Ga naar submenu Ga naar zoekveld

W. Paul Young: 'Ik zag mezelf als een hoop mest'

Bestsellerauteur W. Paul Young (59), schrijver van 'De Uitnodiging', was het grootste deel van zijn leven zielsalleen. Hij leefde in angst voor afwijzing, God en de duistere geheimen uit zijn jeugd.

Deel:

Het is 4 januari 1994, 14.00 uur. Paul Young zit te lunchen met een goede vriend als de telefoon gaat. Het is zijn vrouw Kim. Ze zegt maar één zin: “Ik wacht op je in het kantoor en ik weet het.” Op dat moment valt Youngs wereld in duigen. Zijn buitenechtelijke affaire is ontdekt.

Als hij bij zijn kantoor aankomt, heeft zijn vrouw dat kort en klein geslagen. Ze is woedend; vier uur lang raast ze onafgebroken. Als de rust een beetje is weergekeerd, zegt Paul Young: “Als jij met mij door wilt gaan, moet ik je ieder geheim uit mijn leven vertellen. Die geheimen maken me kapot.” Kim antwoordt: “Kom maar op.” Ze heeft geen idee waar ze aan begint.

Eerste blanke

Als Paul Young dit verhaal vertelt, staan de tranen opnieuw in zijn ogen. De Canadese auteur – zijn boek De Uitnodiging ging wereldwijd ruim 20 miljoen keer over de toonbank (zie kader) – doet geen moeite zijn emoties te verbergen. Dat was voor- heen wel anders. Het grootste deel van zijn leven leefde hij in diepe eenzaamheid, bang om dichtbij te laten komen.

Die angst ontstaat al in zijn vroegste jeugd. Als baby van 10 maanden vertrekt hij met zijn ouders naar Nederlands-Nieuw-Guinea; zijn vader gaat evangeliseren onder de Dani, een stam die nog nooit eerder door blanken is bereikt. “Toen wij er kwamen, sprak niemand buiten de stam hun taal. Ik groeide er op, dus leerde die automatisch. Ik was het eerste blanke kind dat Dani sprak; op mijn 5e vroegen Wycliffe Bijbelvertalers mij advies, omdat ik zowel Engels als Dani sprak.”

Een gevaarlijke man

Zendeling of niet, Youngs vader heeft erg veel moeite met het opvoeden van zijn zoon. “Hij heeft nooit geleerd hoe je vader kunt zijn. Mijn vader groeide als jagerszoon op in de uitgestrekte bossen van Canada, waar hij later zelf houthakker werd. Daar kreeg hij een ervaring met Jezus, ging linea recta naar de Bijbelschool, waar hij mijn moeder ontmoette en van daaruit het zendingsveld in.

Mijn vader is het levende bewijs dat een ervaring met Jezus je niet direct een goed mens maakt – was het maar waar. Voor mij was hij een gevaarlijke man. Hij kende geen andere manier van opvoeden dan slaan. Zolang ik me kan herinneren, heb ik hem ontlopen – ik wilde zo min mogelijk met hem te maken hebben. Dat deed mijn moeder overigens ook; zij overleefde door zich onzichtbaar te maken. Ik heb dan ook geen enkele jeugdherinnering aan haar.”

Geest-mens

Tot zijn 5e beschouwt Paul Young zich als Dani. “Ik wist zelfs niet dat ik blank was.” De Dani, aan de andere kant, beschouwen de blanke zendingen als indringers. “Als kind hoorde ik de raad van oudsten overleggen of ze ons zouden vermoorden of niet. Ik had er alleen geen idee van dat ze het over ons hadden. Wist ik veel dat ze mij als ‘geest-mens’ – zo noemden ze blanken – beschouwden. Uiteindelijk werd besloten ons te laten leven; via ons konden ze aan metaal komen. Dat was daar nog volkomen onbekend.” Lachend: “Alles wat wij aan metaal hadden, werd voortdurend gestolen.”

De moeilijke relatie met zijn vader drukt een zwaar stempel op Pauls godsbeeld. “Het heeft me vijftig jaar gekost om niet mijn vaders gezicht te zien als ik aan God dacht. God was onbetrouwbaar en snel aangebrand; iemand die jou afkeurde als je niet perfect was. Jezus was Degene die mij moest verlossen van Gods woede. Zolang Jezus tussen mij en God instond, en God mij niet zag, was ik veilig; maar als God mij écht zou kennen, zou ik het niet overleven.”

