Ga naar submenu Ga naar zoekveld

We vinden ons verstand zo belangrijk, ook in het geloof, maar is dat terecht?

Wat ‘lichter’ leven, daar zijn we als gelovigen over het algemeen niet zo goed in. Toch heeft Annemarie het gevoel dat we veel te zwaar tillen aan dingen die het niet waard zijn, zoals ons verstand…  

Deel:

Ons verstand neemt niet alleen in dit deel van de wereld, maar ook in ons geloof vaak een heel grote rol in. En dat is niet zo verwonderlijk, want geloven doen we hier vooral door de Bijbel te lezen, te bidden (in de zin van: ‘gebeden uitspreken’) en preken te luisteren.
Allemaal gericht op het begrijpen, op het intellect.

Waarom leggen we zo de nadruk op het intellect? Geloven is toch meer dan alleen je verstand gebruiken? Heeft spiritualiteit juist niet alles te maken met emoties, ervaringen, gevoel? Maar zodra je het woord ‘gevoel’ gebruikt in combinatie met geloof roept dit al snel aversie op. ‘Ja zeg, geloof gaat niet over hoe je je voelt.’ Gevoel wordt vaak gezien als een onbetrouwbaar wiebelig iets, terwijl je op je verstand tenminste vast kunt koersen. Maar dat is maar de vraag. Hoe komt het dat we ons denken zo (over)waarderen en in gevoel, ervaring en intuïtie zo weinig vertrouwen hebben?

Te veel gewicht aan gedachten

Een fris tegengeluid komt van Anthony De Mello. Deze Jezuïet en mysticus had niet zo’n hoge pet op van ons ‘denken’. Als pastor en counselor zag hij het als een van zijn belangrijkste taken om mensen te leren ‘hun gedachten niet zo serieus te nemen.’ Want dat verstand is lang niet zo neutraal en betrouwbaar als wij vaak denken. Zijn visie op het verstand was ongetwijfeld ook gevormd doordat zijn wieg niet in het Westen, maar in India stond.
De Mello zag mensen, juist ook gelovige mensen, vaak in de knoei komen, doordat ze te veel gewicht gaven aan hun ideeën en gedachten. Bovendien zei hij: ‘Denken verandert je niet, bewustwording verandert je.’ Hij haalde daarbij een citaat aan van Sint Ignatius van Loyola, de oprichter van de Jezuïetenorde:

Tasting and feeling the truth – not knowing it. When you get a feel for it, you change. When you
know it in your head, you don’t.

En toch hebben we een onverwoestbaar vertrouwen in ons intellect en vinden we het vaak maar wat spannend om af te gaan op onze intuïtie of zintuigen. Want wat doen de meesten van ons als we een belangrijke beslissing moeten nemen? Precies: we wikken en wegen en stellen lijstjes op met plussen en minnen. Terwijl diverse onderzoeken laten zien dat we vaak de beste beslissingen nemen wanneer we afgaan op onze intuïtie.
Ons denken kan ons met al haar redenaties namelijk flink om de tuin leiden, precies waar Anthony de Mello al op wees. Terwijl je intuïtie, of gut feeling, niet liegt. Als je ergens buikpijn van krijgt, is de boodschap duidelijk: ‘Niet doen.

Een beetje naïef

Hoe komt het dan dat we in ons geloof vaak onevenredig meer waarde hechten aan ons verstand dan aan onze intuïtie en emoties? Sterker nog, we kijken er soms wat op neer en noemen het naïef. In dat licht is het interessant om te kijken naar wat Paul Ricoeur schreef over ‘de tweede naïviteit’.
Ricoeur, filosoof en zelf gelovig, zag naïviteit als ontvankelijkheid. Je kunt klakkeloos alles geloven en aanvaarden als gelovige. Dat is naïef. Maar stelde hij – en dat is interessant- je kunt niet gelovig zijn zonder een zekere vorm van naïviteit. Hoe dan wel? Hij introduceerde het begrip ‘tweede naïviteit’, waarmee hij kort gezegd bedoelt dat je voorbij een ‘letterlijk en naïef geloof gaat’. En komt tot een geloof dat de vragen uit samenleving en wetenschap en atheïsme doorleeft heeft. Een beproefd geloof, zo je wilt:

Beyond rational and critical thinking, we need to be called again. This can lead to the discovery of a ‘second naivete’ which is a return to the joy of our first naivety, but now totally new, inclusive and mature thinking.

Prikken in verstandelijke ballonnetjes

Onlangs keek ik opnieuw de prachtige film Shadowlands, een geromantiseerd verhaal over het leven van de schrijver C.S. Lewis uit 1993. Je zag een Lewis die lezingen geeft waarin hij vertelt over het doel van lijden en over hoe God het gebruikt als zijn ‘megafoon’. Hoewel Lewis ook zelf lijden had meegemaakt (hij verloor zijn moeder op negenjarige leeftijd), was zijn verhaal toch vooral het resultaat van veel denkwerk in zijn studeerkamer in Oxford.
In de film zou je Lewis kunnen zien als het toonbeeld van ‘het intellect’. Zijn leven wordt flink op z’n kop gezet door de komst van de vrijgevochten Joy die op lichtvoetige, maar rake wijze prikt tegen al die verstandelijke ballonnetjes. Niet om te plagen, maar om tot de kern te komen. Omdat ze ten diepste verlangt naar echtheid.

Op het moment dat Joy, inmiddels zijn vrouw, ongeneeslijk ziek wordt, staat het mooie degelijke denkwerk van Lewis over het lijden op zijn grondvesten te schudden. Niet lang na de dood van zijn vrouw volgt in de film de volgende ontroerende dialoog tussen Lewis (Jack) en zijn broer Warnie:

Jack: ‘What’s happening to me, Warnie? I can’t see her anymore. I can’t remember her face.’
Warnie: ‘I expect it’s shock.’
Jack: ‘I’m so afraid of never seeing her again–thinking that suffering is just suffering after all. No cause, no purpose, no pattern…’
Warnie: ‘I… I don’t know what to tell you, Jack.’
Jack: ‘Nothing, there is nothing to say. I know that now. I’ve just come up against experience, Warnie. Experience is a brutal teacher… But you learn. My God you learn.’

Er is niets meer te zeggen. Daar komt Lewis achter. De ervaring heeft hem ingehaald. En die ervaring leert hem meer dan ….  Ik zou bijna zeggen ‘boekenkasten vol’.

De krampachtige neiging om alles te willen begrijpen en verklaren is geen recept voor een licht
leven. Als je het mij vraagt, bezorgt het ons vooral grote hoofden die ons het zicht kunnen ontnemen op het werkelijke leven. Een prachtige uitspraak van Augustinus is een prikkelende uitnodiging om zeker ook als gelovigen wat lichter te leven:

Leer dansen, anders weten de engelen in de hemel niets met jou te beginnen.

Lees hier het vorige blog van Annemarie over haar zoektocht naar ‘lichter leven’.

Geschreven door

Annemarie van den Berg

--:--