Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Uitdaging in de verpleging

Hoge werkdruk en zware verantwoordelijkheden

De verpleging lijkt in de hoek te zitten waar de klappen vallen: een hoge werkdruk, te weinig tijd voor patiënten, zware verantwoordelijkheden, onderbetaling, bezuinigingen in de gezondheidssector en een terugloop van het aantal verpleegkundigen. Is er dan helemaal niets goeds te melden? Toch wel, een christen-verpleger (m/v) kan wel degelijk veel betekenen op ‘de werkvloer’.

Deel:

Er lijkt steeds minder tijd te zijn voor persoonlijk contact met de patiënt. Zien medici en verzorgenden de mens in een moeilijke ziektefase met alles wat dat overhoop kan halen wel ‘staan’, of gaat de aandacht alleen maar uit naar de klachten? Staan christen-verplegers anders in hun vak dan niet-christenen? Kunnen zij wat betekenen voor afhankelijke, zieke medelanders die misschien wel een opbeurend woord, wat aandacht of bemoediging kunnen gebruiken?

Ongenoegen
"De laatste paar jaren zijn in de gezondheidszorg steeds meer stappen gezet in de richting van professionalisering. Vanuit de verpleging en met name vanuit de opleiding is meer nadruk komen te liggen op het feit dat verpleging niet meer een ‘Florence Nightingale met een lamp’ is, maar een vak. Dus mensen stappen dit beroep niet meer in vanuit roeping of vanuit naastenliefde," stelt Gerlof Mulder. Hij heeft jaren gewerkt in een streekziekenhuis in Overijssel. Hij heeft begrip voor de negatieve sentimenten en gevoelens van ongenoegen binnen zijn vakgebied. Mede daarom is hij zelf ook van baan veranderd en werkt momenteel bij de nierdialyse van een ziekenhuis in Emmen. Daar kan hij aanmerkelijk meer tijd besteden aan patiënten die gezien de gezondheidssituatie waarin ze verkeren, meer met de waarde van het leven bezig zijn. Daardoor heeft Gerlof kansen om tijdens de verzorging iets van het leven met God kwijt te kunnen.

Wat voor meerwaarde kun je door je christen-zijn in je werk leggen?
"In principe een heleboel, maar ik merk dat je heel gemakkelijk wordt meegesleept in de negatieve spiraal van denken. Daar moet je voor oppassen. Toch ben ik heel bewust in de verpleging gegaan. Nu ben ik nierdialyse-verpleegkundige en dan besteed je meer tijd aan de patiënten. Je ziet je mensen drie keer per week. Omdat je langer met ze bezig bent, komen ze ook met persoonlijke verhalen die lang niet altijd over hun gezondheid gaan. Als ik iedereen heb aangesloten aan de dialyse-monitor, heb ik tijd om met hen te praten."

Merken mensen aan jou dat je christen bent?
"Sommigen heel concreet, anderen indirect, hoop ik. Ik heb een collega die parttime voor priester studeert en op de een of andere manier verwisselen de patiënten ons nogal eens. Dan kom ik bijvoorbeeld binnen, en dan zeggen ze: „Hé, daar is de priester,“ en vervolgens: „O, nee.“ Maar dan zeg ik: „Jawel hoor, ik bén al priester. Hij studeert ervoor, maar ik ben het al.“ Zo kun je gesprekken toch in een bepaalde richting duwen. Dat is wat ik echt concreet probeer te doen. Maar het is in zekere zin riskant: vanuit je beroepshouding mag je niet evangeliseren. Ik ben in eerste instantie aangenomen om mensen te verplegen."

Perspectief
Petra Dijkstra uit Enkhuizen werkt in het Westfries Gasthuis in Hoorn. Het is voor haar moeilijk om de betekenis van haar geloof los te zien van de rest van haar leven en werk. Petra: "Mijn geloof is de bron waaruit ik leef. Bepalend voor hoe ik met mensen wil omgaan, hoe ik in het leven sta en hoe ik op situaties reageer. Ook op mijn werk."

Levensvreugde meegeven
Petra heeft in haar jeugd moeilijke jaren binnen haar gezin gekend, onder andere als gevolg van de ziekte van haar moeder. Haar ouders en Petra zelf zijn tot persoonlijk geloof gekomen en dat heeft veel veranderd. Voor haar is het belangrijk om mensen in minder gemakkelijke omstandigheden met wie ze in aanraking komt, iets van levensvreugde en perspectief mee te geven. Iets wat ze zelf heeft ondervonden toen het allemaal in haar eigen leven ook niet voor de wind ging.

