Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Gastvrij zijn is riskant, maar een zegen

'Jezus staat altijd in vermomming voor de deur'

In de Bijbel was gastvrij zijn geen bijkomstigheid, maar een centraal kenmerk van de gemeenschap van God. Wat kunnen wij leren van dit gegeven? Schrijver Frank Mulder zocht het uit.

Deel:

De Amerikaanse theoloog Christine Rohr schrijft in een mooi boek over gastvrijheid (Making Room, 1999) dat dit bij ons pas in de moderne tijd uit de gratie is geraakt. We hebben ons teruggetrokken in kleine verbanden, in ons kerngezin of zelfs alleen, compleet met gordijnen en schuttingen. De gastvrijheid is intussen geprofessionaliseerd. Voor ziekenzorg ga je naar een ziekenhuis, op reis ga je naar een hotel en vluchtelingen moeten zich melden bij een loket. De samenleving is zo individualistisch geworden dat we vaak helemaal geen tijd hebben voor de men- sen die onverwachts op onze stoep staan. Ik woon in een woongemeenschap waar veel mensen aanbellen – voor een praatje of iets anders – maar ook ik voel nog altijd een lichte tegenzin voordat ik opendoe. Het leven is al zo druk!

Vreemdeling zijn 
In Bijbelse tijden was gastvrijheid zoals gezegd een erezaak, maar vaak lag de focus wel op het ontvangen van belangrijke mensen, want die gaven meer eer. De Thora gaat daartegen in, schrijft Rohr. Israël moet voor de vreemdelingen zorgen, vanuit het diepe besef dat ze zelf vreemdeling waren in Egypte. Sterker nog: ze moeten vreemdelingen blijven, als tijdelijke gebruikers van Gods land (Leviticus 25 vers 23). We lezen talloze verhalen over gastvrijheid, vol wonderen en verrassingen, doordat God er vaak op een onverwachte manier bij is. Vreemdelingen blijken engelen te zijn, en bedelaars zijn profeten die eten meenemen of mensen genezen.

In het Nieuwe Testament zien we dat ook Jezus zich opstelt als ruimhartige gastheer die mensen verwelkomt in een nieuw koninkrijk, dat Hij vergelijkt met een feestmaal waar de gesettelde mensen geen tijd voor hebben (Lucas 14). Wie erop afkomen, zijn mensen die er om een of andere reden buiten vallen. En als wij er voor hen zijn, zegt Hij, dan is dat alsof we Hem zelf helpen (Matteüs 25). Jezus daagt de klassieke definities en grenzen dus radicaal uit.

Gastvrijheid in het Grieks is: vriendschap met de vreemde

Afspiegeling van Gods hart 
In de brieven aan de eerste gelovigen zien Paulus en Petrus gastvrijheid als het centrale kenmerk van de nieuwe gemeenschappen die rond het geloof in Jezus waren ontstaan. Gastvrijheid in het Grieks is philoxenia: vriendschap met de vreemde. De eerste kerk was een soort familie, een open huis, een tafel waar iedereen welkom was en waar muren tussen groepen wer- den afgebroken, als afspiegeling van het open hart van God zelf. De kerk stond daar in de eerste eeuwen bij vriend en vijand om bekend. Slaven eten naast heren, vrou- wen naast mannen, zieken naast gezonden – dit was ongekend!

Er zijn veel verhalen van kerkvaders en -moeders die gemeenschappen vormden in hun eigen huis. Hieruit ontstonden
de eerste kloosters en ziekenhuizen, die langzaam de wereld zouden veroveren. Maar gastvrijheid moest wel een zaak van iedereen blijven, zei kerkvader Johannes Chrysostomus, dat mochten we nooit uit- besteden. Hij riep christenen op om altijd een Christuskamer klaar te hebben, zodat we plek hebben als Christus voor onze deur staat, in de gedaante van iemand die onderdak of hulp zoekt.