Totaal ontheemd

Als Young 6 is, wordt hij naar een kostschool voor zendingskinderen gestuurd. Het is voor hem een verschrikkelijke plek. “Veel zendelingen leefden in die tijd volgens het motto ‘voor Gods werk mag je je kinderen opofferen’. Er zaten daar veel beschadigde kinderen. Ik voelde me er totaal ontheemd: ik dacht en gedroeg me als een Dani. Maar daar bleek ik een blanke te zijn. Mijn wereld stortte in elkaar; alles wat ik kende, bleek raar te zijn.”

De eerste nacht dat hij er is, bezoeken oudere jongens de nieuwe leerlingen om hen seksueel te misbruiken. “Dat was niet nieuw voor me. Al zolang ik me kan herinneren – ik zal 3 of 4 geweest zijn – werd ik misbruikt, door Dani-mannen. En altijd wist ik dat ik het niemand kon vertellen. Seksueel misbruik beschadigt je zó diep – zeker kinderen hebben niet de gereedschappen om het een plekje te geven. Ik had sterk het gevoel dat het mijn eigen schuld was; dat ik het op de een of andere manier uitlokte. Toen verloor ik mijn onschuld. Dat zie je terug in De Uitnodiging, waar een meisje van 5 overlijdt.

Daarnaast groeide ik op in een religieuze omgeving die me voortdurend voorhield dat ik verdorven en zondig was. Dat ging ik geloven; het werd de kernwaarheid van mijn leven. Ik was een zondig en waardeloos wezen.”

Het huis van je innerlijk

“Ik schaamde me verschrikkelijk voor wie ik was. Of beter gezegd: voor wie ik geloofde dat ik was. Niemand moest daar achter komen. In mijn boek De Uitnodiging gebruik ik de metafoor van de hut. Die hut is het huis van je innerlijk; degene die je ten diepste bent.

Ik haatte die plek, ik haatte wie ik geloofde te zijn. En dus verborg ik mijzelf zo goed mogelijk; ik bouwde een schutting, die ik schilderde in de kleuren waarvan ik dacht dat de mensen ze wilden zien. Ik deed alles om niet afgewezen te worden.

Mijn leven bestond uit anderen pleasen. Wil een medescholier iemand die toegeeft aan zijn seksuele voorkeuren? Dan ben ik dat – als je me maar niet afkeurt. Wil je een keurig, christelijk jongetje vol grote woorden van God? Dan ben ik een nette christen – zolang je maar niet achter de schutting kijkt en ontdekt wie ik écht ben. Ik ben bang dat je me net zo hard gaat haten als ik mezelf haat. Ik wil geen waarheid – ik wil goedkeuring. En zo werd ik een eenzame man.”

Een dun laagje

Youngs zelfbeeld had een diepe weerslag op zijn geloof. “Als je het geestelijk wilt zeggen: eigenlijk was ik voortdurend bezig mezelf aan Jezus over te geven. Ik beleed mijn zonden en begon opnieuw: misschien lukte het me dit keer beter. Maar telkens opnieuw begon ik vanuit het verkeerde uitgangspunt; ik zag mezelf als een mesthoop. Een hoop stront, die ik bedekte met dun laagje goed gedrag in de hoop dat niemand iets zou ruiken. En als ik maar lang genoeg mijn best deed, hoopte ik dat het laagje uiteindelijk mijn echte ik zou worden.”

Verslaafd aan goedkeuring

Anderen plezieren blijft de levensinstelling van Paul Young. Ook als hij – onverwacht – op zijn 10e terug naar Canada gaat, waar zijn vader dominee wordt. “Ik was een ster in aanpassen.” Tijd om te hechten krijgt hij in Canada niet. Zijn vader verhuist, hij verhuist mee. “Tegen de tijd dat ik van de middelbare school af ging, had ik dertien scholen gehad.”

Onder de laag van goed gedrag, beginnen zich verslavingen te ontwikkelen. “Ik was verslaafd aan goedkeuring, maar raakte ook verslaafd aan porno. Porno gaf me alles wat ik wilde. Een échte relatie was te gevaarlijk; straks wijzen ze me af! Maar door porno had ik het gevoel dat iemand om me gaf, zonder de risico’s. Omdat voor mij het ontvangen van genegenheid van jongs af aan gekoppeld was aan seksualiteit, zocht ik dat opnieuw; maar dan zonder het risico afgewezen te worden. Idioot natuurlijk, maar zo werkte het voor mij.”

