Als je opgenomen wordt in de ruimte van God doen twijfels en zekerheden er niet meer toe…
Als Job in een kerkdienst de ongelovige Thomas in zichzelf de ruimte mag geven, stuit hij op een teveel aan eigen gelijk. Want ook twijfel kun je te zeker weten, weet hij als ex-atheïst.
Mijn vriendin en ik namen laatst deel aan een Thomasviering in de Dorpskerk in Zuidlaren. Dat is een kerkdienst waarin de liturgie ruimte biedt aan de ongelovige Thomas in jezelf. Je wordt gedwongen je geloofsvragen en die van anderen serieus te nemen en te onderzoeken. Het leidde tot een wonderlijke, diepe ervaring.
Het hart van de dienst heette ‘Heilige Chaos’: een periode van 20 minuten waarin iedereen werd uitgenodigd zelf invulling te geven aan het thema van de dienst. Door te mediteren, een eenvoudig gedicht te schrijven, of een dankgebed of voorbede, een stillewanddiscussie te voeren met anderen, of eenvoudigweg door een kaarsje aan te steken.
Ook twijfel kun je te zeker weten
Terwijl mijn vriendin in een bankje plaatsnam in het schip van het sfeervolle dertiende-eeuwse kerkje, om in stilte na te denken en te bidden, probeerde ik een ‘elfje’ te schrijven. Toen ik daarmee klaar was, dwaalde ik wat door de kerk. Op een tafel lag een verzameling stenen waarop een woord was geschreven. Ik pakte een steen waarop ‘luisteren’ stond – niet mijn sterkste punt.
Met die steen in mijn hand keerde ik terug naar mijn stoel in het koor van de kerk, staarde naar de groen-oranje plavuizen en voelde me met alle andere, zwijgende aanwezigen opgenomen in de ruimte van God – wat dat ook moge zijn. Het was een ervaring die ik niet kan beschrijven, maar hooguit kan stamelen met woorden als ‘samen’, ‘verbondenheid’, ‘liefde’, ‘openheid’, en ja: ook ‘luisteren’.
Als we in de kerk zingen of bidden, ervaar ik soms iets soortgelijks. Zoals bij het slotlied van de Thomasviering, geschreven door predikant Reinier Kleijer op de melodie van psalm 146. Ik hoop het nog vaak te zingen, zeker het laatste couplet: ‘Wees de zekerheid als twijfel / ons verlamt tot op het bot. / Laat in ons het inzicht rijpen / van wat mensen noemen ‘God’. / En zaai twijfel in mijn geest / als ik U te zeker weet.’
Dat paradoxale samengaan van twijfel en zekerheid is precies waarmee ik worstel. Want, daar ben ik inmiddels wel achter, ook twijfel kun je te zeker weten. Zelfs zo dat het een nieuw eigen gelijk wordt.
Geloven was voor domme mensen
Een paar maanden geleden had ik een discussie met mijn vader, een warme man vol liefde. Ik vertelde hem dat ik niks kon met zijn manier van geloven, met dat zeker weten van de Vergadering van Gelovigen. Ik betoogde dat die verzoening door het bloed van Christus toch vooral een middeleeuwse constructie van Anselmus was. Dat ik hemel en hel heel concreet interpreteer als de aan- en afwezigheid van God hier op aarde en het goede doen, dat ik al die toekomstvoorspellingen die hij aan de Bijbel ontleent maar totale onzin vond – zo hakte ik ruw en liefdeloos de bouwstenen van mijn eigen kathedraal van zeker weten uit.
Twijfel kan even geestdodend zijn als zeker weten.
In de eerste jaren nadat ik mijn geloof was verloren, was ik volledig overtuigd van mijn ongeloof. Ik twijfelde niet en was een hardcore atheïst. God bestond niet, geloven was iets voor lafaards en domme mensen. Alles wat je als mens moest weten, vond je in de wetenschap. Ik wist precies hoe het leven in elkaar zat en verkeerde in een voortdurende staat van verbazing over het feit dat niet iedereen er net zo over dacht als ik.
Ondertussen las ik alle romans die ik te pakken kreeg en luisterde ik heel veel naar muziek. De ironie daarvan zag ik pas later. Want waarom zou je fictie lezen en naar muziek luisteren als wetenschap zaligmakend is?
