Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Op zoek naar het verschil tussen werk en hobby

Visie en Prediker met hun neus in de bijenkast

Zo af en toe trekken Visie en Bijbelschrijver, koning en wijsheidsleraar Prediker met elkaar op. Vandaag staan ze met de neus in een bijenkast, op zoek naar zin in hobby en werk.

Deel:

Ineens schiet ik in de lach vanwege de absurditeit van de situatie. Hier sta ik te zuigen aan de schouder van een van de meest eerbiedwaardige personen uit de menselijke geschiedenis. Dat deed ik in ieder geval, want lachen en zuigen gaan niet samen. Prediker kijkt me even verwonderd aan; dan breekt zijn gezicht open en grinnikt hij: “Een bij maakt geen onderscheid tussen een koning en een knecht.”

Gestoken

Want dat is de reden dat ik Predikers schouder uitzuig: een bijensteek. Ik maak hem wegwijs in de wondere wereld van de honingbij. Na onze vakantie en trips zijn we in contact gebleven. In onze mailwisseling liet ik vallen dat ik hobby-imker ben, waarop Prediker zijn spreekwoordelijke onderzoeksdrang etaleerde door te vragen of hij met me mee kon kijken. Bij een van deze sessies is er een bij zijn mouw in gelopen, er bij zijn schouder uit gekropen en heeft hem ten slotte – onder de bijenkap – gestoken. Waarna ik de eer had de angel eruit te wippen en de steek uit te zuigen. Nu lachen we samen om dit moment.

Op scherp

Het is bijzonder om samen met Prediker aan mijn hobby te werken. Hij verbaast me iedere keer weer; een vat vol tegen strijdigheden, maar tegelijkertijd een man uit één stuk. Hij is volkomen aanwezig, bijna geobsedeerd door het moment, en tegelijkertijd lijkt hij van een afstandje toe te kijken en af en toe met een rake opmerking of vraag de boel op scherp te zetten. Bijvoorbeeld als ik hem, nog voordat we beginnen, vertel dat ik hobby-imker ben. Hij trekt één wenkbrauw op, kijkt  me even aan en herhaalt het woord, alsof hij het proeft: “Hobby-imker.” Ik: “Ja, hobby-imker.” “Wat betekent dat?” wil hij weten. “Dat ik het niet voor mijn werk doe.” Prediker denkt weer even na, vraagt dan: “Wat is het verschil tussen werk en hobby?” “Hier verdien ik geen geld mee,” antwoord ik. “En welk verschil maakt dat?” Ik denk een tijdje na over de vraag. “Ik denk dat het betekent dat ik dit niet hóéf te doen. Ik doe het omdat ik het leuk vind. Of omdat ik het wil, omdat het mijn tijd waard is.” Prediker kijkt me aan, trekt opnieuw een wenkbrauw op en glimlacht fijntjes. In mijn hoofd stel ik de vraag die hij niet hardop stelt: geldt dat dan niet voor betaald werk? Dat is toch ook mijn tijd waard? Of doe ik dat alleen omdat het iets opbrengt?

Raadselen

Die vragen blijven spelen in mijn hoofd, terwijl ik Prediker uitleg wat we gaan doen. Ik doe voor hoe je de tabak in de beroker aansteekt, waarmee we de bijen rustig gaan krijgen. Ik help hem in zijn imkerpak en we pakken de spullen voor het imkeren: een kastbeitel om de bijenkast open te wippen, theedoeken om de open kasten te bedekken, een klein, plastic kooitje om de koningin in te vangen en een flesje nagellak om haar een kleurtje te geven, mochten we haar vinden. Want dat is het doel vandaag: de koningin van een van de bijenvolken vinden en haar merken, zodat ze de volgende keren eenvoudig te vinden is. Maar mijn hoofd is nog bij de vragen. “Hebt u hobby’s?” vraag ik Prediker, terwijl we onze handen insmeren met lijnzaadolie, om te voorkomen dat we gestoken worden. “Nee,” antwoordt hij. En dan: “Of misschien heb ik alleen maar hobby’s.” Ik schiet in de lach: “U spreekt opnieuw in raadselen.” Prediker volgt me naar de drie bijenkasten die achter in mijn tuin staan en vraagt: “Wat maakt iets de moeite waard? Het geld dat het oplevert? Het feit dat je iets achterlaat in de wereld? Het aanzien dat je krijgt van andere mensen?”  Ik ken het werk van Prediker goed genoeg om te weten dat het daar niet om draait; lucht en leegte is het. Dus ik schud mijn hoofd en antwoord: “Maar wat dan wel?” Prediker glimlacht. “Kom, we gaan naar de bijen kijken.”

