Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Als je kind niet meer gelooft...

Generaties lang traden de meeste kinderen in de christelijke voetsporen van hun ouders. Veel kinderen van nu houden het christelijk geloof voor gezien. Vroeger een trieste uitzondering, nu lijkt het een epidemie te worden. Overal om je heen zie je ze afhaken. Ook in het gezin van Peter en Ineke Vermaas: „Mijn oudste dochter gelooft niet meer. Dat snijdt door je ziel en maakt je leven ondraaglijk!“

Deel:

„Je bent er als ouders steeds wanhopig mee bezig om menselijk gesproken te zorgen dat ze gaat geloven. Daardoor zit je altijd in de spanning van: praten we erover als ze thuis is of niet? Het is geen taboe, maar door er te vaak over te beginnen, ben je bang dat het averechts werkt. Soms kun je beter zwijgen. Tegelijk zit je met de angst dat ze niet-gelovig blijft. Dat zet een enorme domper op je gezins- en huwelijksleven.“
Toch heeft Peter steeds de neiging om er met zijn dochter over te beginnen. „Omdat het Evangelie voor mensen die niet geloven, een ernstige boodschap is. De relatie met onze dochter is verder prima en we hebben ook niet het idee dat ze daarom minder thuis komt. Maar het kan haar gaan irriteren en dan kan ze wegblijven. Dat moet je voorkomen.
Ik weet dat er meer ouders met dit dilemma zitten. Maar als je er dan niet over praat, gebeurt er dus niets en je kind gaat verloren als er niets verandert. Als ze er is, zoek je naar aanknopingspunten via tv-programma’s of zo. Zoals die serie met Henny Huisman. Om toch maar over het geloof te kunnen praten.“

Belevingswereld
Peter Vermaas is een vader van 45 jaar, werkzaam in de IT-sector en woont met zijn gezin in de Alblasserwaard. Het gezin hoort kerkelijk bij de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk en is trouw meelevend. Peter en Ineke Vermaas hebben twee dochters van 19 en 22 jaar.
„Onze oudste dochter studeert in Utrecht. Hoewel ze redelijk enthousiast lid was van de jeugdvereniging en zelfs met Kerst een paar jaar terug nog naar een Windroosconferentie in Dalfsen is geweest, zagen we eigenlijk al in de laatste fase van het vwo dat het geloof haar eigenlijk niets meer deed. Ze was niet vijandig, maar het liet haar koud. Toen ze op kamers ging, zag je het geloof wegebben. Alsof ze een jas uittrok.“
De jongste dochter van de familie Vermaas zit nu in het eerste jaar van een hbo-opleiding. Zij woont nog thuis. Peter en Ineke houden ook voor haar hun hart vast. Ze gaat nog wel mee naar de kerk, maar ze voelen dat er een enorme afstand is tussen haar belevingswereld en de belevingswereld van thuis. Vooral zondags als ze naar de kerk gaan. Peter: „De preken raken haar totaal niet. We zijn bang dat ze de weg van haar zus opgaat.“
Omdat de relatie met beide dochters goed is, is de sfeer in huis prettig als ze er zijn. Anderzijds ligt er dan steeds dat probleem, dat geestelijk schisma, onder de oppervlakte.
„Je voelt allebei dat ‘het’ ertussen zit, maar niemand wil erover beginnen. Je leert door allerlei publicaties dat het belangrijk is dat je kinderen nog bij je thuiskomen en dat je relatie goed is. Maar boekjes en artikelen zijn vaak zo oppervlakkig. Het komt wél aan op de eeuwigheid en daar kun je niet ontspannen mee omgaan. Het geeft ons geweldig veel verdriet. Je kunt niet echt uitbundig vrolijk zijn of met volle teugen van het leven genieten, omdat je het steeds bij je draagt dat je een dochter hebt van wie je houdt en die op weg is om verloren te gaan als ze Christus niet leert kennen. Dat legt een niet te dragen druk op je bestaan.“

Schuldgevoel
Peter en Ineke lopen voortdurend met een schuldgevoel. Ze praten er samen ook vaak over. „Omdat je kennelijk iets fout hebt gedaan. Je bent samen vol goede moed begonnen en je zou het beter doen dan vorige generaties. We hebben van onze eigen strenge opvoeding geleerd hoe het niet moet. Je probeert het zelf minder streng te doen en meer het positieve van het Evangelie te laten zien. Je hebt daarom een wat ruimere opvatting over de zondagsrust. Een aantal dingen verbieden we daarom niet, want dat kan net averechts werken. Je hebt een meer open houding op veel gebieden. En dan zie je toch dat het fout gaat. Daar voel je je schuldig over. Wat hebben we dan niet goed gedaan? Hebben we het niet goed voorgeleefd?
Je ziet bij andere gezinnen dat het heel goed gaat, terwijl ik dan stiekem denk: Die hebben er veel minder aan gedaan dan wij, zijn veel traditioneler en strakker geweest en dan gaat het allemaal wel goed. Dat snap je dan niet.
Met je verstand zeg je dat het toch niet helemaal aan ons als ouders kan liggen, want de kinderen hebben natuurlijk ook hun karakter, hun eigen verantwoordelijkheid. Wat voor ons zo belangrijk is – dat Christus voor onze zonden is gestorven, wat in ons leven een grote rol speelt – zie je dat onze dochter en haar generatie daar helemaal geen behoefte aan hebben.
Als oprecht christen leef je met het besef dat er mensen om je heen verloren gaan. Je dochter, collega’s op het werk of familieleden. De Bijbel is radicaal over mensen die Christus niet kennen. Dat maakt je somber. Natuurlijk heb je de neiging om het van de daken te schreeuwen. Maar je weet dat dat weinig effect heeft.“

