Regina Mac-Nack runt al dertig jaar een voedselbank
15 maart 2022 · 08:29
Update: 21 november 2024 · 07:27
Nadat de Surinaamse Regina Mac-Nack drie keer dezelfde droom had gehad, richtte ze voedselbank 'Hoop voor Morgen' op. Wekelijks voorziet ze bijna tweeduizend Amsterdamse gezinnen van een voedselpakket. “Als wij die ene kunnen helpen, is dat het al waard.”
Het eerste wat je ruikt als je Regina’s kantoor binnenstapt? De rokerige geur van Hema-worsten. Ze liggen twee aan twee verpakt in kratjes, naast stapels bananendozen die tot aan het plafond reiken. Aan de muur hangt een ingelijste verschoten pagina uit Het Parool. ‘Amsterdammer van het jaar 2005: Het is Regina Mac-Nack!,’ kopt het artikel met koeienletters. En vlak daaronder zit Regina in levenden lijve op een rood-zwarte bureaustoel. De ‘Moeder van Zuidoost’, zoals de Amsterdammers haar graag noemen. Wat ze zelf van die titel vindt? Ze lacht er hartelijk om. Met een wegwuivend gebaar: “Engel van Zuidoost, parel, moeder – ik heb zo veel namen. Ik vind het dóódnormaal wat ik doe.”
‘Voor wat, hoort wat’
De 61-jarige Surinaamse richtte bijna dertig jaar geleden voedselbank Hoop voor Morgen op in de Amsterdamse Bijlmermeer. Wekelijks voorzien zij en haar vrijwilligers zo’n 1800 gezinnen van een voedselpakket. Haar missie, vertelt ze, begon halverwege de jaren 90, toen ze door een medische fout invalide werd. “Een cyste werd aangezien voor een buitenbaarmoederlijke zwangerschap,” legt ze uit. “Tijdens de operatie werd er een zenuw geraakt – ik verloor het kindje en belandde in een rolstoel.” Ze trekt een vertrokken gezicht: “Stekende rugpijn hield ik eraan over, 24 uur per dag. Eerst kreeg ik pijnstillers. Morfine, diazepam, prednison: niets hielp. Daarna volgde ik intensieve pijntherapieën. Ook zonder resultaat. ‘Leer er maar mee te leven,’ was uiteindelijk de boodschap van de artsen.”
“Maar,” vervolgt ze terwijl ze haar wenkbrauwen optrekt, “ik ben ook gelovig. En als gelovige heb ik het op een gegeven moment uitgeschreeuwd naar God: ‘Waar bent U? Ik wil niet naar een waarzegger of handoplegger, ik wil U persoonlijk vragen om genezing. Als U echt bestaat, haal me dan uit deze situatie. Dan zal ik iets voor U terug doen.’ Waarom ik die belofte eraan toevoegde? Als je wanhopig bent, ga je onderhandelen, hè? En voor wat, hoort wat – dácht ik, maar God werkt niet zo. Hij verwacht niets van je.” Een paar maanden later gaat Regina naar een genezingsdienst. “Nog vóór de dienst begon, voelde ik drie warme porren in mijn rug en verdween de pijn. Ik kon weer lopen zonder dat iemand me hoefde te ondersteunen. En, nog belangrijker: ik kon weer voor mijn twee kinderen zorgen. Tot op de dag van vandaag ben ik pijnvrij.”
Tientallen gezinnen
Ondanks dat Regina volledig is hersteld, blijkt het niet zo makkelijk om weer een baan te vinden. “In die tijd kreeg ik drie keer dezelfde droom,” vertelt ze. “Ik zag mezelf op straat eten uitdelen. Mensen liepen op schoenen met gaten, hun kleding was vies en gescheurd. Eerst hield ik de droom voor me, maar bij de derde keer deelde ik het met mijn man. ‘Heb je niet iets beloofd aan God?’ vroeg hij me toen. Hij had gelijk. Misschien moest ik terug naar Suriname, dacht ik. Want in Nederland was toch geen armoede? Tot ik een wandeling maakte over de Zeedijk in Amsterdam. Daar zag ik ze opeens: verslaafden die uit de prullenbak aten, ongedocumenteerden zonder huis, inkomsten en eten. Samen met een vriendin reed ik er met een afgeladen auto naartoe, en deelden we soep en broodjes, drinken, kleding en schoenen uit.”
