Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Bidden in Jezus’ Naam

De Bijbel Open met dominee Arie van der Veer

Omdat het bijna biddag is wil ik het deze keer hebben over bidden, en dan met name over ‘bidden om Jezus’ wil’ en ‘bidden in Jezus’ naam’. Deze uitdrukkingen gebruiken wij vaak in onze gebeden. Wat is het verschil in betekenis?

Deel:

Bidden in Jezus’ naam vinden we vooral terug in het evangelie van Johannes. Met name in de hoofdstukken 14 tot en met 16. Dat zijn prachtige hoofdstukken. Ze beschrijven wat Jezus gedaan en gezegd heeft, nadat Hij Lazarus uit de dood had opgewekt. De spanningen tussen Jezus en de leiders van Israël nemen toe. Ze willen Hem arresteren, maar hoe? In die dagen heeft Jezus veel gepreekt. Hij sprak openlijk over Zijn naderende dood. Hij heeft Zijn discipelen toen ook veel verteld over de Trooster, de Heilige Geest, Die na Hem zou komen. Aan het eind van deze afscheidsgesprekken lezen we dat Jezus Zijn ogen naar de hemel richtte en een heel bijzonder gebed uitsprak. Het ging over Zijn Eigen werk. Bovendien bevatte het een voorbede voor Zijn leerlingen en voor de mensen die door de discipelen in Hem zouden gaan geloven (Johannes 17:1-26).

Gebeden van Jezus

Je komt in deze hoofdstukken meer gebeden van Jezus tegen. Het eerste gebed van Jezus dat we in dit evangelie tegenkomen, sprak Hij uit, voordat Hij Lazarus opwekte uit de dood. Je leest dat Jezus Zijn ogen ophief en zei: ‘Vader, ik dank U dat U mij hebt verhoord. U verhoort mij altijd, dat weet ik, maar ik zeg dit ter wille van al die mensen hier, opdat ze zullen geloven dat U mij gezonden hebt’ (Johannes 11:41,42). Eigenlijk is dit meer een dankzegging dan een gebed. Jezus zei immers: ‘Vader, Ik dank U dat U mij hebt verhoord’. Blijkbaar heeft Jezus ook van tevoren tot God gebeden en gevraagd of Hij Lazarus zou mogen opwekken. Maar dat gebed wordt verder niet weergegeven. Een tweede gebed vinden we in hoofdstuk 12. Het is dan een paar dagen later. Jezus lijkt het heel moeilijk te hebben. Hij zegt: ‘Nu ben ik doodsbang. Wat moet ik zeggen? Vader, laat dit ogenblik aan mij voorbijgaan? Maar hiervoor ben ik juist gekomen. Laat nu zien hoe groot uw naam is, Vader’ (Johannes 12:27,28). Dit gebed doet denken aan Zijn gebeden in Getsemane. Als Hij daarna de laatste gesprekken met Zijn discipelen voert, de zogenaamde ‘tafelgesprekken’, lijkt Hij weer innerlijk tot rust te zijn gekomen. Want juist in die laatste gesprekken vertelt Hij geweldige dingen, over de Heilige Geest, maar ook over onze gebeden. Ik richt me deze keer in het bijzonder op het moment, waarop Jezus de discipelen vertelde dat zij moesten leren bidden ‘in Zijn naam’. Deze uitdrukking vinden we alleen bij Johannes. Bidden ‘in Jezus’ naam’, wat is dat? Bidden ‘in Jezus’ naam’ is niet hetzelfde als bidden ‘om Jezus’ wil’. Jezus zei hier het volgende over: ‘Wat jullie dan in mijn naam vragen, dat zal Ik doen, zodat door de Zoon de grootheid van de Vader zichtbaar wordt. Wanneer je iets in Mijn naam vraagt, zal Ik het doen’ (Johannes 14:13). En: ‘Jullie hebben niet Mij uitgekozen, maar Ik jullie, en Ik heb jullie opgedragen om op weg te gaan en vrucht te dragen, blijvende vrucht. Wat je de Vader in mijn naam vraagt, zal Hij je geven’ (Johannes 15:16). En iets verderop: ‘Ik verzeker jullie: wat je de Vader ook vraagt in mijn naam - Hij zal het je geven. Tot nu toe hebben jullie niets in mijn naam gevraagd, maar vraag het en je zult het ontvangen. Dan zal je vreugde volmaakt zijn’ (Johannes 16:23). Jezus belooft hier dat God de gebeden, die in Zijn naam worden uitgesproken, altijd zal verhoren. Maar hoe kan dat en hoe zit dat? Wanneer mag en kun je bidden in Jezus’ naam? Niet altijd dus. Dit kan en mag, wanneer datgene wat wij vragen, niet allereerst onze persoonlijke wens is, maar als het ware een vraag van Jezus Zelf zou kunnen zijn. Bidden in Jezus’ naam ‒ dan beroepen wij ons op de woorden die Hij Zelf gesproken heeft. Daarbij moeten we ons eerst goed afvragen of onze wens ook de wens van Jezus zou zijn. Want dat geldt niet voor al onze gebeden! Waar geldt dat dan wel voor? Voor al Gods beloften! Er zijn heel veel beloften van God; ze staan allemaal in de Bijbel. Het is fantastisch dat God ál die gebeden zal verhoren. Daar mag je best even stil van worden. Dat kan heel veel onzekerheid en twijfels wegnemen. Tegelijkertijd is het belangrijk dat je zorgvuldig luistert naar wat God gezegd heeft in de Bijbel, Zijn Woord.

