Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Geertjan Lassche: ‘Christenen hebben niet het patent op goeddoen’

Wat kreeg Geertjan mee over het geloof en waar staat hij nu?

Filmmaker en onderzoeksjournalist Geertjan Lassche groeide op onder de rook van het diepgelovige Rouveen (gemeente Staphorst), dat in zijn jeugd nog een geïsoleerd boerendorp was. “Ik vind geloven iets ingewikkelds, ik heb er veel mee geworsteld. En nog. Toch kom ik steeds weer terug op vaste waarden. Er is iets wat groter is dan wij en het is goed om daar ontzag voor te hebben.”

Deel:

Geertjan, verhalenverteller en levensgenieter, is altijd op zoek naar wat mensen beweegt. Dat is ook terug te zien in de vele, soms prijswinnende documentaires die hij heeft gemaakt. “Ik ben altijd op zoek naar iemands diepste motief. Ik vind mensen mateloos interessant. Dat zat er al jong in. Er is een foto uit mijn jeugd die dat typeert. Die is genomen tijdens een paardensportevenement. Het hele gezin kijkt naar wat er op het veld gebeurt, behalve ik. Ik sta andersom en kijk naar de mensen in het publiek. Dat staat wel symbool voor wie ik ben. Ik was als kind ook altijd bezig met andere mensen die bij ons kwamen. Ik denk dat ik dat van mijn ouders heb, zij zijn mensenmensen. Er kwamen allerlei soorten mensen bij ons over de vloer: dorpelingen, stedelingen, Molukkers. Als mijn ouders zoveel jaar getrouwd waren, kregen ze stapels kaarten – honderden. Er hangt een bordje bij hen thuis met de spreuk ‘Het mooiste wat je mensen kunt geven is aandacht’. Heel soft en sentimenteel misschien, maar ik denk dat dat ook is hoe een documentaire goed kan worden. Door écht geïnteresseerd te zijn. Na al die jaren heb ik die interesse nog steeds. Mijn nieuwsgierigheid naar dat wat ik nog niet ken, is enorm.”

Spartaanse opvoeding

Behalve dat zijn ouders sociaal waren, leerden Geertjan en zijn vijf broers ook om aan te pakken. “Onze opvoeding was redelijk spartaans. Niet klagen, maar aan de bak. Als je band lek was, werd je niet zomaar opgehaald, maar repareerde je die zelf. Ook moesten we vaak meehelpen in de bakkerij van onze ouders. Kwamen er klachten over ons? Dan werd het niet automatisch voor ons opgenomen, eerder gebeurde het tegenovergestelde.” Het geloof speelde ook een rol bij de familie Lassche thuis. “De dominee van onze kerk in Rouveen kon mijn aandacht alleen nooit lang vasthouden. Ik was het jongetje dat de orgelpijpen telde. Overigens heb ik nooit geweten hoeveel het er waren, want ik dwaalde altijd af met mijn gedachten. In mijn verbeelding ging ik op avontuur tijdens de dienst.” Op catechisatie bleef hij doorvragen. Vragen als “Hoezo dan?” en “Hoe weten we dat nu zeker?” werden veelvuldig door hem gesteld. “De dogmatiek van de kerk speelde voor mij een veel te grote rol. Ik denk dat ik een jaar of 13, 14 was toen ik voor het eerst al die verschillende kerken maar onzin vond. We zijn een piepklein landje op wereldschaal, maar we hebben zo veel kerkstromingen die allemaal denken dat ze de juiste koers varen. De verschillen die er zijn, vormen in verhouding maar een millimeter op een kilometer. Ik begrijp dat niet. De stelligheid van de kerk, het ‘zeker weten’, daar knap ik op af. Dat een dominee drie verzen uit de Bijbel pakt, uit verschillende boeken die heel ver na elkaar zijn geschreven, en daar dan een preek van maakt waarin hij uitlegt hoe het zit. Heel vaak blijven er in de kerk geen vragen over, maar krijg je alleen maar antwoorden. Soms ook nog met een uitroepteken erachter.”

De gelijkenissen van Jezus zijn zo ontzettend goed

Kinderlijk geloof

Zelf is Lassche een denker. “Ik snap vele dingen in de Bijbel niet, maar daar hoef ik ook niets mee. Ik vind gelukkig ook heel veel dingen prachtig. De gelijkenissen van Jezus zijn zo ontzettend goed! Daar kan ieder mens wat mee. Ik zou ook graag nog een keer een mooie serie maken over de psalmen van David. Die getuigen van bezieling. Er zit veel pracht in. En de aard van de mens zit er zo goed in, die is namelijk onveranderd. Al denk ik soms weleens wanneer ik een psalm lees: moet er achter deze zin geen vraagteken?Ik kan weleens jaloers zijn op mensen die zelfverzekerd zijn in hun geloof, geen vragen hebben. Dat lijkt me makkelijk, want dan hoef je er niet meer over na te denken. Ik had een oude buurvrouw met wie ik hier graag mooie gesprekken over voerde. Prachtmens, zuiver en authentiek, helaas onlangs overleden. Zij was altijd heel duidelijk en helder. Ze had een kinderlijk geloof. Ik vond dat van een ontroerende schoonheid, omdat het eenvoudig voor haar was. Zij was vol overgave. Ik heb dat niet zo. Dat wil niet zeggen dat ik het niet geloof, alleen moet ik alles kunnen analyseren. De vraag is natuurlijk of dat altijd nodig is, maar zo zit ik in elkaar. Ik heb de antwoorden niet, ik stel vooral de vragen. Ik denk dat ik hierdoor voor mijn omgeving ook niet altijd te doorgronden ben, maar ik heb mazzel dat ik dit vak heb gevonden. Hierin kan ik al mijn gedachten op een creatieve manier kanaliseren.”