Je moet vertrouwen hebben als je God iets vraagt
Jarenlang is Regina elke donderdagavond op de Zeedijk te vinden, tot er op een winterse zondagochtend een moeder met haar drie kinderen voor de deur staat. Regina: “Ze zagen er onverzorgd uit. ‘Hebt u een restje van de daklozen over?’ vroeg ze. Ze was wanhopig. Haar man was bij haar weggegaan, de elektra was afgesloten en ze had geen eten meer voor haar kinderen. Ik warmde chocolademelk op en maakte tosti’s – met z’n vieren hebben ze twee hele broden naar binnen gewerkt. Ik trok mijn voorraadkast leeg en gaf ze twee tassen met eten mee, genoeg voor een week. Bij de deur draaide ze zich nog even om: of ze volgende week weer mocht komen? Ja, zei ik. De week daarna stond ze niet alleen voor de deur, maar had ze nog een moeder meegenomen. En voor ik het wist, stonden er tien gezinnen, twintig gezinnen en uiteindelijk zelfs een rij van tientallen gezinnen per week voor mijn deur. De hulp kwam van alle kanten. Buren stonden in mijn woonkamer aardappels, brood en fruit in te pakken. In de winter zette ik de verwarming uit om de groente vers te houden. En zo ontstond vanuit mijn eigen huis de voorloper van de Amsterdamse voedselbank.”
‘Leuker dan saai kantoorwerk’
Twee jonge vrouwen stappen de kantoorruimte binnen met een formulier, dat Regina moet ondertekenen. Ze lopen stage bij de zorgbrigade, een initiatief waarbij mensen die langere tijd geen werk hebben gehad een baan en een mbo-opleiding richting de zorg krijgen. Terwijl Regina met een paraaf hun aanwezigheid van die ochtend bevestigt, begint zorgbrigadier Safira te vertellen: “Op andere dagen doen we activiteiten met oudere mensen die nog thuis wonen, zoals boodschappen halen, samen foto’s kijken, of dansen.” Safira komt net terug van zwangerschapsverlof en is kortgeleden vertrokken bij haar vriend. “Nu moet ik aan mijn toekomst denken,” zegt ze met een trotse twinkeling in haar diepbruine ogen. “In juni heb ik mijn examen, en daarna wil ik een baan zoeken in het magazijn van een distributiecentrum. Dat lijkt me veel leuker dan saai kantoorwerk!” Van de gemeente krijgt ze een kleine tegemoetkoming voor haar stage. “Ik ben nooit rijk geweest, dus ik kan van weinig leven,” vervolgt Safira terwijl ze wegwerphandschoentjes aantrekt om de Hema-worsten in zakjes te verpakken. “Het maakt me niet uit dat ik alleen bij tweedehandswinkels kan shoppen. Als ik mijn kinderen maar kleren kan aantrekken en ze te eten en te drinken kan geven.”
Pallets vol voedsel
In de gang klinkt het geratel van wieltjes op een plavuizen vloer. Vrijwilliger Karel duwt een karretje met zakken vers gesneden hutspot voor zich uit naar het kleine magazijn naast het kantoor. Daar heeft hij tientallen kratten uitgestald waar hij allerlei producten over verdeelt – van speculaaskoekjes tot de net verpakte Hema-worsten. Vandaag is er meer dan genoeg voedsel om uit te delen, maar dat gaat ook weleens anders, vertelt Regina. “Om twee uur gaan we altijd open voor de klanten. Maar een keer hadden we om half twaalf nog niets om te geven. ‘Laten we bidden en God om hulp vragen,’ zei ik tegen de vrijwilligers. Precies om vijf voor twaalf stond er een vrachtwagen voor de deur. Pallets vol voedsel reden ze hier naar binnen, we wisten simpelweg niet waar we het moesten laten.” Glimlachend: “Je moet vertrouwen hebben als je God iets vraagt. Als je zegt dat je gelooft, geloof dan niet half – je gelooft helemaal, of helemaal niet.”
Lintje van de koning
Inmiddels is ook vrijwilliger Elza gearriveerd. “Elza komt helemaal uit Wilnis,” stelt Regina haar voor. “We zitten in dezelfde kerk: God’s Embassy Amsterdam. Heb je het al verteld, Elza?” De Surinaamse knipoogt ondeugend, maar voordat Elza iets kan zeggen, ratelt ze alweer verder: “Elza heeft een lintje gekregen van de koning. Ze doet al jaren vrijwilligerswerk, ook in een vrouwengevangenis. Maar ik praat voor haar, hè? Zeg het zelf maar.” Elza lacht bescheiden: “We hebben elkaar allemaal nodig, toch? Samen met mijn man heb ik ervoor gekozen mijn baan op te zeggen, zodat er ruimte ontstaat voor vrijwilligerswerk. Uit dankbaarheid naar God, want we voelen ons zo gezegend. En ook vanuit dienstbaarheid naar de maatschappij. Waarom ik juist bij deze voedselbank wilde werken? Omdat het hier niet alleen om de goede werken draait, maar ook om geloof. Dat vind ik belangrijk.”
