Ga naar submenu Ga naar zoekveld

'Homojongeren zijn doodeenzaam'

Laat jongeren niet eenzaam in de kast zitten

Wanneer je als homojongere in de kast zit, ben je vaak doodeenzaam. En dan helpt het niet als er bestraffende woorden klinken. Een persoonlijk relaas van theoloog en EO-programmamaker Tom Mikkers.

Deel:

In dit artikel deel ik iets uit mijn leven wat heel persoonlijk is: mijn homoseksualiteit. Ik hoop dat u de tijd neemt om het te lezen. Ik zeg u alvast toe: dit artikel bevat geen theologische mening over geloof en homoseksualiteit. Ik heb mijn best gedaan daarvan weg te blijven. Juist om te voorkomen dat ikzelf of u als lezer in een loopgraaf van oordelen terechtkomt. Ik hoop dat u het ook op die manier leest. Als een kennismaking met het leven van de ander. Over hoe het gelopen is. Over wat ik heb geleerd en wat ik heb achtergelaten. Daarmee worstelen we immers allemaal. Althans, dat denk ik.

Goede opmaat

Het is bijna dertig jaar geleden dat ik uit de kast kwam. Kort daarvoor was ik van studie veranderd. Om mijn ouders een plezier te doen, was ik op mijn 18e begonnen met een rechtenstudie in Leiden. Mijn vader veronderstelde dat deze studie een goede opmaat was naar een functie in het vleesimperium dat hij had opgebouwd. Maar voor mij liever geen Kips-leverworst. In plaats van het vlees, koos ik in mijn tweede studiejaar van de ene op de andere dag voor de geest: ik ging theologie studeren. Ik zie mezelf nog het wetboek dichtklappen. Mijn ouders waren er niet blij mee. In die periode ging ik veel naar huis toe. Ik dacht: mijn ouders willen zien dat ik gelukkig ben, en als ik dat laat zien – dat ik bij theologie op mijn plek zit – komt het wel goed. En zo ging het ook. Mijn familie zingt elkaar graag toe op feesten en partijen. Toen ik afstudeerde, zong mijn vader op de wijs van ‘Dans le port d’Amsterdam’ van Jacques Brel:

‘Onze Tom theoloog
Straks ook nog dominee
Even vroegen we ons af
Wat moeten we ermee
Maar we zullen hem ondersteunen
Dat is een besluit
We kopen een kerk en dan kan hij vooruit.’

Ik was opgelucht toen het hoge woord eruit was

Uit de kast

In die periode ging ik doordeweeks dagelijks naar de universiteitsbibliotheek om te studeren met een groep vrienden. We lunchten samen, lachten veel. En de een na de ander kwam uit de kast. Alsof we bij elkaar beschutting hadden gezocht. Alsof we intuïtief aanvoelden dat we allemaal voor dezelfde opdracht stonden: uit de kast komen. Dat ging trouwens niet bij iedereen even soepel. Maar als ouders achter hun kind bleven staan, was de opluchting groot. Dan kreeg je moed om het zelf ook te vertellen.

En toen was het mijn beurt.

Ik kon er niet meer omheen. Ik had in het diepste geheim alles gelezen wat er maar te lezen viel over homoseksualiteit. Er was een voorzichtige eerste liefde en het was tijd. Mijn tijd. Dat weekend kwamen mijn ouders mij ophalen in Leiden. De overstap naar theologie was nog niet zo lang daarvoor gemaakt. En ik hield rekening met het ergste scenario. Ik zat bij mijn ouders achter in de auto en dacht: het kan zomaar zijn dat ze mij na morgen niet meer willen zien. Maar ik wist ook dat – als dat zo was – ik die situatie aankon. Hoe pijnlijk ook.

