Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Waarom je moet afblijven van andermans geloofsbeleving

In het geloof is er niets heiliger dan de persoonlijke spiritualiteit, vindt Jasper. God en de paus kunnen wel tegen een stootje, maar voor de mens met zijn geloof moeten we zacht zijn.

Deel:

Als kind leerde ik dat het lasteren van Gods naam de ergste vorm van heiligschennis was. Op de Ladder van Heiligschennis troffen wij voorts het kritiseren van de Heilige Schrift, het betwijfelen van de daarop gegronde Formulieren, het bespotten van de leer of specifieke dogma’s, het sardonisch imiteren van bekeerde mensen, en na heel veel treden ten slotte de vraag of de dominee ‘het’ ook deed. Wat we op de ladder niet tegenkwamen, was het schenden van iemands persoonlijke spiritualiteit. Heiligschennis had, en heeft volgens de meeste gelovigen nog altijd betrekking op God, de leer, het dogma, de waarheid, het ritueel – maar nooit op het persoonlijke geloof.

Wat is heiligschennis?

De katholieke kerk, waartoe ik later ging behoren, onderscheidt officieel drie vormen van heiligschennis. De eerste betreft dadelijk onrecht tegen geestelijken of religieuzen. De tweede gaat erover dat je een loopje neemt met sacramenten, de Bijbel of ander religieus vastgoed. De derde beschrijft ontheiliging van een plaats, bijvoorbeeld door iets heel oneigenlijks te doen tijdens de consecratie. Op deze lijst evenmin een spoor van de persoonlijke spiritualiteit en hoe die te schenden.

Ik wil er maar eens een lans voor breken dat wij heiligschennis voortaan eerst en vooral zullen begrijpen als een vorm van ontering van iemands persoonlijke spiritualiteit of levensbeschouwing. Een wat naïeve, intuïtieve gedachte daarachter is: God en de paus, die redden zich wel. Voor mensen met hun kwetsbare, intieme spirituele leven geldt juist: ‘Laten wij zacht zijn voor elkander, kind’.

Buitengewoon brutaal

Mij overkomt het af en toe dat ik door gelovigen gekapitteld word om mijn spiritualiteit. Die blijkt nogal eens niet overeenkomstig de Heilige Schrift, zich slecht te verdragen met een bepaalde hermeneutiek, niet te passen binnen een zekere geloofstraditie of moeilijk te rijmen met een specifiek godsbeeld. Zulks wordt mij dan luidkeels te verstaan gegeven.

Een voorbeeldje. Enige tijd geleden liet ik mij ontvallen dat ik liever Maria tot God zou verheffen. Toen ik de gedachte publiekelijk opwierp, hoewel die echt niet volstrekt nieuw of verschrikkelijk creatief was, kreeg ik het aan de stok met sommige gelovigen die vonden dat zoiets heel grof was, buitengewoon brutaal, heiligschennis. Terwijl: waar hadden we het over? Een theologisch construct waar niemand wat van snapt, misschien God zelf ook wel niet.

Dogma's zijn onkwetsbaar 

Hier komen we tot de kern. Het lijkt mij van belang om onderscheid te maken tussen de wereld van dit soort dogma’s, waarmee wij de waarheid van het geloof formuleren, en de wereld van onze persoonlijke spiritualiteit, waarin het gaat over hoe wij ons tot die dogma’s verhouden. In die eerste wereld ligt alles voor eeuwig vast. ‘Jezus is waarlijk God en waarlijk mens.’ In de tweede wereld ligt niets vast. ‘Dat kan natuurlijk niet, God én mens. Trouwens, Jezus was androgyn, denk ik.’

Die eerste wereld is vanwege haar onverbiddelijke vastigheid totaal ongevoelig voor welke schending dan ook. Men kan God de grootste ongerijmdheid toeschrijven, dogma’s betwijfelen en op de kerkleer trampolinespringen zonder dat dit ook maar de geringste consequentie heeft. Die tweede wereld is vanwege haar kwetsbaarheid zéér gevoelig voor elke vorm van schending. Ga maar na: de kleinste kanttekening bij de wijze waarop jij wereld, natuur en medemens beschouwt, treft jou als een wespensteek.

Persoonlijke verbeelding

Jouw geloof of levensbeschouwing is een zeer met jouw persoonlijk leven verknoopte mengelmoes van ervaring, wijsheid, sociaal-emotionele vaardigheid, fantasie, herinnering, geur, motoriek, en wat al niet meer – alles struikelend verkregen. Het is dat voortgaande verhaal van teleurstelling en blijdschap, van vloeken en zegenen, van dansen en begraven. Dat verhaal waar jij als enige telkens bij was. Dat verhaal waar soms mensen even bij aanhaakten, om daarna weer te vertrekken om soms weer terug te keren. Dat verhaal waarin je de pijn van het verleden romantiseerde, over een toekomst droomde die nooit kwam. De wereld van jouw verbeelding.

Persoonlijke spiritualiteit is veelal een binnenwereldlijke aangelegenheid. Maar soms kiert er iets van naar buiten. Denk aan dat moment waarop iemand gloeiend van opwinding begon te gillen: ‘Kijk! Een regenboog!’, toen hij samen met duizenden anderen in Orlando de slachtoffers herdacht van een aanslag op een homobar. Of toen een vrouw, gezeten aan het sterfbed van haar geliefde, plots de avondwind voelde aanwakkeren. ‘Ah’, zei ze, ‘daar komen de engelen hem halen!’ Of toen een jonge gozer, suïcide overwegend, tv zat te kijken en er opeens iemand uit dat apparaat stapte, naar hem toe kwam en tegen hem persoonlijk zei: het wordt beter (vanaf 9:55).

Intieme binnenwereld

Die momenten waarop een verhaal, een schilderij, een lied, een woord of een wenk van de natuur voor jou op maat worden gesneden, dát zijn de momenten waarop jouw geloof de werkelijkheid even overneemt. Het zijn de hoogtepunten in jouw zeer eigen, zeer intieme, zeer kostbare verhaal. Het zijn eveneens de kwetsbaarste punten in jouw verhaal, zeer schendingsgevoelig. ‘Haha! Een regenboog? Engelen? Iemand uit de tv? Hahaha!’

Ja, je denkt het zo gemakkelijk. Je spreekt het godbetert soms hardop uit. Maar het is mij een mirakel waarom je dat stalen kader om de godsdienst heen, dat hoog-theoretische raamwerk waarbinnen het religieuze denkwerk wordt verricht, zoveel hoger en heiliger zou achten dan de mens van vlees en bloed, om geborgenheid smekend. De mens, die God ervaart in de om hem heen geslagen mantel. Veel krachtiger dan wanneer hij met de Bijbel om zijn oren wordt geslagen.

Wanneer je die intieme binnenwereld van de ander binnentreedt, sta je op heilige grond. Zo heeft de kerk het verhaal van Mozes bij de brandende braamstruik althans de eeuwen door verstaan. Op heilige grond doe je je schoenen uit. En zo niet, dan steekt God met alle plezier nog een paar struikjes voor je aan.

Geschreven door

Jasper van den Bovenkamp

--:--