Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Dichter Ria Borkent: ‘Ik heb bijna alles van mijn ouders overgenomen’

Wat kreeg Ria van huis uit mee over God en geloof?

God is royaal, liet de vader van dichter Ria Borkent merken aan zijn kinderen. Van hem kreeg ze liefde voor taal, theologie en kerk mee. “Als ik er ben, weet ik: hier wil ik bij zijn, hier wil ik bij horen, hier wil ik blijven.”

Deel:

Het zijn flarden die zijn blijven hangen. Haar vader die naast haar in de kerk uit volle borst een psalm zingt: “’k Zal zijn lof zelfs in de nacht zingen, daar ik Hem verwacht.” De zachte bontjas van haar moeder – daar kon je zo fijn tegenaan zitten. De rode en groene deurtjes van de kerkenraadsbanken. En één terugkerende zinsnede uit de preken uit haar kindertijd: hier en nu in deze nieuwe bedeling. Voor dichter en kerkliedschrijver Ria Borkent (1950) zijn het kleine deeltjes die samen het beeld vormen van een jeugd waarin geloof vanzelfsprekend was.

Beetje getraumatiseerd

‘Aardappels weer’ is zo’n losse flard die het letterlijk tot een gedicht heeft gebracht. Het komt uit het vaste tafelgebed van haar vader. “Hij bad: ‘Geef dat niemand van ons achterblijve.’ En: ‘Zie in genade op ons neer.’ Maar ik verstond altijd ‘aardappels weer’, want hij mompelde tijdens het bidden. Later heb ik daar een gedicht over gemaakt.”

In haar jeugd – tot op haar 10e woonde ze in Apeldoorn, daarna verhuisde het gezin naar Rotterdam – was vader leidend als het om de geloofsopvoeding ging. “Ik herinner me hem als bourgondisch en gul; hij kon goed van zijn geld af. Kwam hij weer thuis met een schilderij dat hij gekocht had omdat-ie het zo mooi vond. Of een pendule. En er kwamen nogal eens mensen over de vloer, bijvoorbeeld van de duivenvereniging. Die legden een kaartje en dronken een glas wijn. En soms ging het dan ook over het geloof. God is royaal, zei hij: Hij geeft ons veel en gunt ons veel. De kerkstrijd van die tijd – we groeiden op in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt – heeft hem een beetje getraumatiseerd, denk ik weleens. Hij had beter in deze tijd gepast.”

In de jaren zestig ging het er namelijk fel aan toe in de kerk. Thuis aan tafel werd gedebatteerd. “Het was de tijd van de synodes en de kerkscheuring. Daar discussieerden we over; met name mijn oudere broers. Ook met mijn vader. Ik herinner me dat hij op zo’n moment door zijn bijbel bladerde en Timoteüs opsloeg: ‘Word niet heftig tegen een oude man.’ Dat wist hij zo te vinden. Humor toch?”

Cryptogram en sigaar

Ria staat op van de hoekbank en loopt naar de eettafel, waar haar poëziealbum ligt. “Deze is uit mijn jeugd. Kijk, mijn vader schreef er als eerste een versje in, in 1958. Dat versje schudde hij zo uit zijn mouw – ik denk dat ik het taalgevoel van hem heb. Niet dat ik mijn gedichten uit mijn mouw schud, hoor.” Dan bladert ze naar de volgende pagina: “En deze is van mijn moeder. Ik liet een pagina voor haar open, maar het duurde tot 1969 voordat zij er iets in schreef. Ik denk dat mijn moeder het te druk had met zeven kinderen. Ze was krachtig, sober en intuïtief. Maar ze vond het ook lastig om woorden te vinden voor het geloof. Mijn vader was precies tegenovergesteld. Hij was vertegenwoordiger, en hij kon God ook goed verkopen. Al gebeurde dat vaak tussen neus en lippen door. Wij praatten over de doop, hij zat een cryptogram te maken en een sigaar te roken. Zei hij tussendoor iets als ‘God denkt in een volk, niet in individuen. Kijk maar naar Abraham. Die moest zijn zoon laten besnijden, maar ook alle vreemdelingen die bij hem hoorden.’ Ik ben het nooit vergeten.”

Dat lezen aan tafel doen we nog iedere dag

Prachtige jurk

“Mijn vader heeft taal en theologie op me overgebracht, mijn moeder de muziek. Zij zat op het Bachkoor in Apeldoorn en zong ieder jaar de Matthäus Passion in Apeldoorn. Ik zie haar nog staan, klaar om weg te gaan, in een prachtige, lange jurk en een mooie ketting. Kijk, hier heb ik haar koralenboek. In grote hanenpoten staat er wanneer ze moest gaan staan. Toen ze al ruim 80 was, zei ze een keer hoe erg ze het vond dat ze niet meer kon zingen. Ik denk dat ze het geloof in die liederen naar zich toe zong.”

Decennia later, in 2008, vertaalde Ria de Matthäus Passion naar het Nederlands. Daar kwamen die twee lijnen samen: de taal van haar vader en de muziek van haar moeder. “Maar er is meer wat ik van haar meeneem. Mijn moeder was ontzettend trouw. Tot op hoge leeftijd ging ze twee keer per zondag naar de kerk. Dat doe ik ook nog. Het zijn prachtige diensten – waarom zou ik niet gaan?”

