Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Peggy’s vader overleed toen ze 1,5 jaar was

‘Als ik val, ren ik naar mijn hemelse Vader’

Peggy is nog geen twee als haar vader plotseling overlijdt. Ze vertelt over hoe ze in haar leven verlangde naar Gods armen om haar heen – en hoe Hij dat verlangen heeft beantwoord.

Deel:
vader

In 1963 moet de vader van Peggy worden opgenomen in het ziekenhuis. “Hij had de bloedziekte sikkelcelanemie. Nu zou je daar niet meer aan sterven”, vertelt Peggy (57). Maar haar vader, op dat moment 28 jaar, overlijdt wel. Hij laat een jong gezin achter: Peggy is anderhalf, ze heeft een broer van drie en haar moeder is zwanger van een derde kindje. “Op 10 november stierf mijn vader, mijn broertje werd op 24 november geboren. Ze hadden samen de naam ‘Joy’ voor hem bedacht, maar mijn moeder heeft hem ‘Jan’ genoemd, naar mijn vader. Ik heb mijn oudste zoon de naam Joy gegeven.”

Moeder als redding

“Mijn moeder stond als weduwe met een dikke buik naast de kist. Ze had gelukkig een paar goede vrienden, maar verder werd ze niet gesteund door de gemeenschap. In de buurt hielden ze haar in de gaten: wanneer komt de klap? Maar die klap kwam niet.

Mijn moeder was een erg mooie vrouw – er kwamen roddels.” Wat de buitenwereld niet ziet, is dat Peggy’s moeder haar verdriet bij God brengt. “Ze heeft alles van zich afgeschreven in een boek. Daarin schreeuwt ze het naar Hem uit, en tegelijk houdt ze Hem vast. ‘Leer Gij mij nu met U te leven, dan zal het gaan’, schrijft ze. Maar de buitenwereld had een oordeel. Dat is wel iets om over na te denken: mag je met de Heer ergens doorheen komen?

De vreugde van de Heer was haar kracht, haar leven. Ze heeft God aangegrepen, daarmee is ze onze redding geworden. Nadat mijn vader overleed, is ze aan een opleiding tot schoonheidsspecialiste begonnen. Overdag zorgde ze voor ons, ’s nachts was ze aan de studie. Ze heeft de draad weer opgepakt. Ze moest wel, zei ze later, voor ons als kinderen. Mijn vader bad elke avond voor ons allemaal, dan vertelde hij op een eenvoudige wijze wat er in hem omging. Dat nam mijn moeder over. Ze ging ons voor in het leven met God.”

‘Mijn stiefvader kon het gemis naar mijn eigen vader niet wegnemen’

Een aantal jaar later hertrouwt Peggy’s moeder. Met haar nieuwe man krijgt ze nog twee zoons. “Ik moet bij mijn stiefvader denken aan Jacobus 1 vers 27: ‘De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en de Vader is dit: wezen en weduwen bezoeken in hun verdrukking’. Hij deed goed zijn best. Ik heb een onbezorgde jeugd gehad, maar het gemis naar mijn eigen vader kon hij niet wegnemen. In mijn ogen kon hij niet veel goed doen, want ‘mijn vader zou het beter doen.’”

De armen van God

Als jong meisje weet Peggy al dat ze Gods kind is en geeft ze haar hart aan Jezus. Maar als puber komt haar eerste worsteling. “Leuk dat U mijn Vader bent, zei ik tegen God, maar ik heb armen om me heen nodig.” Ze krijgt dan ook haar eerste vriendje. “Het was een christelijke jongen. Het voelde zo goed, ik dacht dat we zouden gaan trouwen. Maar na anderhalf jaar ging het uit. Ik pakte God bij de kraag: Hoe kunt U dit laten gebeuren? In die tijd hoorde ik in een preek: ‘Een plantje dat altijd beschermd wordt door een stolp, blijft zwak. Het heeft regen en wind nodig om sterk te worden.’ Dat was God die tegen mij zei dat ik het moest toelaten. Ik moest mijn verwijt terugnemen – God wist het beter.”