Doe ik dat alleen omdat het iets opbrengt?

Verbazingwekkend kalm

Onder het werk is er weinig tijd voor filosoferen. Voorzichtig wrik ik een kast open, spuit er een toefje rook in en wip de ramen die erin zitten los. Ik kijk even naast me; Prediker kijkt met volle aandacht mee. Als ik een raam uit de kast licht, kijken we samen naar de wondere samenleving die zichtbaar wordt. Ik leg Prediker uit wat we zien. Gekleurd stuifmeel, glanzende nectar en een hoop cellen die zijn afgedekt met een laagje was; daar zit honing in. Ik vertel over de bijen die we zien. Werksters, die allemaal hun eigen taak hebben. Sommige maken de cellen schoon, andere maken honing van nectar. Ook zijn er verkenners, nectar- en stuifmeelhalers en bewakers. Iedere bij heeft zijn plekje. Als we bij het onderste stuk van de bijenkast gekomen zijn, gaan we op zoek naar de koningin, die legt daar haar eitjes. We zien larven en broedcellen, en ik leg uit hoe een volk groeit. Ik laat Prediker ook een raam pakken; voorzichtig tilt hij het uit de kast, en samen bestuderen we het, op zoek naar de koningin. Dan zegt hij verbazingwekkend kalm: “Er loopt een bij in mijn mouw.” “Rustig het raam terughangen,” antwoord ik. En als het raam nét terug is gehangen, wordt hij gestoken.

Blauwe nagellak

Ik hang snel een theedoek over de open bijenkast, help Prediker zijn bijenpak uit te trekken en wip voorzichtig de angel uit zijn schouder. Dan zuig ik – met enige gêne – het gif uit en lachen we om dit voorval. Als Prediker opmerkt dat bijen geen onderscheid maken tussen koning en knecht, reageer ik met: “En niet tussen hobby’s en werk.” Prediker glimlacht: “Kom, wij moeten weer aan het werk.”Een half uur later hebben we de koningin ontdekt en haar met een stipje blauwe nagellak gemerkt. Het is Prediker die haar ziet lopen tussen de honderden bijen. Gelukkig reageert hij goed op de bijensteek; het is een mooi, rood heuveltje geworden waar hij weinig last van heeft.

Zwart gat

Als we even later aan een kopje thee met honing uit de tuin zitten, vraag ik Prediker: “Zegt u nu dat het niet uitmaakt of je voor geld werkt of niet? Moeten we allemaal ons werk opgeven en gaan doen wat we willen?” Prediker kijkt me vorsend aan. “Dat zijn twee vragen. Om met de eerste te beginnen: het lijkt me belangrijk dat je onderscheid maakt tussen lucht en leegte en wat er werkelijk toe doet. Geld en bezit zijn altijd een middel. Zodra ze een doel worden, wint de holheid. Want van geld, bezit en status heb je nooit genoeg.” “Een zwart gat,” concludeer ik. Prediker knikt: “Eindeloze leegte.”“Je tweede vraag vind ik een beetje een rare,” vervolgt hij. “Die impliceert dat je werk niet is wat je wilt.” Ik zwijg. Hij heeft gelijk. “Maar,” probeer ik me te revancheren, “als je niet voor geld of status werkt, waarvoor dan wel?” Hij nipt even aan zijn thee, zegt goedkeurend: “Goede honing.” Ik lach: “Is dat het uiteindelijke doel?” Prediker lijkt de grap niet te horen. “Ik vind het uiteindelijke ‘waarom’ nog steeds een moeilijke. Maar ik denk dat we er net iets van gezien hebben. We hebben geproefd van de verwondering om iets wonderlijks, van de eerbied voor de Schepper en van het geconcentreerd doen wat je moet doen.” Hij krabbelt even aan zijn schouder en vervolgt dan: “En we hebben geproefd van het helpen van elkaar. Want met zijn twee is beter dan alleen. Zeker wanneer de bij steekt.”

Beeld: Jedi Noordergraaf

Geschreven door

Pieter-Jan Rodenburg

--:--