Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Wim de Knijff: ‘We hebben onze kinderen nooit gedwongen te geloven'

Wat kreeg Wim van huis uit mee over God en geloof?

In zijn tienertijd zat hij met de grote Zwitserse theoloog Karl Barth aan het kerstdiner. Inmiddels is deze EO-coryfee met pensioen, maar Wim de Knijff heeft nog altijd een grote fascinatie voor de Bijbel én voor kinderwerk. “Ik geloof dat God zijn eigen lijntje met kinderen heeft.”

Deel:

Als er íémand is die nauwelijks door de tand des tijds lijkt te zijn aangetast, is het wel Wim de Knijff (1944). Wie kent hem niet: de man van de knutselgrapjes in het EO-televisieprogramma De Kinderkrant, en auteur van onder andere Avonturen van een boek. Laatstgenoemde titel – over het ontstaan van de Bijbel – kwam juist vorig jaar in een geheel herziene en verjongde uitgave uit.

Behalve Wims snor is ook zijn warme lach niet verdwenen en klopt zijn hart nog altijd voor kinderen. Klagen mensen in zijn kerk dat er te veel aandacht is voor de jonge garde, dan springt hij voor ze in de bres. “‘Laat de kinderen tot Mij komen’, staat er in de Bijbel. ‘Houd ze niet tegen.’ Dat wordt altijd gebruikt als een tekst voor kinderen, maar niets is minder waar! Het is een vlammend protest van Jezus richting volwassenen. Want wij zijn geneigd kinderen een plek op de tweede rang te geven. Maar als je het evangelie voor kinderen duidelijk maakt, pik je daar altijd wat voor jezelf uit.”

Wat maakt voor jou die kinderen zo belangrijk?
“Kijk, met ons – volwassenen – komt het wel goed. Wij weten de kanalen wel te vinden om ons geestelijk te voeden. Maar 85 procent van de kinderen verlaat de kerk, blijkt uit onderzoek. Dus die doelgroep moet je echt serieus nemen, zij zijn de kerk van vandaag. Ik zeg daarom altijd: ‘Op het zondagsschoolwerk moet je de besten uit je kerk zetten.’”

Schop onder de tafel

Wim werd in het laatste oorlogsjaar geboren in “een oecumenisch gezin” in Amsterdam. Zijn moeder was van huis uit luthers, zijn vader Waals en samen werden ze hervormd. “Dat maakte dat er geen bijterige houding was richting andere kerkgenootschappen, wat in die tijd natuurlijk veel voorkwam. Als wij te laat waren voor de dienst in onze hervormde evangelisatie, om tien uur, bogen we heel makkelijk af naar de lutherse kerk even verderop. Die begon een half uur later.

Ik had één broer, Hans, die dertien jaar ouder was dan ik. Hij ging het huis uit om theologie te studeren toen ik 6 was. Hij is later een bekende hoogleraar theologie geworden, maar als hij in die tijd de weekenden thuiskwam, werd er veel gediscussieerd, vooral over theologische vraagstukken.” Glimlachend: “Ik herinner me dat mijn schoonzus – zijn verloofde – hem weleens een schop onder de tafel gaf, zo van: hou nou eens op!”

Ik zat met bekende predikanten aan het ontbijt

Eerste fiets

Direct na de bevrijding verhuisde het gezin naar Den Helder, waar Wims vader in de oorlog werk had gekregen op de Rijkswerf. “In Den Helder werden mijn ouders gegrepen door het Open Deur-werk. Zegt dat je wat? Dat is een missionaire beweging die is ontstaan op Kerk en Wereld in Driebergen, het vormingscentrum van de Nederlandse Hervormde Kerk. Door het Open Deur-werk begon de hervormde evangelisatie waar wij lid van waren, enorm te bloeien. Mijn vader werd secretaris van het Open Deur-werk, de dominee was voorzitter en mijn moeder penningmeester. Elke maand organiseerden ze een speciale zondagavond-opendeurdienst. Daar werden de beste dominees uit Nederland voor gevraagd, die vervolgens bij ons overnachtten. Dus er waren altijd bekende predikanten in huis, met wie ik op maandagochtend aan het ontbijt zat.”

Wim werd op allerlei manieren ingeschakeld bij het Open Deur-werk. Toen hij rond zijn 11e zijn eerste fiets kreeg, vond hij het prachtig om door de stad te fietsen en uitnodigingen te verspreiden voor de diensten. “In die tijd besteedden we hele zondagmiddagen aan het stencilen van de liturgieën. Toen had je natuurlijk nog geen kopieerapparaten, dus dat deden we met de hand. Moet je je voorstellen: een hele middag in de weer met vellen papier en inkt. Tweehonderd exemplaren maakten we. Door de hele kamer lagen de vellen te drogen.”

De hele handel in de kachel

Hoewel de kerk “dominant aanwezig” was in Wims kinderjaren, voelde hij zich thuis in die christelijke cultuur. Hij herinnert zich de eerste keer dat hij mee mocht naar de kerk. “‘Nu ben je wel oud genoeg om mee te gaan’, zeiden mijn ouders. Ik zal een jaar of 4, 5 geweest zijn. Van mevrouw Lohman, die naast ons zat, kreeg ik een pepermuntje. Ze zei dat ik braaf had stilgezeten.”