Elza pakt een blok briefjes met nummers, zoals je die normaal gesproken bij een garderobe krijgt. “Ga je mee naar buiten?” wenkt ze. De deur van het magazijn gaat onder luid gepiep en gekraak open. En warempel: hoewel de pakketten pas over een uur uitgedeeld worden, staat er al een handjevol mensen buiten. De voedselbank bevindt zich onder in een flatgebouw, en hier suist de wind er verraderlijk koud langs. “Wie was hier het eerst?” vraagt Elza. De klanten vormen automatisch een rijtje. “We proberen een volgorde aan te houden in het uitdelen,” legt Elza uit terwijl ze nummertje voor nummertje afscheurt en overhandigt aan de wachtenden. “Sommige mensen staan hier al vanaf half één, terwijl we pas om twee uur opengaan. Dan is het niet eerlijk als iemand die vijf minuten van tevoren aan komt lopen, als eerste aan de beurt is.” Een klant blijft voor haar staan: “Mag ik een extra bonnetje? De buurman is even weg, maar hier staat zijn tas.” Elza schudt vriendelijk haar hoofd: “Nee, hij moet zelf komen. Maar ik houd wel een nummertje voor hem apart, dan kan hij ’m bij mij ophalen.”
Geen subsidie
In tegenstelling tot reguliere voedselbanken krijgt Hoop voor Morgen geen subsidie. Elke klant geeft een bijdrage tussen de een tot drie euro per pakket. “In combinatie met donaties van particulieren betalen we daarvan de huur en elektra,” vertelt Regina, terwijl ze een ruimte met grote koelingen in stapt. Ze trekt een enorme koelkastdeur open en verzamelt een paar bekers yoghurt voor de pakketten die naar oudere mensen gaan. Vrijwilliger Teun – een tanige Amsterdammer van in de 70, die al decennia in de Bijlmer woont – bezorgt ze bij hen thuis, omdat ze niet meer naar de voedselbank kunnen komen. “Waarom we geen subsidie krijgen?” vervolgt ze, terwijl ze nog een paar peren in een zakje doet. “Ik doe het op mijn manier – de beste manier. Eerst helpen we de mens. Daarna kijken we pas wat er aan de hand is.”
In de winter zette ik de verwarming uit om de groente vers te houden
Die moet je even uitleggen.
“Onze liefde voor mensen vormt ons uitgangspunt. Als je in nood bij me komt, ga ik niet zeggen: ga naar huis, en kom eerst met afschriften van drie maanden loon, elektra, huur en ziektekostenverzekering. Pas als je dat gedaan hebt, krijg je misschien een pakketje van mij. Vaak gaan er een paar weken overheen voordat je afschriften van de woningbouw krijgt. Intussen loopt het thuis uit de klauwen, gaan de kinderen zonder eten naar school en kan mama de salarisstroken niet vinden. Zo werkt het toch niet? Wij helpen eerst. Daarna maken we een afspraak om thuis langs te komen. Bij een reguliere voedselbank kan dat niet. Daar moet je eerst tot op de komma bewezen hebben dat je het nodig hebt. Verdient iemand vijf euro te veel voor de voedselbank? Dan is hij hier alsnog welkom.”
Word je weleens voor de gek gehouden? Goedkope spullen trekken misschien ook andere mensen aan?
Regina veert op: “Natuurlijk is er altijd wel iemand. Maar die ene moet niet maken dat ik de rest ook over één kam scheer. Nee! Als wij die ene kunnen helpen, als dat ene kind zijn eigenwaarde terugkrijgt doordat hij iets naar school kan meenemen, is dat het al waard. Bovendien: als je me voor de gek houdt, kom ik er wel achter. Uiteindelijk moet je toch met papieren komen.”
Je doet dit al dertig jaar: heb je de afgelopen decennia veranderingen gezien rondom armoede?
“Sinds de coronacrisis is het heftiger. Vóórdat corona losbrak, kwamen hier rond de achthonderd gezinnen, nu zijn dat er bijna tweeduizend. En toch is er altijd weer wat. Ik zag ook een golf aan aanmeldingen toen de euro werd geïntroduceerd. En wat dacht je van de economische crisis in 2008?” Zuchtend: “Ik kan er een boek over schrijven, en dat doe ik ook. In juli komt het uit.”
Balans
Het is twee uur: de voedselbank gaat open. Sinds corona worden de pakketten buiten uitgedeeld, en daarom zetten vrijwilligers de kratten op tafels die tegen de buitenmuur van de flat staan. Klanten van allerlei pluimage zoeken uit wat ze die week kunnen gebruiken, en krijgen tot slot nog brood en eierkoeken. “Vluchtelingen zonder papieren tot hoogopgeleiden komen hier voor hulp,” vertelt Regina later, terwijl ze ook een kratje naar buiten sjouwt. “En bij elk interview krijg ik weer die vraag: waar hoop je op? En dan geef ik altijd hetzelfde antwoord: dat dit niet meer hoeft. Dat er meer balans komt tussen de inkomsten van mensen.” Vrijwilliger Elza luistert mee en reageert: “En je wilt een groter gebouw, dat moet ook genoteerd worden. Deze locatie is veel te klein om praktisch te werken.” Regina knikt: “Een grotere ruimte is zeker nodig. Maar mijn liefste wens? Dat dit ophoudt. Ik kan altijd nog kinderwerk gaan doen.”