Felle discussies

Die kerk is nog steeds de Gereformeerde Kerk vrijgemaakt in Apeldoorn, al heet die sinds kort de Nederlandse Gereformeerde Kerk. Peinzend: “Ik denk dat ik bijna alles van mijn ouders heb overgenomen. Ik sta dicht bij hun levensbeschouwing.” Ze is even stil. “Behalve de felle discussies, zoals die aan tafel plaatsvonden. Overigens doen we dat lezen aan tafel nog iedere dag. En net als mijn vader lees ik graag uit Spreuken en Prediker. O, ik hoor het hem nog zeggen: ‘Nog even slapen, nog even sluimeren, nog even liggen met gevouwen handen – daar komt uw armoede aangeslopen en uw gebrek als een gewapend man.’ De cadans van zijn stem kan ik zo voor me halen. Is het niet prachtig? Daarover gesproken: ik heb meegewerkt aan een kinderbijbel waar ik Spreuken, Prediker, Hooglied, Hebreeën en Openbaring voor mocht doen.” Ze loopt naar de kinderbijbel toe, toont de pagina’s: “Hier ben ik toch wel een beetje trots op. Hooglied en Hebreeën vind je nooit in een kinderbijbel.” Dan, excuserend: “Vind je het erg als ik de dingen door elkaar vertel? Jij moet maar alles bij elkaar zoeken.”

Schaatsen op zondag

De vrijgemaakten stonden in die tijd bekend als een gesloten gemeenschap, met eigen scholen, verenigingen en een eigen krant. Ria haalt er haar schouders over op. “Mijn ouders hadden niet zoveel boodschap aan de zuil. Ik ben naar het gereformeerd lyceum gegaan, mijn zusje ging naar de christelijke mulo. En wij lazen De Rotterdammer, niet het Nederlands Dagblad. Pas toen ik op kamers ging, maakte ik daar kennis mee – omdat ik dat zelf wilde. Ik had niet het gevoel dat we ergens in beperkt werden, maar voelde juist ruimte. We mochten bijvoorbeeld gerust schaatsen op zondag. Toen er in 1963 ijs lag, kon je zo naar de kerk schaatsen. Dat deden we. Als we maar in de kerk kwamen, vonden mijn ouders het best.”

Ik kreeg het gevoel dat het waardevol was om in de kerk te zijn

Nietig madeliefje

Moeiteloos citeert ze even later de kinderbijbel uit haar eigen jeugd, die van Anne de Vries: “Die begint zo schitterend: ‘Er bloeit een bloempje langs de weg. Een klein en nietig madeliefje. De mensen kunnen alles maken, maar wie kan zo’n bloempje maken, dat leeft en bloeit?’ Alleen die regel al liet een wereld voor me opengaan. Zo leerde ik anders kijken; ieder stukje natuur getuigt van God. Mijn denken over de schepping is daardoor urgenter geworden, en door Psalm 104, die ik voor Psalmen voor Nu hertaalde.”

Toen Ria 10 was, verhuisde ze naar Rotterdam. “Ergens in mijn tienertijd ontdekte ik in de kerk: wat ik hier hoor, is de waarheid over het leven. Wanneer en hoe weet ik niet meer precies, maar ik kreeg sterk het gevoel dat het waardevol was om in de kerk te zijn. Dat is voor mij niet veranderd. Nog steeds ga ik. Als ik er ben, weet ik: hier wil ik bij zijn, hier wil ik bij horen, hier wil ik blijven.”

‘Ik heb het geproefd’

Is er dan niets veranderd in die tientallen jaren? “De archaïsche taal is er niet meer, het accent ligt niet meer op kennis van God, maar op relatie met Hem, en de liturgie. Stiekem verzucht ik daarom weleens tegen Jan: waren we maar bij de PKN”, lacht Ria. “In de kerk waar ik naartoe ga, is de preek het centrum van de dienst, maar ik ben juist steeds meer belang gaan hechten aan de liturgie. Aan het feit dat ik gedoopt ben; dat ik, zoals mijn vader zei, bij het volk van God hoor. Ik hecht veel belang aan het avondmaal. Soms val ik mezelf vies tegen, maar dan kan ik zeggen: ik heb het tóch echt geproefd. Al mijn zonden zijn me vergeven. Aan de zegen die je meekrijgt. Al zou de preek tegenvallen – die zegen krijg je mee.”

En de poëet Ria Borkent is niet altijd te spreken over de liederen die er gezongen worden. “Soms vind ik al die Amerikaanse aanbiddingsliederen wel een beetje veel van het goede. Er zijn zo veel mooie verkondigende liederen. Met die liederen zing je zelf het geloof naar binnen; dichter Willem Barnard noemde dat ‘het innen van het geloof’. Zoals mijn moeder dat ook deed. Zing maar gewoon: ‘Jozef zoekt zijn grote broers, alle tien zijn ze jaloers’. Zo word je, al zingend, onderdeel van het grote verhaal. Zoals de Psalmen dat voorzingen.”

Ze wijst op een grote, oude Statenbijbel met prenten. “Als kind keek ik hierin naar de plaatjes: Daniël in de leeuwenkuil, de opstanding van Jezus. Zo mooi! Al die oude verhalen kwamen zo bij mij naar binnen. Trouwens, we zitten hier helemaal te verdrogen! Wil je nog iets drinken?”

In september verschijnt een bundel met verzamelde liederen van Ria Borkent: ‘Een vogel is er thuis’.

Geschreven door

Pieter-Jan Rodenburg

--:--