Ook Wims vriendjes waren kerkelijk, al vond hij sommige regels wat vreemd. Zo had hij een vriendje uit de gereformeerde kerk dat niet mocht kaarten en op zondag niet mocht buitenspelen. “Dus die zondag vond ik maar saai, want ik kon niet met hem spelen.
Gek genoeg mocht hij wél monopoly spelen, en ik weer niet. Mijn vader heeft die hele handel zelfs een keer in de kachel gegooid. Want, zei hij, ‘dat spel wekt verkeerde begeerten op’.”

Wim de Knijff 2
Wim de Knijff. Credits: Willem Jan de Bruin.

Geloofscrisis

“Het rare is,” zegt Wim even later, “een geloofscrisis heb ik nooit gehad. Dat kwam door de tienerbijbelclub. Daar ging ik in de eerste klas van het lyceum naartoe, op uitnodiging van Martin, een klasgenoot. Moet je nagaan, hij zei tegen mij: ‘Wim, we zingen daar hele leuke liedjes.’ En vervolgens zong hij ‘Lees je Bijbel, bid elke dag’ in het Engels voor.” Hij schiet in de lach: “Kom daar nu eens om bij een 13-jarige lyceumleerling. Maar goed, ik ben met hem meegegaan en daar hoorde ik waar het in het geloof echt om gaat, namelijk dat je je hart aan Jezus moet geven. Hierdoor kwam ik tot bewust geloof. Die club dijde in die tijd overigens enorm uit, er kwamen zelfs niet-gelovigen tot bekering.”

Wim leidde op zijn 18e een eigen tienerclub en bleek een geboren onderwijzer. De kweekschool was dan ook een logisch vervolg op het lyceum. Hij stond een paar jaar voor de klas, tot hij in de jaren zeventig werd gevraagd bij de EO te komen werken. Hij zag het als een buitenkans zijn klas te vergroten “tot misschien wel een paar honderdduizend kinderen. Want het was mijn missie om kinderen niet alleen goed onderwijs te geven, maar ze ook in aanraking met Jezus te brengen.”

Zijn er vragen waar je in je leven mee hebt geworsteld?
“We hebben onze dochter en zoon nooit gedwongen te geloven, maar onze zoon gelooft niet meer. Hij heeft het geloof helemaal losgelaten. Dat betekent ook dat zijn kinderen – onze kleinkinderen – er niet mee opgroeien en dat we hen ook niet kunnen ‘be-evangeliseren’, om het maar zo te noemen. Soms denk ik: Heer, het is maar een kleinigheid voor U. Je ziet het zo vaak in het programma De Verandering: mensen voelen een hand van God op hun schouder, ze horen een stem. Daar hoop ik op en daar bid ik voor. Maar dat is tot nu toe een onverhoord gebed.”

De wereldsituatie doet een hoop vragen rijzen

Je verhuisde van Den Helder naar Eemnes, maar bent inmiddels weer terug op het honk. Ben je nog steeds betrokken bij de evangelisatie van destijds?
“In de tijd dat wij in Eemnes woonden, is die tienerbijbelclub in Den Helder uitgegroeid tot een evangelische gemeente. Daar zijn we nu opnieuw bij betrokken. Ik ga er soms ook voor.”

Je bent nu 79. Hoe kijk je naar de toekomst, als het om geloven gaat?
“Mijn vrouw Willie en ik zitten nu in een fase waarin je weet dat je minder vóór je hebt dan achter je. Dat maakt dat we vaker met het levenseinde bezig zijn. Er vallen ook zo veel mensen om ons heen weg. Het is bovendien niet zo dat het aantal vragen vermindert. De hele wereldsituatie van vandaag de dag doet een hoop vragen rijzen. Al die rampen, het klimaat... Dan denk ik: hoe gaat het met onze kinderen en kleinkinderen? Die kleinkinderen, om hen maak ik me nog het meest zorgen. In wat voor wereld groeien zij op? En ja, we besteden veel tijd aan het leven met God. Als Henk Binnendijk een boek schrijft over Hoe ziet de hemel eruit?, dan koop ik het meteen. Dat is nu eenmaal wat ons in deze fase interesseert.”

Fors stuk vlees

Aan het eind van het gesprek, als Wim een chocobonbon van het serveerblaadje op tafel pakt, schiet hem nog iets te binnen. “Hans, mijn broer, is na zijn studie in Basel een jaar hulpprediker in die stad geweest. Toen ik 15 was, nodigde hij mij uit om in de kerstvakantie bij hem te komen, dus ik nam de trein naar Basel. In m’n eentje. Zijn verloofde was in die tijd au pair bij de beroemde theoloog Karl Barth, die Hans en mij bij hem thuis uitnodigde voor het kerstdiner. Ik weet nog dat mijn broer zei: ‘Later zul je er heel blij mee zijn dat je dit hebt meegemaakt.’ En inderdaad, mijn leven lang is dat natuurlijk de grap geweest: dat ik zo dicht bij het vuur van de grootste theoloog van de vorige eeuw heb gezeten. Hij had bovendien zijn kleinzoon Peter over uit Amerika. Aan hem had ik in die tijd een leuke vriend. Maar goed, we zaten daar dus met de oude heer te eten – hij moet midden 60 zijn geweest. Op zijn bord lag een of ander fors stuk vlees, dat hij zich goed liet smaken. Het vet liep zo van zijn kin af. O jongens, dacht ik, een van de beroemdste mensen ter wereld zie ik hier een gewoon mens zijn. Prachtig toch?”

Geschreven door

Mirjam Hollebrandse

--:--