Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Column: Ik ben een hypochonder

Naomi* lijdt aan hypochondrie: bij elk pijntje in haar lichaam, maakt ze zich ernstig zorgen. "Dan denk ik dat ik doodga. Ik voel me een loser. Waarom heb ik, een slimme, jonge meid, een angststoornis?"

Deel:

Het is een mooie voorjaarsdag. Ik houd daarvan, maar vandaag geniet ik niet. Ik voel me ziek. Met lood in mijn schoenen en een op hol geslagen hart ga ik naar de huisarts.

“Waar kan ik je mee helpen?” Ik voel van alles. Ik heb hoofdpijn, ik heb hartkloppingen, ik heb pijn op m’n borst en ik ben móe, en ik ga dood. Maar dat laatste zeg ik niet.

“Wat denk je zelf dat er aan de hand zou kunnen zijn?” Ik haat die vraag. Als ik dat wist, zou ik niet komen. Ik ga dood. “Dat weet ik niet. Ik ben bang voor een hartaanval.” Ze onderzoekt me. “Ik kan niets afwijkends vinden.” Diepe zucht. Ik ben ziek en ik ga dood. “Heb je het druk gehad? Zijn er spanningen?” Ik weet waar dat heen gaat. En daar heb ik geen zin in. En dus antwoord ik, alsof ik helemaal niet veel te hard gewerkt heb, gecombineerd met een studie: “Nee, ik zou niet weten wat. Ik werk wel veel, maar dat vind ik leuk. En ik volg een studie, maar dat gaat ook prima.” Ze trapt er niet in. “Je lacht veel, maar je lacht het weg. Ik wil je volgende week weer zien om even door te praten.”

'Je catastrofeert klachten. Dat noemen we hypochondrie'

“Heb je er deze week over nagedacht? Ik heb nog eens even in je dossier gekeken en je bent de laatste maanden veel geweest. Je catastrofeert klachten. Dat noemen we hypochondrie.” Boem. Daar is de term die ik vreesde. Vervolgens komt het volgende stuk dat ik vreesde: “Daar kun je aan werken met cognitieve gedragstherapie.” Ik ben voorbereid: “Ik wist dit. En ik ga het niet doen.” Ze roept me op daar toch eens goed naar te kijken en op Google te zoeken wat dit voor me zou kunnen doen. “En zoek eens naar het woord 'hypochondrie'.”

Recalcitrant

Ik heb haar net verteld dat stap één op weg naar genezing volgens mij is om te stoppen met dokter Google. Blijkbaar heeft ze dat niet gehoord. Ze blijft maar terugkomen op hypochondrie. Ik word daar recalcitrant van: “Nou, gezellig, stickertje geplakt.” Ik voel me een loser. Waarom heb ik, een slimme, jonge meid, een angststoornis? “Schrijf maar op: Patiënte is gek.” Met die opmerking maak ik het alleen maar erger. Ze vertelt me nog dat ik niet het achterste van mijn tong laat zien. Dat kwetst me. Ik denk nét eens een keer open te zijn geweest, maar blijkbaar is het nog niet goed.

'Ik ben niet gék'

We nemen afscheid. “Kijk nog eens op Google, verdiep je in therapie en als je wilt, moet je nog maar een keer terugkomen om te vertellen hoe het gaat.”
Ik vertrek. Teleurgesteld en boos. Ik ben niet gék. Ik besluit mijn gelijk te gaan bewijzen. Niks naar de dokter. En zéker niet naar een psycholoog. Ik bedenk zélf wel een plan. Want ik ben gewoon ziek.

Binnenkort volgt een tweede column van Naomi, waarin ze vertelt welke tips haar uiteindelijk helpen om met hypochondrie om te gaan. 

--:--