Alain Verheij over kerkverlating: ‘We zijn ons kapitaal aan het verkwanselen’
Alain wilde zijn generatiegenoten weer enthousiasmeren voor het christelijke geloof. Maar hij moet pijnlijk eerlijk constateren dat dit niet lukt.
Het is zondagochtend en ik ga voor in een speciale kerkdienst ‘voor oud en jong’ in, laten we zeggen Lutjebroek. Er zijn flyers verspreid en er is extra werk gemaakt van de pr. Mij is gevraagd of ik die flyers ook even wilde twitteren, maar ik heb toevallig geen enkele twittervolger in Lutjebroek.
Het is zondagochtend en ik ga voor in een speciale kerkdienst ‘voor oud en jong’. De enige twee aanwezige kinderen zijn die van de ouderling van dienst. Verderop zit één verdwaalde tiener naast zijn ouders. Zijn broer zou eigenlijk ook meekomen, maar had zijn moeder om half drie ’s nachts gesmeekt of hij toch alsjeblieft niet hoefde.
Het is zondagochtend en ik ga voor in een speciale kerkdienst ‘voor oud en jong’. Gelukkig is mijn preek voor alle leeftijden, omdat ik deze uitkomst allang heb voorzien.
Het is dinsdagavond en ik houd mijn vaste ‘God en ik’ lezing in, laten we zeggen Lutjebroek. Er zijn flyers verspreid en er is extra werk gemaakt van de pr. Mij is gevraagd of ik die flyers ook even wilde twitteren, maar -- je raadt het al.
Het is een succesvolle avond, de lokale boekhandelaar verkoopt 22 van mijn boeken. Verspreid door de zaal zitten vijf twintigers. Een van hen zoekt mij op. ‘Ik ben de jeugdleider hier. Ja, jammer dat er uiteindelijk niet zoveel jongeren zijn gekomen …’ Ik onderbreek hem. ‘Als jij hier niet had gewerkt, zou je dan zelf wel zijn gekomen?’ Hij geeft geen antwoord.
Geen kans
Mijn werk bestaat uit pogingen om het enthousiasme voor het geloof opnieuw aan te wakkeren bij generatiegenoten. Na een paar jaar voltijd door ’t land trekken kan ik concluderen dat dit niet lukt. Misschien zouden ze mijn verhalen geweldig vinden, hoor, maar dat zullen we nooit weten, want ze geven de kerk al jarenlang geen kans meer. Mijn publiek bestaat, eerlijk is eerlijk, uit kerkelijke ouderen.
Een keer maakte ik mee dat een kerkcommissie uit, laten we zeggen Lutjebroek, het steeds over ‘onze jongerengroep’ had. Totdat een van de commissieleden het gesprek stillegde en zei: ‘Ja, maar wacht even, dat zijn inmiddels ook allemaal al zestigplussers, hè.’
Er zijn honderd smaken kerkverlaters.
Marie ging weg omdat haar kerk homofoob was. Geef haar eens ongelijk. Rutger vertrok toen hij de evolutietheorie had leren kennen. Had hij in de kerk nog nooit van gehoord. Cees was van 1974 tot 2003 penningmeester, maar er is iets gebeurd in een vergadering over het kerkgebouw waardoor hij nooit meer een stap in een kerk zal zetten. We zullen nooit weten wat, want van zijn vrouw mag hij er niet over praten in verband met zijn bloeddruk. Anna verveelde zich elke zondagochtend stierlijk, Jimmy las thuis theologische boekjes en werd te slim voor de dominee. Stefan kreeg kanker en weinig kerkelijke steun, Barend speelde sinds zijn jeugd piano, maar werd vervangen door een aanbiddingsleider met een oorbel. Ina probeerde haar traditionele kerk net zolang evangelisch te maken tot ze er zelf een burn-out van kreeg. Jesper en Anne groeiden op als provinciale vrijgemaakt-gereformeerden, ontmoetten elkaar als Utrechtse studenten in een midden-orthodoxe kerk en vormen inmiddels een niet-kerkgaand gezinnetje in Amersfoort. Ze weten eigenlijk niet waarom.
