Ga naar submenu Ga naar zoekveld

'Ik heb zó vaak eenzame mensen gezien'

Interview Henk Plenter: "Eenzaamheid went nooit"

Er zijn voordeuren die je liever dichtlaat: de doordringende stank en torenhoge troep erachter zouden je direct naar adem doen happen. Voormalig GGD-inspecteur Henk Plenter had er 43 jaar lang juist lol in om extreem vervuilde woningen binnen te komen – en op te ruimen. “Het enige wat nooit went, is eenzaamheid.”

Deel:

Een wonderlijke foto: tien ratten die schouder aan schouder water slobberen uit een afwasteiltje in een gootsteen. Even denk je: ‘Ach, wat grappig.’ Totdat Henk Plenter (69) een toelichting geeft. “Er zaten vijfhónderd van zulke beesten – tien tot vijftien centimeter groot – in een oud woninkje boven een café, ergens in Amsterdam. Zoiets had ik in al die jaren nog nooit gezien. Ze renden over mijn schoenen en je kon er op de poeplucht leunen; verschrikkelijk.”

Eenzaam, vervuild en verwaarloosd

Urenlang kan Henk vertellen over drama’s die zich achter Amsterdamse voordeuren afspelen. “Alles wat je maar aan viezigheid kunt bedenken, heb ik gezien,” vertelt hij in zijn keurig opgeruimde woonkamer in Amsterdam Zuid-Oost. “Van kakkerlakkenplagen, luizen, woningen en mensen die helemaal onder de poep zaten, tot aan hun bed vastgeplakte alcoholisten en halfvergane lijken. De meeste mensen die ik in mijn loopbaan thuis heb bezocht, waren alleenstaand. Eenzaam, vervuild en verwaarloosd. Niemand die aandacht aan hen schonk. Zoals het oude dametje dat ik ooit ontmoette. Als een in elkaar gedoken vogeltje zat ze – onder de poep – op haar bed: in- en intriest. Of die man in Amsterdam-West, een dertiger, die alleen honden, konijnen, waterschildpadden en nog wat dieren had, en letterlijk niemand wilde zien. Z’n hele huis stonk naar diarree.”

De gemiddelde Nederlander heeft geen idee wat er zich allemaal afspeelt in een stad als Amsterdam als het gaat om eenzaamheid en vervuiling, is zijn ervaring. “Als iemand zichzelf en z’n woning zwaar verwaarloost of volledig vereenzaamt, hebben mensen hun oordeel vaak snel klaar. Maar geloof mij: dat kan iedereen overkomen. Er hoeft maar dít te gebeuren – ontslag, echtscheiding, het verlies van je partner – en je leven kan volledig ontsporen.”

Olifanten uit het stopcontact

Waarvan akte. In zijn hele loopbaan heeft Henk (liefkozend ‘Vieze Henk’ genoemd door politie en collega’s) 1600 ernstig vervuilde woningen opgeruimd, vaak van vereenzaamde mensen. Meestal rukte hij uit naar oude volksbuurten zoals De Pijp, de Spaarndammerbuurt, Oost en Oud-West. En of er nu vlooien mee gemoeid waren of niet, zijn handen begonnen steevast flink te jeuken – om een woning weer leefbaar te maken. “Meestal werd ik gebeld vanwege hardnekkige stankoverlast. Dan reed ik erheen om poolshoogte te nemen en te beoordelen wat er precies moest gebeuren.”

Soms was het “echt te ranzig voor woorden”, geeft hij aan. “Bijvoorbeeld een man die al een jaar lang z’n bed niet uitkwam. Zijn ontlasting ving hij op in z’n handen, smeet het weg en veegde daarna zijn handen af aan een krant. Smérig dat het daar rook! Ik vroeg aan zijn vrouw waar zij sliep. ‘Daar,’ wees ze. Náást hem... On-voor-stel-baar! En toch kon je een gesprek met hem voeren; hij zag geen roze olifanten uit het stopcontact kruipen en sloeg geen wartaal uit. Maar hij had totaal geen decorum meer. Je gelóóft het gewoon niet wat ik allemaal heb gezien. In al die jaren kwam ik toch steeds weer voor verrassingen te staan.”

Ik kan me niet voorstellen dat je ‘Ja’ zei als je op zulke plekken koffie kreeg aangeboden.
Grijnzend: “Jawel, hoor!”

Dronk je die ook op?
“Da’s een andere zaak, haha! Ik heb de koffie vaak door de gootsteen of stiekem in de put gemikt. Maar ja, dat lukte niet altijd. Dus soms heb ik het opgedronken – je moet er wat voor overhebben. Door hun koffie aan te nemen, kun je mensen een beetje paaien en creëer je goodwill.”

