Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Waarom is het Leger des Heils een léger?

‘Strijden tegen onrecht en de duivel’

Het Leger des Heils heeft sterke gelijkenissen met de krijgsmacht. Vooral door alle verschillende rangen, van luitenant tot generaal. Toch heeft kapitein Harm Slomp het gevoel dat de sterren op zijn schouders niet direct respect oproepen bij de gemiddelde Nederlander. “Hier leeft veel meer de gedachte: eerst zien, dan geloven.”

Deel:

Niet iedereen is in staat om dezelfde keuze te maken als hij, vertelt kapitein Harm Slomp. Hij gaf zijn luxeleven op toen hij officier werd bij het Leger des Heils. In zijn geval betekent het kapiteinschap dat hij bestuursvoorzitter is van de welzijns- en gezondheidszorg van het Leger des Heils. Dat hij een officiële functie bekleedt, wordt meteen duidelijk als je hem ontmoet. Hij draagt een naamplaatje met daarop zijn rang, een das en een wit overhemd met epauletten op de schouders.

Twee sterren

Om de epauletten met twee sterren te mogen dragen, volgde hij eerst de officiersopleiding. Zo werkt dat binnen het Leger des Heils. De organisatie hanteert een versimpelde versie van de structuur van de krijgsmacht. Officier worden binnen het leger houdt in: je leven volledig in dienst stellen van de organisatie en daarmee van God. Je werkt voor het leger, maar daarvoor ontvang je een vergoeding in plaats van een salaris. Verder krijg je woonruimte, maar de kans bestaat dat het leger van je vraagt om onverwachts te verhuizen en de organisatie op een nieuwe plek te dienen.

Na het afronden van de opleiding volgt de intreding tot het ambt van officier. Officieel in de rang van luitenant. Naarmate je dienstjaren stijgen, kun je doorgroeien tot kapitein en majoor. Vervolgens kun je op basis van persoonlijke kwaliteiten nog verder klimmen op de hiërarchische ladder naar de rangen van luitenant-kolonel, kolonel, commissaris en generaal.

Verlost

Voor hij aan de officiersopleiding begon, was Slomp ruim twintig jaar kerkelijk lid van het Leger des Heils, oftewel heilssoldaat. “Dat zorgde al die jaren voor een permanente spagaat. Ik wilde me inzetten als actief kerklid, maar alle uren die ik erin stak, gingen ten koste van mijn werk en omgekeerd. Het voelde alsof ik continu tekortschoot. Het officierschap zou me daar eindelijk van verlossen.”

Toen hij voor het leger in Tsjechië was, werd hij geroepen. “Al langere tijd was God in mij bezig. Met minder geld leven was een stap die ik in gedachten wel kon maken. Mijn onafhankelijkheid opgeven was een moeilijker horde. Tijdens een autorit uit het oosten van Tsjechië naar Praag werd mij duidelijk dat Gods macht groter is dan de beperkingen die ik kon bedenken. Toen dat duidelijk werd voor mij, besloot ik dat ik deze stap in geloof moest zetten. Daar heb ik geen moment spijt van gehad.”

‘Ik vond het moeilijk om mijn onafhankelijkheid op te geven’

Waar andere medewerkers van het Leger des Heils een salaris volgens een cao ontvangen, krijgen officieren een vergoeding voor de levensbehoeften. Een hogere functie betekent dus geen hogere financiële beloning. “Voor mij betekende het weliswaar dat er een einde kwam aan mijn diverse directiefuncties met het bijbehorende salaris en de sportauto’s waar ik van hield. Maar ik kreeg ervoor terug dat ik word ontzorgd door het leger, dat veel financiële zaken en huisvesting regelt. Hierdoor kan ik mijn tijd en energie zo veel mogelijk inzetten voor de missie en hoef ik minder bezig te zijn met aardse zaken.”

Genoeg inkomen

Door Slomps jeugd was het geen logische keuze om officier te worden. “Ik groeide op in een gezin dat het niet breed had. Daardoor was mijn voornaamste doel van jongs af aan om veel geld te verdienen. Vooral omdat ik er klaar mee was om de eindjes aan elkaar te knopen.” Van de toelage die hij tegenwoordig als officier ontvangt, kan hij goed rondkomen met zijn gezin, maar er is geen geld over om te sparen. Dat verwachten anderen vaak niet van een bestuursvoorzitter van een grote welzijnsorganisatie met meer dan zevenduizend medewerkers.

