naam.

Na de meditatie hebben we het lied weer gezongen. Ook dit couplet

O, Naam aller namen, aan U alle eer.

Niets kan mij ooit scheiden van Jezus, mijn Heer.
Geen dood en geen leven,
 geen moeite of pijn.

Ik zal eeuwig zingen, dicht bij U zijn.

De toekomst is zeker, ja eindeloos goed.

Als ik eens moet sterven, als ik U ontmoet,

dan droogt U mijn tranen, U noemt zelfs
 mijn naam.

U blijft bij mij Jezus, laat mij niet gaan.

Het ging over wat God tegen Theo zei. En wat we aan het einde van zijn leven lazen in Romeinen 8. Gods Naam blijft dezelfde. Maar nogmaals Hij is geen standbeeld. Elke keer helpt Hij anders. Ik zie er naar uit. ‘HERE, doe uw Naam eer aan. 
Voor Jos en haar kinderen, voor Annet en haar gezin, voor alle mensen die dit verhaal hebben willen lezen. 

Een dag na de begrafenis van Theo werd er een kleinzoon geboren……

De weergave van deze video vereist jouw toestemming voor social media cookies.

Toestemmingen aanpassen

Geschreven door

Arie van der Veer

--:--