Bidden om Jezus’ wil

Het lijkt me goed en leerzaam om deze formulering naast die andere formulering te leggen. Veel vaker eindigen we gebeden met de uitdrukking: ‘Dit vragen we U om Jezus’ wil’. Het is bijna een standaardafsluiting van al onze gebeden geworden, gevolgd door het woordje ‘Amen’. Als we bidden ‘om Jezus’ wil’, belijden we daarmee dat we ons realiseren dat het een wonder is dat we bij God mogen aankloppen. God is immers God, niet te vergelijken met iets of iemand. Hij is heilig ‒ wij zijn maar mensen. Ja, toen de zonde er nog niet was, sprak Adam ‘zomaar’ met God. Maar de Bijbel vertelt dat de mens door verkeerde keuzes het contact met Hem heeft verbroken. We mogen ons gebed richten tot God, maar dan wel om Jezus’ wil. Hij heeft de weg naar God vrijgemaakt. Wij konden dat zelf niet en we zullen dat ook nooit kunnen. Maar Jezus deed dat wel. ‘Gods eigen Zoon heeft tot de troon de weg ons weer ontsloten’, zegt een lied. Zonder Jezus was het niet mogelijk om bij God te komen. Daar mogen we verwonderd om zijn en daar Jezus voor danken en aanbidden.

God nodigt ons uit om Hem alles te vragen wat we nodig hebben (Filippenzen 4:6).

‘Om Jezus’ wil’ ‒ dat herinnert ons dus steeds aan Zijn offer aan het kruis van Golgota. In Hebreeën 4:16a staat: ‘Laten wij met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade’. Vrijmoedigheid is geen gevoel, maar een geschenk van God om met Hem te mogen praten in ons gebed ‒ om Jezus’ wil. Met vrijmoedigheid toegaan. ‘Toegaan’ ‒ ook dat is een bijzonder woord. In de Bijbel wordt het gebruikt voor de priesters die de tempel binnengingen. Dat deden ze om te offeren en te bidden. Nu hoeven wij geen offers meer te brengen ‒ dat deed Jezus voor ons. Maar we mogen wel naar God gaan om te bidden. Wij mogen God alles vertellen ‘om Jezus’ wil’. We mogen danken, aanbidden, bidden en voorbede doen. Kortom, we mogen Hem alles vertellen wat ons bezighoudt. Daarbij mogen we de verhoring van die gebeden vol vertrouwen in Zijn hand leggen. God nodigt ons uit om Hem alles te vragen wat we nodig hebben (Filippenzen 4:6). Maar ‘bidden in Jezus’ naam gaat verder. Dat doe je dus niet door simpelweg de formule ‘in Jezus’ naam’ achter je gebed te plakken. Nogmaals, als je iets vraagt in naam van een ander, is het alsof die persoon dat zelf vraagt. Het is zinvol om je dus af te vragen: wat zou Jezus in deze situatie aan Zijn Vader willen vragen?

Meerwaarde

Je zou kunnen zeggen dat je alleen in Jezus’ naam bidt, wanneer jij hetzelfde wilt als Jezus. Ik kan me dus best voorstellen dat je daarom gemakkelijker bidt ‘om Jezus wil’ dan ‘in Jezus’ naam’. Het bidden in Jezus’ naam heeft meerwaarde. Wanneer je bidt in Jezus’ naam, zeg je eigenlijk: Ik wil denken, voelen, spreken en handelen in de gezindheid van Jezus. Ook herinner je God eraan dat je niet zomaar tot Hem komt. Nee, omdat Zijn geliefde Zoon je gekocht en betaald heeft en je wil overladen met talrijke geestelijke zegeningen (Efeziërs 1:3). Eigenlijk bidden we met Jezus mee. Hij bidt in de hemel voor ons (Hebreeën 7:25). In ons gebed proberen we dus aan te sluiten bij Zijn gebeden. Bidden in Jezus’ naam plaatst ons dus als het ware in de hemel, voor de troon van God. Het is dus heel wat, wanneer je bidt in Jezus’ naam. Als je zeker weet dat Jezus ook zou willen wat jij verlangt, mag je je bewust zijn van de kracht van zo’n gebed. Dan snap je wat Jezus bedoelde, toen Hij beloofde dat je zelfs met het kleinste geloof bergen kunt verzetten.

Hij luistert

Johannes schrijft: ‘Wij kunnen ons vol vertrouwen tot God wenden, in de zekerheid dat Hij naar ons luistert als we Hem iets vragen dat in overeenstemming is met zijn wil. En omdat we weten dat hij naar ons luistert, wat we Hem ook vragen, weten we ook dat we alles al hebben gekregen wat we Hem gevraagd hebben’ (1 Johannes 5:14,15).

Geschreven door

Arie van der Veer

--:--