Levensvragen
Petra werkt op de afdeling neurologie. Daar worden mensen verpleegd die bijvoorbeeld zijn getroffen door multiple sclerose of door een hersenbloeding, Parkinson-patiënten, of mensen met een halfzijdige verlamming. Gebeurtenissen die iemands leven helemaal overhoop halen. Levensvragen gaat Petra niet uit de weg. Ze vindt het juist belangrijk om aan te haken bij de vragen die patiënten hebben. De mensen op haar afdeling zijn mensen die meer dan gemiddeld zorg nodig hebben. Daar moet dan ook keihard gewerkt worden en de patiënten vergen intensieve verzorging. Dat biedt mogelijkheden om contacten met hen te leggen en een gesprek te beginnen.

Ontmoeting
"Je moet creatief zijn en gelegenheden aanpakken," vertelt ze. "Als je het gordijn om iemand heen trekt om de patiënt enig privé te bieden als je hem of haar wast of verzorgt, kun je gemakkelijk een gesprekje beginnen. Want elk contact dat je met de zieke hebt, is wél een stukje ontmoeting van twee mensen. Daarin mag je ook iets persoonlijks leggen. Je bent inderdaad wel de hele dag bezig met verzorgen en hebt misschien weinig tijd om eens een stoel bij het bed aan te schuiven om een praatje met een patiënt te maken, het kan wel ‘tussen de bedrijven door’. Vanuit de afdelingsleiding worden we juist gestimuleerd om bruggen te bouwen. Er is veel ruimte om zo prettig mogelijk met de mensen op zaal om te gaan. Je moet daar wel wijs mee omgaan. Een bevriende fysiotherapeut, die overigens niet in mijn ziekenhuis werkt, is vanwege zijn vrijmoedige spreken over het christelijk geloof ontslagen. Dat is besloten na een rechtszaak over dit gebeuren. Dat heeft me pijn gedaan. Ik denk dat als je iets wilt uitdragen, het heel belangrijk is, dat je voorleeft wat je zegt te geloven, dat je vooral jezelf moet zijn. Je loopt echter wel eens op tegen het onbegrip van collega’s die tegen het christendom zijn."

Welk effect heeft jouw persoonlijke relatie met de Here op de zieken?
"Dat uit zich heel vaak in gewone dingen. Het persoonlijke contact boeit me. Ik vind het heerlijk om met mensen om te gaan en iets op te pakken van waar zij op dat moment doorheen gaan. Mensen die een herseninfarct of een hersenbloeding hebben gehad, zijn midden in hun leven getroffen. Dat treft hen bijna letterlijk als een mokerslag. Het hakt erin. In één klap verandert het leven van de patiënt, maar ook van zijn vrouw of haar man en van de gezinsleden. Er komen heel wezenlijke vragen bij hen boven en ik vraag heel bewust wat dat met hen doet. Op hun status, die ingevuld wordt als ze het ziekenhuis binnenkomen, kijk ik altijd even naar hun al dan niet christelijke achtergrond. Ik wil hen graag een praatmogelijkheid bieden. Sommigen willen echter niet geconfronteerd worden met hun levensvragen en zijn alleen maar bezig met gedachten als ‘hoe kan ik zo snel mogelijk revalideren’? Maar gaan ze dan niet te gemakkelijk voorbij aan de innerlijke schrik die een dergelijke verandering in hun leven heeft veroorzaakt? Lang niet alle mensen die bij ons op de afdeling liggen, herstellen volledig. Als lichamelijk herstel je enige doel is, bereik je de mogelijkheid niet om ondanks klachten toch zinvol te kunnen leven. Mensen op neurologie liggen daar geruime tijd en dat biedt kansen om een stukje met hen ‘mee te lopen’. Ik wil hen voorzichtig helpen weer naar zichzelf te durven kijken."

Als verpleegster kom je eigenlijk heel dicht bij mensen in crisissituaties…
"Dat klopt. Ze willen zich soms flink houden tegenover de familie die op bezoek komt. Juist die momenten dat je alleen met hen bent, komen de verhalen. Toch is het ook een feit dat je ernstige patiënten niet goed kunt verzorgen zonder om te zien naar de familie. Ook die is aangedaan, bijna gehandicapt geraakt en je moet er ook voor hén zijn. In dergelijke onverwachte situaties moeten we de echtgenoot van de patiënt vragen voorleggen, als ‘Moeten we reanimeren als zich een hartstilstand voordoet’? en ‘Moeten we een voedingssonde inbrengen als de zieke niet zelf meer kan eten’? Vragen waarover mensen nog niet met elkaar gesproken hebben. Er moeten dan heel moeilijke beslissingen worden genomen. Je komt op het terrein van leven en dood en dan heb je wel iets te vertellen."

Tekst: Hans van de Beek

--:--