Zondags
De oudste dochter van Peter en Ineke komt in het weekend geregeld thuis. De zondag is dan altijd een wat beladen, sombere dag, terwijl het een feestdag zou moeten zijn. Als de ouders met de jongste dochter ‘s morgens naar de kerk gaan, slaapt hun oudste dochter uit.
„Je zit dan in de kerk wel met je gedachten bij haar. Als we thuiskomen, staat de koffie klaar en ‘s middags gaat ze weer weg.“
Kinderen die niet meer geloven, beseffen volgens Peter niet wat ze hun ouders aandoen. „Dat praat ik haar niet aan, want dan ga je manipuleren. Nee, ze weet niet onder welke druk wij leven.“
Als ze weer vertrokken is, praten Peter en Ineke er nog wel eens over door. Niet te vaak, want het vraagt emotioneel nogal wat. Daarom wordt het steeds meer een stiltegebied, omdat alles al gezegd is. En er gaat geen dag voorbij zonder dat ze voor hun kinderen hebben gebeden. Telkens weer...
„Ik leer dat je vooral je huis open moet houden. En dat je niet elke keer het geloof moet opdringen. Dat heb ik van alle publicaties wel geleerd. Maar die publicaties bieden vaak wat goedkope oplossingen, omdat de schrijvers niet beseffen dat er geen oplossingen zijn.“

Epidemie
Als je kind niet (meer) gelooft is geen incident meer. Het lijkt wel een epidemie te worden. Peter: „Ik zie het veel om me heen. Door de cultuur, de samenleving, doordat we niet meer – las ik ergens – in een overlevingssamenleving leven, maar in een belevingssamenleving. We hebben God veel minder nodig dan vroeger. Ook omdat de dreigingen in het leven minder ernstig zijn dan vroeger. De noodzaak om te gaan geloven, is veel minder aanwezig. Sociale controle is er niet meer en de wereld is best aantrekkelijk. Het besef van de eeuwigheid is weg.
Veel ouders vinden een goede carrière belangrijker voor hun kind dan het geloof. Dat vind ik onbegrijpelijk. Ook christenen hebben het altijd maar over de carrière van hun kinderen, terwijl je weet dat die kinderen niet meer geloven. Het lijkt wel of we dat als ouders aan het verdringen zijn, omdat we de werkelijkheid niet onder ogen durven zien. Christenen zijn kennelijk goed in het verdringen van de waarheid.“

Drs. Bert Reinds, orthopedagoog te Hattem:
„Is kerkverlating de schuld van ouders? Nee, want het is ook niet hun verdienste wanneer de kinderen wel de wil van God doen.
Is er een oplossing? Deze vraag suggereert dat er een opvoedingsmethode bestaat die kinderen en jongeren het kindschap Gods aanleert. Methodes, maniertjes? De generatie-search, zoals zij worden genoemd, heeft behoefte aan echt contact, aan waardevolle relaties, stabiliteit en een eerlijk, duidelijk Evangelie. Dit heeft veeleer met een opvoedingshouding te maken, die zichtbaar wordt in ‘een voorbeeld willen zijn’, bescheidenheid, een balans tussen leer en leven, zelfinzicht (wie staat, ziet toe dat hij niet valle) en laten zien dat God het met jou ziet zitten.
Succes verzekerd? Nee, maar door bovengenoemde punten toe te passen, staan we God in ieder geval niet in de weg, om Zichzelf aan onze kinderen bekend te maken. Dan mogen ouders met een gerust hart de regie uit handen geven.“

Ds. J.C.L. Starreveld, Christelijk Gereformeerd predikant in Bunschoten:
„Ik heb de indruk dat het ‘niet geloven’ onder jongeren toeneemt. We hebben een groot aantal doopleden, jongeren die inmiddels volwassen zijn en niet komen tot het belijdenis doen. Dat geeft zorg in de kerk en dat neemt toe. Ik heb in mijn wijk met 900 leden zeker zo’n zestig doopleden die niet meer ‘meedoen’. Dat zijn volwassen mensen die niet meer op catechisatie komen, geen belijdenis hebben gedaan, soms nog wel eens of niet meer in de kerk komen en op afstand staan. Ongeveer één op de vier gezinnen kampt met dit probleem. We hebben hier drie jeugdouderlingen die er bovenop zitten. We proberen ook door middel van Alphacursussen de jonge mensen te bereiken en gelukkig werkt dat wel. Maar het is een toenemende zorg.“

Ds. W. Smouter, Nederlands Gereformeerd predikant in Ede:
„Het is een buitengewoon herkenbaar probleem. Ik kan uit pastorale ervaring spreken dat het zin heeft om te bidden voor die kinderen. Ik vind het altijd mooi van Job. Als zijn kinderen gingen feesten, dan bad hij voor ze. Ik heb meermalen meegemaakt dat iemand tot geloof kwam en dat dan bleek hoe er een moeder of oma al heel lang voor hem of haar gebeden had. Dat zijn bemoedigende ervaringen. Ik herken die pijn wel. Je ziet het in heel wat gezinnen gebeuren. Vaak is het een verzwegen probleem. Ouders vinden een mooie carrière van hun kinderen vaak belangrijker. Ik herinner mij dat er iemand om voorbede in de kerkdienst vroeg voor zijn zoon die de wegen van de Here dreigde te verlaten. Dat vond ik moedig.“

--:--