‘Wat een menselijke aanraking vanbinnen veroorzaakt, doet God nog beter’

“Door de jaren heen heeft God me geleerd om Zijn armen om me heen te voelen. Een menselijke omarming is een huidgevoel, dat zich vertaalt naar het innerlijk. Dat zie je ook tijdens deze coronatijd – mensen krijgen ‘huidhonger’. Bij een positieve aanraking voel je je gezien en gekend, bij een negatieve aanraking voel je je afgewezen en gekwetst. Wat een aanraking vanbinnen veroorzaakt, doet God nog beter. Hij kan rechtstreeks naar je hart gaan. Dat is echt intimiteit.”

Ook leert Peggy haar stiefvader als vader te zien. “Toen ik op mijn achttiende het huis uitging, hebben we erover gepraat. Hij heeft altijd gerespecteerd dat hij niet veel ruimte kreeg in mijn leven.  Hij zei dat hij zorgvuldig was geweest om me niet te kwetsen. Dat heeft me zóveel gedaan. Het heeft alle barrières weggenomen. Ik heb hem omarmd en kon hem volmondig vader noemen. Ondanks dat ik hem tot die tijd weinig autoriteit gaf, zag ik in dat hij me had beschermd. Zo wilde hij op m’n zestiende per se dat ik zou worden thuisgebracht na een schoolfeestje. Dat gaf een gevoel van bescherming.”

The warrior is a child

“Op mijn 21e is mijn moeder overleden. Ze was er niet bij toen ik trouwde, niet toen ik zwanger werd. Het is een gemis dat mijn ouders geen opa en oma zijn voor mijn kinderen. Maar net zoals mijn moeder deed, zoek ik het bij God. ‘Komt een van u wijsheid tekort? Vraag God erom en Hij zal u wijsheid geven’, staat in Jakobus 1 vers 5. Ik ben gezegend met ouders die een wegwijzer zijn geweest – nu moet ik het hebben van de Ouder met een hoofdletter. Dat is de dankbaarheid in mijn leven.

Als jong kind had ik al honger naar een papa. Dat verlangen heeft mijn hemelse Vader beantwoord. Het lied ‘The warrior is a child’ van Twila Paris verwoordt dat verlangen goed: ‘I drop my sword and cry for just a while, ‘cause deep inside this armor the warrior is a child. Je mag de wapenrusting van de Heer jong leren hanteren. Dat heeft mijn moeder ook ervaren. De buitenwereld ziet je verdriet niet, weet niet dat je naar de hemelse Vader rent als je valt. Maar Hij pakt je op de knie. Ook ik ren naar mijn Abba.”

God en het lijden

“In de wetenschap is het bekend dat een stiefgezin of eenoudergezin beperkingen geeft voor de kinderen, zoals een achterstand op school. Bij mij is dat niet gebeurd. God vergoedt, royaler dan wanneer dit lijden niet was gebeurd. In de Japanse kunst Kintsugi lijmen ze kapot servies weer aan elkaar met goudlijm. Dat vind ik een mooie gedachte: je bent mooier nadat je met je gebrokenheid naar Christus bent gegaan. Hij heeft je mogen herstellen.”

‘Nu kan ik zeggen: er is geen betere Vader dan God’

“Het is niet verkeerd voor een jong mens om een juk te dragen. Als je al jong door moeilijke dingen heen moet, en je ervaart dat je daardoorheen groeit, geeft dat kracht en vertrouwen. God ziet om naar wezen en weduwen. Nu kan ik zeggen: er is geen betere Vader dan God. Deze periode van pijn zal me helpen in de rest van m’n leven om God te vertrouwen op een dieper niveau.

De hele mensheid vraagt zich af waarom er lijden is in de wereld. Ik heb die vraag leren ombuigen naar God. Je krijgt nooit het antwoord dat je zoekt, maar het is een feit dat het lijden mooie dingen kan uitwerken. Als je daar oog voor krijgt, kijk je over de waaromvraag heen. Jezus heeft Zichzelf gegeven, Hij is het lijden binnengegaan. God is in het lijden. Ik hoop en bid dat mensen dat mogen ontdekken. Door het lijden heen kan God er iets moois van maken.”

Lees ook: 'Vaderdag zonder vader'

--:--