Lees ook: Marrienke voelde zich extra zondig omdat ze lesbi was
Lees ook: Marrienke voelde zich extra zondig omdat ze lesbi was

Geheim

Een dag later vertelde ik het mijn moeder. We zaten in de tuin en de zon scheen. Ik was opgelucht toen het hoge woord eruit was. Mijn moeder huilde. Niet omdat haar zoon homo was. Ze huilde omdat ze het vreselijk vond dat ik hier al die jaren mee had rondgelopen. Ze huilde omdat ik eenzaam was geweest, en omdat ik het thuis niet had kunnen vertellen. Ik heb een extraverte natuur. Mijn moeder voelde feilloos aan dat een geheim zo lang met me meedragen, indruist tegen mijn aard. We spraken af dat zij het aan mijn vader zou vertellen. Toen ik die zondag weer in Leiden was, belde hij me. Het was een kort gesprek. Eerlijk gezegd waren de gesprekken met mijn vader dat altijd. Hij zei alleen: ‘Neem die jongen maar mee, hij is van harte welkom.’ En of ik verder nog wat wilde zeggen.

Partnerkeuze

Ik had het overleefd. Ik was uit de kast. En mijn ouders stonden achter me. En iedereen mocht het weten. Toen ze 25 jaar getrouwd waren, zat mijn verkering uit die tijd op de eerste rij in de kerk. Op hun manier kwamen mijn ouders toen uit de kast, voor mij. Het grappige is dat mijn ouders zich daarna ook bemoeiden met mijn partnerkeuze. Toen de liefde wat tegenzat, zei mijn moeder zonder schroom: “Kind, kind, je bent zelf een kwartje... Nu kom je weer met een dubbeltje thuis.” Eigenlijk werd alles daarna heel normaal. Toen ik elf jaar geleden trouwde, was mijn vader overleden. Mijn moeder speechte en mijn familie zong.

Op hun manier kwamen mijn ouders toen uit de kast

Veel onveiliger

Als ik terugkijk op deze periode, verbaast het me nog steeds dat mijn coming-out veel minder problematisch was dan mijn keuze voor kerk en theologie. Ik had het tegenovergestelde verwacht. Maar mijn coming-out sprak blijkbaar een oergevoel aan bij mijn ouders. Dat je je kind wilt beschermen. En dat je verdrietig wordt als je je realiseert dat je daar misschien wel in gefaald hebt. Al heb ik dat nooit zo tegen hen gezegd. En dat zou ook niet eerlijk zijn.

Het problematische voor homojongeren is dat zij – in tegenstelling tot kinderen of tieners die tot een etnische of geloofsminderheid behoren – in de regel geen homo-ouders hebben. Als je ouders zwart zijn, leren ze je hoe je je kunt handhaven in een overwegend witte samenleving. Als je ouders Joods zijn, leven zij je voor hoe je later als volwassene weerbaar kunt zijn. Homoseksuele kinderen ontberen die bescherming en dat voorbeeld. Onze eerste verliefdheden en gevoelens houden we voor ons. Onze kinder- en tienertijd is veel onveiliger. Als het maar even over seksualiteit of verliefdheid ging, bijvoorbeeld op school, sloot ik mezelf af.

Lees ook: Hoe gaan we goed om met homo's in de kerk?
Lees ook: Hoe gaan we goed om met homo's in de kerk?

Gruwel

Voor mijn ouders was homoseksualiteit toen ik jong was geen echt thema. Ze hadden het er niet over. Behalve dat de kapper van mijn moeder homo was. Maar hoe zou het zijn geweest als mijn ouders destijds wel hadden gezegd dat homoseksualiteit een gruwel was?

Kinderen

In de samenleving gaat het debat over homoseksualiteit in de regel over volwassenen. Maar mij gaat het om kinderen. De kinderen die nu in de kast zitten. Mij gaat het om de woorden die ze volwassenen horen zeggen. Als ik mij verzet tegen de afwijzing van homoseksualiteit, dan is het om die kinderen te beschermen. En om dat kind in mij te laten weten dat ik nooit meer terug die kast in hoef.

Bewaar het oordeel voor uzelf

Ik schreef dat ik niet wilde oordelen. Maar ik wil u, als u dit leest en moeite heeft met homoseksualiteit, wel iets vragen: bewaar het oordeel voor uzelf. Kinderen luisteren mee. Mocht u bij een kerk horen, laat dan geen bestraffende woorden klinken als er kinderen of tieners bij zijn. Want als homoseksuele jongere zit je in de regel moederziel alleen in de kast. Doodeenzaam is het er. Terwijl het verlangen om geliefd te zijn net zo groot is als bij ieder ander mens.

--:--