Op een gegeven moment ontmoette u uw vrouw. Kon zij door uw schutting breken?
“Moeilijk. Zij kende mijn verslavingen en mijn achtergrond niet; die wilde ik haar niet vertellen. Ik had de boeken gelezen en was slim en creatief genoeg om een goede echtgenoot te spelen. Bovendien wist ik goed hoe ik me kon aanpassen aan andere culturen. Dus speelde ik de mooie echtgenoot. Ik wist niet hoe ik moest liefhebben; ik wist hoe ik liefde moest spélen. Maar vanbinnen haatte ik mezelf. Door mijn verslaving groeide die zelfhaat.

Het werd vooral moeilijk als mijn vrouw kritiek gaf. Ik zag iedere aanwijzing als een afwijzing van mijn identiteit. Als zij een opmerking maakte over het feit dat ik de was niet netjes scheidde, gingen al mijn stekels overeind staan. Ik kreeg dan het gevoel dat zij zei: ‘Wat ben je een sukkel! Waarom ben ik met je getrouwd?’”

Dat ene telefoontje

Hij houdt dit leven jarenlang vol. Telkens als mensen te dichtbij komen, verhuist hij. Hij vlucht. “Maar,” lacht hij, “als goed christen kon ik zeggen: ‘Volgens mij roept God me ergens anders heen.’” Tot hij, na 14 jaar huwelijk met Kim, dat ene telefoontje krijgt: “Ik wacht op je in het kantoor en ik weet het.” Young: “Toen moest ik beslissen. Of ik ga ernaartoe, of ik maak er een einde aan. Want vluchten kon ik niet meer.”

In dat kantoor begint het helingsproces. In vier dagen tijd vertelt Paul Young zijn geheimen aan zijn vrouw. Van het vroegste misbruik tot de laatste affaire. “Mijn vrouw is geen lief, aanhankelijk type – ze weet uitstekend wat ze wil, en kan dat heel goed vertellen. Op dat moment was ze Gods vleesgeworden toorn. Ze wilde álles weten, ieder detail. En die woede heeft mij gered.”

Thuis bladert Paul Young door de Gouden Gids, op zoek naar hulpverlening. Hij belt de eerste de beste naam die hem aanspreekt, maakt een afspraak. En als hij tegenover de hulpverlener zit, zegt hij voor het eerst van zijn leven: “Help me, want ik kan het niet alleen.”

Rode pil

“God respecteert ons te veel om ons in één klap te genezen. Wat heb ik dat graag gewild! Een beetje zoals in de film The Matrix: neem je de rode of de blauwe pil?

Helaas, voor mij: God gaat met ons een proces in. En omdat ik was beschadigd in relaties, moest ik ook genezen in relaties. Dat heeft mij elf jaar gekost. Het was een verschrikkelijk zwaar en moeilijk proces; ik ben er bijna aan onderdoor gegaan. Maar zó werkt God: Hij loutert ons, door de pijn heen.”

Wat betekent dat, genezen in relaties?
“Het liefst had ik alles in mijn eentje uitgevochten. Maar ik moest juist mensen toelaten in mijn leven; langzaamaan de schuttingen afbreken, stoppen met pleasen. Dat begon met mijn vrouw Kim. Ze heeft een hoge prijs betaald voor mijn genezing; jarenlang hebben we moeten vechten voor ons huwelijk. Maar dat heeft ze voor mij overgehad, God zij dank. Maar ik moest ook God toelaten. Mijn beeld van God moest grondig op zijn kop.”

Welke beelden moesten verdwijnen?
“Ik ontdekte dat mijn angst voor God gekoppeld was aan mijn beeld van mannen. Iedereen die mij beschadigd had in mijn leven, was man. Ik zeg wel eens gekscherend: ‘De enige mannen die mij hebben opgebouwd, zijn dode schrijvers.’ Het hielp mij daarom enorm dat God zich in de Bijbel ook presenteert als moederhen, die haar kuikens verzamelt. Zo kon ik langzaamaan weer het vertrouwen terugvinden.”