Andersdenkenden

Wat Geertjan heeft overgehouden van het geloof in zijn jeugd is niet in een pasklaar zondagsschoolantwoord te vatten. “Ik denk dat ik een transformatie heb doorgemaakt, ben misschien wel vrijzinnig, waarbij ik het oude ook zeker niet wil weggooien. Ik ben erg gaan geloven in medemenselijkheid, in inclusiviteit. Volgens mij zijn mensen in staat het slechtste te doen, maar ook heel mooie dingen. Mensen die vanuit hun levensbeschouwing mooie dingen doen, kunnen me betoveren. Of ze nou moslim zijn of boeddhist. Ik blijf graag in contact met andersdenkenden. Ik ben zo veel mooie mensen tegengekomen die niet geloven, van wie ik denk: tjonge jonge, wat kunnen wij veel van jullie leren. Ik geloof in empathie, lief zijn voor elkaar. Betrokken zijn en ook kunnen complimenteren.

Christenen hebben niet het patent op goeddoen. Geloof is een irrationele, particuliere overtuiging wat mij betreft. Ik wil niemand iets opleggen, ik wil ook geen wig drijven tussen mensen. Vaak wordt het onplezierig als mensen geloofsargumenten erbij halen in een discussie. Als ik in de Bijbel lees dat er in het huis van mijn Vader vele woningen zijn, dan hoop ik dat echt van harte. Dat er ook een plek is voor de mensen die anders denken, of iets anders geloven.

Ik zie veel goddelijkheid in de natuur, de bergen, de zee. Ik vind het voorjaar een ongelooflijk wonder. Daar zit zo veel schoonheid in, zo veel hoop. Mijn favoriete geestelijke lied is ‘De steppe zal bloeien’ van Huub Oosterhuis. Daar zit ook dat voorjaar in, de hoop dat dit niet ’t einde is. Er is te veel ellende in de wereld en ik hóóp echt dat het goed komt. Dit lied bezingt voor mij die hoop, dat leven.”

Ik heb best een heftige geloofsopvoeding gehad

Van wieg tot graf

Ondanks de moeiten die Geertjan heeft met de kerk, koestert hij haar ook. Hij heeft zich nooit afgezet tegen de mensen in zijn kerk. “Dat zal ik ook nooit doen. Ik voel daar geen conflict. Ik ben toevallig in een bepaald dorp geboren en heb best een heftige geloofsopvoeding gehad, die misschien zelfs wel wat wonden heeft achtergelaten, maar ik ben dankbaar dat het leven mij de kans geboden heeft mijn eigen weg te vinden. Niemand zit me hier in de weg. In de kerk hoor ik soms preken waar ik niks mee kan. Maar er is ook altijd iets wat ik wel mee kan nemen. De kerk dient ook een maatschappelijk doel. Waar vind je anders nog een plek waar een notaris naast een bouwvakker zit? Een schooljuffrouw naast een directrice? De kerk heeft een gemeenschapsfunctie: wij horen bij elkaar. Wij zorgen voor elkaar. Het zorgt voor verbinding, ongeacht je mankementen of je toestanden. Je leeft het leven met elkaar van wieg tot graf. Daarin voel ik mij geborgen. Ik ben heel loyaal naar de mensen met wie ik opgroeide. Met klasgenoten van de basisschool ben ik nog steeds bevriend. Ik houd van de kleine gemeenschap waar ik uitkom en waarin ik nog steeds woon. Tegelijk heb ik die onverzadigbare honger naar de buitenwereld, de behoefte om mijn vleugels uit te slaan.”

Vaste waarden

Geloof is ingewikkeld, vindt Geertjan. “Ik heb daar veel mee geworsteld. En dat rondje maak ik vaak opnieuw. Rationeel is het allemaal moeilijk te begrijpen. Maar dat moet je uiteindelijk ook niet willen, denk ik. Geloof en wetenschap staan bijna lijnrecht tegenover elkaar. Die zijn niet te verenigen. Het is een overtuiging versus bewijs. Ik kom wel altijd weer terug op vaste waarden. En die vind ik ook terug in de Bijbel. Laatst viel voor mij het kwartje: er is geen betere manier om een moraal over te dragen dan via een heel goed verhaal. Dat is precies wat de Bijbel is. Verhalen die je kunt doorvertellen. Het is een moraal die je kunt naleven en doorgeven. Al wil ik niemand iets opleggen, laat staan veroordelen. Dat deed Jezus ook niet. Hij was heel vergevingsgezind. Laten we het vooral hebben over zijn naastenliefde. Laten we het goede halen uit die prachtige verhalen. Dat is wat ik ook graag aan mijn zoon door zou willen geven van wat ik zelf heb meegekregen. Er is iets wat groter is dan wij. Ik geloof in een God, die veel moois geeft, en die af en toe ook beteugelt. Toeval, daar geloof ik niet in. Dus ik vrees die God ook, zonder bang te zijn. Net als de natuur, bergen, zeeën. Daar geniet ik erg van, maar ik heb er ook eerbied voor. Misschien vind ik God dan ook wel vooral in de natuur. Misschien is de natuur Gods spiegelbeeld wel.”

Tekst: Francien van der Valk

--:--