Oefenen
Deze gastvrijheid is in ons drukke, complexe bestaan heel moeilijk vorm te geven. Ons elastiek is al zo ver opgerekt dat we
er weinig bij kunnen hebben. Ons leven zit vol werk en andere verplichtingen. Als we weer ruimte willen maken voor die gemeenschap die zo cruciaal is voor de wereld en voor ons, de open gemeenschap rond Christus, dan zullen we ten eerste moeten snijden in onze werkweek, en vervolgens moeten gaan oefenen en experimenteren. Ik denk bijvoorbeeld aan zo’n Christuskamer, een concept dat veel mensen tegenwoordig weer ontdekken. Dat kan ook met een groepje, om te rouleren als een gast langere opvang nodig heeft. Sommige mensen hebben geen opvang nodig, maar klusjes waar ze wat mee kunnen verdienen. In Italië koppelt de kerk vluchtelingen aan alleenstaande ouderen: huishoudelijke hulp in ruil voor onderdak – en vriendschap!

Gastvrijheid in het Grieks is: vriendschap met de vreemde

Kerken zouden kunnen zoeken naar manieren om het gemeenschappelijke leven terug te krijgen. De eredienst, de sociale projecten – dit alles is vaak losgekoppeld van het doordeweekse leven. Het zou een zegen zijn voor kerken als het weer open huizen worden, waar wordt geleefd en gewerkt en gegeten, waar mensen van verschillende sociale status echte vrienden kunnen worden.

Thuis voelen 
Gastvrijheid betekent soms hulp aan mensen in nood. Maar onze behoefte om de helper te zijn, kan ook een belemmering zijn om mensen dichtbij te laten komen. Geef ik mensen meer eer als ik voor ze kook of als ze voor mij mogen koken? Geven we gasten in de kerk meer eer als ze naar onze preek mogen luisteren of als ze zelf mogen preken? Als we willen dat mensen zich thuis bij ons voelen, zullen we ze eigenaarschap moeten geven. De meest ontroerende momenten in onze leefgemeenschap maak ik mee wanneer de ene gast voor een andere gast gaat zorgen. Of voor mij. Dan dringt het pas echt door waarom dit nieuwe leven ook goed nieuws voor mij is. 

Platgelopen 
Gastvrijheid kan ons geloofsleven compleet vernieuwen – zo voelt dat echt – maar het is ook riskant. Mensen maken problemen, gaan over je grenzen, en geven je dan ook nog de schuld. Dat gebeurt. Ook kan de hoeveelheid nood soms overweldigen. In een wereld waar heel veel mensen een thuis zoeken, wordt de ene deur die opengaat al snel platgelopen door een heleboel thuiszoekers. 

Jezus staat altijd in vermomming voor de deur

Bij ons thuis verzuchten we regelmatig dat we hier niet voor gemaakt zijn. De harde waarheid is natuurlijk... dat we er wél voor gemaakt zijn. Ja, we moeten als Jezus zijn – maar Jezus was ook geen sociaal werker die ieders zaakjes regelde. Hij ging niet koken voor mensen, maar nodigde zichzelf te eten uit. Ook Hij raakte uitgeput, en trok dan de bergen in voor stilte en gebed.

Gast worden
Misschien is dat wel de belangrijkste uitdaging: niet meer gastheer en gastvrouw zijn, maar gást. Om onszelf weer te zien als permanente vreemdelingen en buitenstaanders, zoals Petrus ons ook opdraagt in zijn brief (1 Petrus 2 vers 11). Dat bevrijdt ons namelijk van pretenties en van angst om iets kwijt te raken. Het helpt ons om onze toevlucht te zoeken in Gods gastvrijheid, en om van daaruit uitnodigend te zijn voor andere vreemde vogels, waar we geen helper van worden, maar een mede-vreemdeling. (Het is niet toevallig dat de meeste arme en gevluchte mensen worden opgevangen door andere arme en gevluchte mensen, ook in Nederland!)

Ikzelf heb hier nog een lange weg in te gaan, maar met Gods hulp leer ik groeien. Al heb ik een donkerbruin vermoeden dat die hulp waarschijnlijk komt in de vorm van een klop op de deur van een vreemde gast, die iets van me wil op een onmogelijk moment, waarop ik eigenlijk net mijn e-mail moest checken en ook nog iets voor mijn kinderen moest doen. Ik hoop me dan te herinneren dat Jezus altijd in vermomming voor de deur staat.

Tekst: Frank Mulder

--:--