Wordt God de Vader in ‘De Uitnodiging’ daarom neergezet als een gezette, zwarte vrouw?
“Jazeker. Ik wilde zo ver mogelijk wegblij- ven van het geijkte godsbeeld dat mensen hebben: Gandalf met een slecht humeur, of een wijze versie van de Kerstman. God gebruikt in de Bijbel heel veel beelden om ons te helpen Hem te bereiken. Iemand die nooit geleerd heeft mensen te vertrouwen, kan worden geraakt door het beeld van God als moederkloek die haar kuikens beschermt. Voor mensen die nooit zekerheid in hun leven hadden, is God een rots. Voor mensen die nooit bescherming kregen, is God een schild. Zodra zo’n beeld dé waarheid over God wordt, begint de afgoderij.”

Hoe hielp de ‘vrouwelijke kant’ van God u?
“Ik moest leren dat God van mij houdt. Mijn leven lang leefde ik met de leugen dat God mijn zondige ik haat, zoals ik voelde dat mijn vader mij haatte. Onzin! Ik ben geschapen als geliefd kind van de Vader. Door God als moederhen te zien, leerde ik dat Hij echt om mij geeft.

Als je gelooft dat je zondig, verdorven en waardeloos bent, ga je ernaar leven. Je leeft wat je gelooft. Ik moest leren dat ik in God een nieuwe schepping ben; geliefd en gemaakt om goede werken te doen. Nu ik dat geloof, ben ik een nieuw mens. Het heeft mij verschrikkelijk veel pijn gekost om God ‘Papa’ te noemen. Maar nu ik het kan, is het mij eindeloos veel waard.”

Uw ouders leven nog. Hoe is de band met hen nu?
“Niet eenvoudig. Richting hun kinderen vinden ze het nog steeds lastig om zich te openen. Richting hun kleinkinderen vinden ze het eenvoudiger liefde te uiten. Ik bezoek hen regelmatig, maar heb tot op de dag van vandaag nooit een echt ‘vader- zoonmoment’ met mijn vader gehad. Hij weet niet hoe hij zich moet openen, en ik geloof niet dat hij dat ooit zal leren. Dat heb ik geaccepteerd; ik heb geleerd onvoorwaardelijk van hem te houden en niets terug te verwachten.

Hij is nu 84; onlangs maakte ik een wandeling met hem, toen ik hem vertelde dat ik geloof dat ik mijn creativiteit van hem heb. Hij heeft als jongeman ook verhalen geschreven. Een paar seconden leek hij geraakt te zijn; hij was stil. Toen zei hij: ‘Dat spijt me voor je.’ Die reactie zegt veel over zijn manier van denken. Maar ik heb van hem leren houden. Nu ik weet dat ik eindeloos geliefd ben, heb ik ook geleerd echte liefde te geven. Mijn leven is een fantastisch avontuur.”


Tekst: Pieter-Jan Rodenburg
Beeld: Eljee
Bron: Visie 2014, nr. 38

Paspoort

- William Paul Young (1955) werd geboren op de Grande Prairie, Alberta, Canada
- Groeide op als zendingskind in Nederlands-Nieuw-Guinea
- Studeerde theologie in Portland
- Heeft talloze baantjes gehad voordat hij – bijna per ongeluk – doorbrak als auteur met het boek De Uitnodiging. Hij had het alleen voor zijn vrouw en kinderen geschreven, maar liet zich overhalen het uit te brengen.
- Getrouwd met Kim, vader van zes kinderen, grootvader van zes kleinkinderen

De Uitnodiging: omstreden bestseller

In Paul Youngs boek The Shack (in het Nederlands verschenen als De Uitnodiging) krijgt hoofdpersoon Mackenzie Allen Philips – Mack – een uitnodiging van God om terug te gaan naar de hut waar zijn dochter werd misbruikt en vermoord. Hij ontmoet er de Drie-eenheid. God de Vader (‘Papa’) wordt geportretteerd als forse, zwarte vrouw, Jezus als timmerman uit het Midden-Oosten en de Heilige Geest als een Aziatische vrouw. Het weekend in de hut wordt een levensveranderende ervaring voor Mack.

Het eerste jaar na verschijnen bleef het boek vrijwel onopgemerkt, maar door mond- tot-mondreclame steeg de populariteit tot grote hoogte; het boek stond zeven weken lang nummer 1 op de New York Times-bestsellerlijst. De reacties waren zeer verdeeld. De bekende theoloog Eugene Peterson zei dat ‘dit boek de potentie heeft om voor onze generatie te doen wat De Pelgrimsreis van John Bunyan heeft gedaan voor zijn generatie.’ Aan de andere kant klonk er felle kritiek op de manier waarop de Drie-eenheid wordt geportretteerd.

--:--