Ik begon het religieuze opnieuw te waarderen
Nadat ik mijn vervangende dienstplicht had vervuld, ging ik Nederlandse letterkunde en literatuurwetenschap studeren. De colleges wetenschapsfilosofie en kentheorie verlosten me van mijn naïeve kijk op wetenschap. Door het analyseren en interpreteren van teksten kwam ik erachter dat je een tekst nooit letterlijk kunt lezen en dat een eenduidige, objectieve interpretatie een illusie is.
Ik kwam in aanraking met de hermeneutiek, het postmodernisme en de semiotiek, wat in de literatuurwetenschap van die jaren de dominerende stromingen waren. Ik leerde dat iedereen vanuit een bepaald interpretatiekader de wereld beziet, of je je daar nu bewust van bent of niet. En ik had een inspirerende docent die dat alles ook nog eens overtuigend koppelde aan de evolutietheorie.
Zo leerde ik het werk van mensen als Ernst Cassirer en Merlin Donald kennen (Donalds A Mind So Rare uit 2001 is volgens mij nog steeds een van de beste boeken over het menselijk bewustzijn). Dankzij hen begon ik het religieuze opnieuw te waarderen, als een van de strategieën die het dier ‘mens’ ter beschikking staan om betekenis te geven aan de wereld, naast andere strategieën zoals rationeel denken, kunst en ‘gezond verstand’.
Het menselijk denkvermogen is te beperkt
En, misschien nog wel belangrijker, ik realiseerde me meer en meer dat het menselijk waarnemingsapparaat en denkvermogen – inclusief alle technologische verlengstukken – te beperkt zijn om alles te bevatten. Gegeven onze biologische staat kunnen we domweg niet verder kijken dan onze eigen, menselijke belevingswereld. Ook al doen we in de wetenschap voortdurend alsof we buiten ons menszijn kunnen treden, al die theoretische vergezichten (van astronomie tot deeltjesfysica) bevatten alleen maar zaken die voor ons als mens van belang zijn.
Voor andere levende wezens, zoals de merel, die buiten zijn lied fluit, de bacterie in onze darmen, het schaap dat graast in de wei of de boom in het bos zijn het niet alleen irrelevante zaken – ze bestaan niet in hun werkelijkheid. Tegenover onze menselijke werkelijkheid staan talloos veel werkelijkheden die voor ons, voor altijd, principieel onkenbaar zijn.
Die lessen vergeet ik voortdurend. Steeds weer trap ik in dezelfde val. Door veel te veel overtuigd te zijn van mijn eigen visie – in dit geval: mijn geloofstwijfel – sluit ik mezelf af voor anderen. En dat maakt de liefde – waarbij het altijd gaat om de ander en niet om mij of mijn eigen gelijk – net zo kapot als welke vorm van fundamentalisme ook.
Mijn twijfel en zekerheid werden even opgeschort
In de Thomasviering werden mijn twijfel en mijn zekerheid even opgeschort en mocht ik mijn ziel openleggen voor God – wat dat ook moge betekenen. Ik denk dat iets dergelijks, als het goed is, in elke dienst gebeurt. Maar die zondag ervaarde ik het heel sterk, ook al kan ik het niet goed in woorden vangen.
In de ruimte van God – of misschien moet ik zeggen: in de werkelijkheid van God – doen onze twijfels en zekerheden er niet toe. Dan gaat het niet om onszelf maar om de ander en om God, die ons aanspreekt op wat wij voor onze naasten kunnen betekenen. En door wie we ons gekend mogen weten, hoezeer we ook twijfelen en zeker weten. Misschien is dat genade.
Job van Schaik (51) woont in Groningen en werkt op de cultuurredactie van Dagblad van het Noorden. Hij groeide op in de Vergadering van Gelovigen, maar nam op z’n 17e afscheid van God en van het geloof. Sinds een half jaar bezoekt hij met zijn vriendin regelmatig de eredienst in de Laarkerk in Zuidlaren (PKN). Voor Lazarus zal hij de komende maanden verslag doen van zijn zoektocht.
Geschreven door
Job van Schaik