Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Begraven of cremeren: wat zeggen overheid en kerk erover?

De zorg voor onze doden (2)

Je kunt ervoor kiezen om je lichaam ter beschikking van de wetenschap te stellen of je te laten begraven of cremeren. Daarbij spelen emoties en tradities een belangrijke rol. Voor elke mogelijkheid zijn argumenten aan te dragen. Hoe ga je daar als christen mee om? In een serie van vier artikelen belichten we verschillende aspecten.

Deel:

Hoewel het begraven van doden het oudste gebruik is, heeft ook het cremeren zeer oude papieren. Enkele eeuwen geleden was er in de Nederlandse samenleving grote weerstand tegen crematie, maar langzamerhand staan velen er positief tegenover, mede om hygiënische en financiële redenen. Hoe zijn overheid en kerk met deze veranderingen omgegaan?

De Nederlandse wet
Overal in Europa is het begraven of cremeren van de doden bij wet geregeld. In ons land vond men in 1869, bij de behandeling van de wet op de lijkbezorging in de Tweede Kamer, dat verbranding in strijd was met de geest der natie en buiten de wet gehouden diende te worden.
Omdat juristen een lacune in de wet ontdekten, werd in 1915 een regeling getroffen waardoor er, via een aparte testamentaire beschikking, gecremeerd kon worden.

In 1955 is bij wet vastgesteld dat crematie is toegestaan, indien de overledene, bij testament of door een codicil (een door hem/haarzelf met de hand geschreven laatste wilsbeschikking), heeft aangegeven gecremeerd te willen worden. Voorstanders van crematie zagen in deze wetswijziging wel een vooruitgang, maar toch nog een grote onbillijkheid. In deze kringen is men van mening dat een mens het onbetwistbare recht heeft zelf uit te maken hoe zijn lichaam na de dood zal behandeld worden. Het aantal crematoria is sinds 1955 dan ook belangrijk toegenomen.
In september 1968 is de volledige gelijkstelling van cremeren en begraven tot stand gekomen.

De houding van de kerken
Bij de kerstening van de volkeren in Europa heeft het begraven steeds meer de plaats ingenomen van de verbranding van de doden. Onder het bewind van Constantijn de Grote werd – nadat hij was overgegaan tot het christendom, dat toen de staatsgodsdienst werd – overal in zijn rijk crematie verboden. Toch bleef dit gebruik hier en daar bestaan. In 785 na Christus verbood Karel de Grote de crematie en stelde de doodstraf op dit vergrijp.

De Rooms Katholieke kerk heeft zich lang fel tegen de lijkverbranding gekeerd. Dat is begrijpelijk, want crematie werd gepropageerd door de beweging der vrijmetselaars. Deze beweging, die in zijn huidige vorm omstreeks 1700 is opgekomen, won veel leden en werd gezien als een aanslag op het heilige katholieke geloof.


Inmiddels is het verzet tegen crematie wel afgenomen. In 1963 is, in een Instructie van het Heilig Officie, de voorkeur voor de begrafenis gehandhaafd. Daarbij is echter bepaald ‘dat crematie is toegestaan, mits deze niet wordt verkozen uit verachting van of verzet tegen het katholieke geloof’.

In de protestantse kerken werd het begraven algemeen als een bijbels en christelijk gebruik aanvaard. De laatste tijd is ook daarin verandering gekomen. Orthodox reformatorische kringen hebben zich overigens steeds tegen crematie verzet.

In 1961 heeft de Generale Synode der Gereformeerde Kerken uitgesproken dat begraven de voorkeur heeft, maar dat kerkenraden de vrijheid hebben een crematieplechtigheid toe te staan.

Auteur: Roeland Klein Haneveld

--:--