Er is een belangrijke reden waarom officieren minder betaald krijgen dan voorzitters van commerciële organisaties. “Als leger zorgen wij voor anderen. Vaak voor mensen die het financieel krap hebben. Met een topsalaris zou de kloof tussen mij en hen groter worden. Op deze manier blijf ik dichtbij en begrijp ik de mensen die wij helpen beter.”

Krijgsmacht als voorbeeld

Dat er überhaupt sprake is van rangen binnen het leger, komt voort uit de vroege geschiedenis van de organisatie. “In de laat-victoriaanse tijd was de grondlegger van het leger, William Booth, een van de vele predikers in Engeland om in Londen het evangelie te verkondigen.” Booth was ervan overtuigd dat de mensen daar het goede nieuws konden gebruiken. In die tijd was Londen overbevolkt, leefde men in armoede en hadden veel mensen problemen, zoals een alcoholverslaving.

Booth bracht het Woord, maar daar kon het niet bij blijven. Hij wilde hun ook een helpende hand bieden door ze onderdak en eten te geven. Daardoor ontstond de East London Christian Mission, later werd dat de Salvation Army. Het ledental van de Salvation Army groeide zó snel dat er meer structuur nodig was. Andere internationale hulporganisaties waren er alleen nog niet, dus moest het leger voortborduren op een ander organisatiemodel. Dat werd de structuur van het Britse leger, vanwege het internationale werkveld.

‘Nu ben ik minder bezig met aardse zaken’

Voor de oprichting was de rangenstructuur belangrijk. Waarom nu nog?
“Ik zie persoonlijk het belang ervan in, maar de symboliek van de krijgsmacht past ook bij de missie van onze organisatie. Bij het ontstaan van het leger wilden we strijdklaar zijn om sociaal onrecht aan te pakken, maar ook vechten tegen de macht van de duivel. Dat doen we nog steeds.”

Daarnaast hecht de kapitein zelf ook waarde aan zijn persoonlijke functietitel. Hij ondertekent bewust al zijn formele correspondentie met ‘kapitein Harm Slomp’. Waarom? “Omdat het voor mij een grote stap was om deze roeping te aanvaarden. Daarin wil ik ook gezien worden”, is het eerlijke antwoord. Toch hoeven mensen hem niet met u aan te spreken – liever niet zelfs – en stelt hij zich in persoon voor met zijn voornaam.

Geen stoel

“In Nederland kijken mensen sowieso niet tegen me op vanwege mijn rang”, merkt hij nuchter op. “Hier leeft veel meer de gedachte: eerst zien, dan geloven. Nederlanders hebben echt geen respect voor je omdat je toevallig een bijzondere functietitel hebt.” In het buitenland hebben vooral de hogere rangen soms wél meer aanzien. In Afrika zou kapitein Slomp bijvoorbeeld misschien geen stoel krijgen aangeboden, omdat hij ‘maar’ een kapitein is. “Ik heb daar samen met mijn vrouw Ann-Christell een tijd gediend. In Afrika hadden ze tijdens bijeenkomsten van het leger niet altijd genoeg stoelen. Dan kregen de hoogste rangen er wel een, de lagere rangen moesten staan.”

Als Nederlanders toch niet veel waarde meer hechten aan hiërarchie binnen het Leger des Heils, kan het dan niet anders worden georganiseerd?
“Waarschijnlijk gaat het systeem in de toekomst ook veranderen. Daar wordt nu al over nagedacht. Het blijkt namelijk dat zo’n veertig procent van de medewerkers bij het leger werkt vanuit een persoonlijke roeping. Om een officiële erkenning voor die roeping, bijvoorbeeld een rang, te ontvangen is nu vereist dat je je volledig beschikbaar stelt voor het leger. Dat willen steeds minder mensen. Vroeger voelden veertig mensen per jaar zich geroepen, nu zetten twee of drie mensen deze stap. Om het mogelijk te maken dat meer mensen gehoor geven aan hun roeping, wordt het rangensysteem mogelijk aangepast.”

Hoe kan het dat steeds minder mensen geroepen worden voor het officierschap?
“Aan de ene kant zegt het iets over de huidige tijd, waarin we steeds individualistischer leven. Aan de andere kant zijn het persoonlijke redenen, die ik heel goed begrijp. Sommige mensen zijn mantelzorger en kunnen niet zomaar hun leven omgooien. Anderen hebben een druk gezinsleven. Maar voor de mensen die twijfelen, wil ik ook getuigen dat het heel mooi is om anderen te helpen in Gods naam. Door mijn leven in dienst te stellen van God, doe ik nu het mooiste werk dat er is.”

Geschreven door

Karen Zilver

--:--