We gebruiken rokersargumenten
De meesten van ons glijden simpelweg de kerk uit. Ik weet wel zeker dat ik een van hen was geweest als ik van de kerk niet mijn werk had gemaakt. Maakt mij dat een geloofsheld of een hypocriet stuk vreten? Geen idee. Maar na onze eerste of tweede kerkverlating komen we in de regel niet meer terug de kerk in. We gebruiken rokersargumenten zoals: in 2020 ga ik een nieuwe kerk zoeken. Als de kinderen groot genoeg zijn gaan we weer. Zodra we een weekend geen verjaardagen hebben, zullen we zeker een kerkdienstje meepikken. Ik heb het nu druk met mijn carrière, maar als ik vijftig ben pak ik mijn geloof weer ten volste op. Of we ontkennen gewoon, we zeggen dat we nog wél van de kerk zijn, maar de laatste keer dat we er waren was vorig jaar Kerst. Oh nee, toen zaten we in Frankrijk. Nee, dan was het toch het jaar daarvoor.
Hoogleraar Stefan Paas wrijft het ons onder de neus: de meeste Nederlanders gaan niet meer naar de kerk. De meeste mensen die niet meer naar de kerk gaan, zullen ook hun geloof verliezen. Dat is wat de cijfers zeggen, en die liegen niet.
Eeuwig jammer
Intussen zie ik ook andere cijfers, zoals de afname van de Nederlandse giften aan goede doelen. Schijnt samen te hangen met de ontkerkelijking. Christelijke docenten weten zich steeds minder raad met de bijbelverhalen. Ze resoneren bij niemand. Hashtags voor eenzame jongeren. Over eenzame ouderen hoeven we al het niet eens meer te hebben. Maatschappelijke bubbelvorming, ideologische radicalisering, het verruilen van mantelzorg en de participatiesamenleving voor de betaalde aandacht van alle soorten coaches. Of voor tachtig gemakzuchtige steunbetuigingen op Twitter, maar die wegen toch niet zo zwaar als de lullige bloemengroet die ik elke zondagochtend weer mag aankondigen.
Zit ik te wachten op een nieuwrechtse terugkeer naar de kerk? Liever niet. Geloof ik nog in die aangekondigde comeback van religie? Ik zie hem niet écht. Maar ik ga wel steeds vaker denken dat we met halfopen ogen en vaak zonder doordachte gronden een kapitaal verkwanselen. Zonder enige goede vorm van alternatief te hebben bedacht. Het heeft in al z’n begrijpelijkheid iets decadents, iets laks, iets eeuwig jammers.
Besef wat er op het spel staat
We kunnen nu nog schakelen - mits die twintigers en dertigers zich over hun arrogante weerzin heen zetten en contact gaan leggen met de oudere traditie en medegelovigen. Mits die aloude kerkmannen van hun onaantastbare troon stappen en ruimte bieden aan de diverse toekomst. Mits die lethargische middengeneratie van veertigers en vijftigers eens een keer zelfbewust en actief de broodnodige bruggen gaat slaan.
Chargeer ik? Ja. Beledig ik? Ja. Heb ik zelf boter op mijn hoofd? Ja.
Maar toen ik mijn carrière begon, constateerde ik dat mensen nog vaagjes iets misten aan de kerk, het geloof en de Bijbel. Naarmate de jaren vorderden (en zoveel waren dat er niet) kwam ik steeds minder mensen tegen die überhaupt nog wisten wat ze misten.
We hebben nog een paar jaar, maar het christendom is dynamisch genoeg om het te kunnen redden. Een nieuw elan moet van alle kanten komen. Iedereen moet inleveren, iedereen moet meedoen, iedereen moet beseffen wat er op het spel staat.
Wat dan, Alain? Niet geloof, hoop en liefde. Die blijven altijd onder ons. Wel beproefde verhalen, onmisbare rituelen en in dat alles: gemeenschapszin.
Geschreven door
Alain Verheij