De zwarte band ‘doorpakken’

Het is een spelletje, wil hij maar zeggen. “En dat speelde ik graag mee. Met stroop vang je vliegen. Rustig met mensen praten, soms humor gebruiken. Als iemand hulp bleef weigeren en mij niet binnenliet of zelfs agressief werd, kon ik altijd nog een machtiging halen voor een gedwongen ontruiming. Linksom of rechtsom, ik kwam altijd binnen.”

Nou ja, ‘binnenkomen’: vaak moest Henk letterlijk vanaf de drempel over enorme bergen rotzooi klauteren om een woning te kunnen inspecteren. Gelukkig heeft hij de zwarte band ‘doorpakken’. “Ik was altijd benieuwd wat ik achter zo’n voordeur zou aantreffen. Dat verrassingselement maakte het spannend; elke dag was anders. Ik hield ook wel een beetje van sensatie, ja. Hoe bizar mijn werk ook was, ik had de mooiste baan van heel Amsterdam. En dat meen ik oprecht.”

Geblinddoekt achter een tafel

Z’n neus was zijn belangrijkste instrument. Zet Henk geblinddoekt achter een tafel vol uitgestalde uitwerpselen, en hij kan je zo – puur op de geur – vertellen of hij kattenpoep, hondenpoep, muizen- en rattenkeutels, konijnenuitwerpselen, vogelpoep of iets anders voor zich heeft. “Ik ben nooit over m’n nek gegaan. Gelukkig niet. Ik ben nergens vies van. Het was voor mij juist de uitdaging om, door goed te ruiken, te beoordelen waar de stankoverlast vandaan kwam en wat – of wie... – de stank veroorzaakte.”

Wat zie je als de grootste beloning van jouw werk?
“Dat zo’n zwaar vervuilde woning weer leefbaar werd voor de bewoners, en de buurt veilig – in zo’n volgestouwde woning is het brandgevaar levensgroot. Met een schoonmaakteam heb ik meer dan eens honderden kubieke meter rotzooi in containers gemikt. Je houdt het niet voor mogelijk.”

Er zijn ook hulpweigeraars.
“Heel veel. Het mooie is: iedereen kan hulp krijgen. Maar bij echte weigeraars kun je, zolang er geen sprake is van een direct gevaar voor de volksgezondheid, helaas niets doen: frustrerend.”

Een wolk van verontwaardiging

Jaarlijks assisteerde Henk de Amsterdamse politie bij zo’n veertig lijkvindingen. “Ik ben in mijn werk het meest geconfronteerd met mensen die eenzaam gestorven waren. Ze werden vaak pas gevonden nadat omwonenden ernstige stankoverlast of lekkage hadden gemeld. Of omdat de muziek dag en nacht aanstond.”

Zodra het nieuws in de media opduikt van iemand die – onopgemerkt – al jaren gestorven blijkt te zijn, glijdt er een wolk van maatschappelijke verontwaardiging over ons land. Terecht? Henk haalt zijn schouders op. “Het is maar hoe je ‘t bekijkt. Ineens staat iedereen op z’n achterste benen, politici voorop. Maar na een dag of twee hoor je er niemand meer over.” Peinzend: “Eenzaam sterven, dat is wel het ergste wat iemand kan overkomen; denk je eens in hoe triest dat is.” De samenleving is in rap tempo geïndividualiseerd en zeker in de grote steden kunnen we wat dit betreft onze borst nog natmaken, voorspelt hij. “Als je mensen vraagt wie hun buurman is, zeggen ze heel vaak: ‘Geen idee.’ Die desinteresse... Weet je, stank en rotzooi: ik kan er prima tegen. Het enige wat nooit went, is de eenzaamheid van mensen die ik zó vaak heb gezien.” Na een korte stilte: “Hebben we nog een beetje oog voor elkaar? Of vinden we ‘t eigenlijk allemaal wel best? Ik zou tegen iedereen willen zeggen: ga nou gewoon eens even kijken als je denkt dat iemand vereenzaamt of z’n woning verwaarloost. Bel aan en informeer of alles goed gaat, of je misschien ergens mee kunt helpen. Hoe moeilijk is dat? En oordeel niet zo gauw, maar probeer te begrijpen dat het ook jóu zou kunnen gebeuren.”

Let niet op de rommel

Samen met journaliste Annemiek van Kessel publiceerde Henk Plenter vorig jaar ‘Let niet op de rommel. Verhalen van eenzaamheid en vervuiling in de grote stad’ (uitgeverij Luitingh-Sijthoff ). Daarin blikt hij terug op de 43 jaar dat hij inspecteur hygiënisch woontoezicht was bij de GGD in Amsterdam: lectuur voor mensen met een sterke maag. In zijn lange loopbaan ruimde hij meer dan 1600 extreem vervuilde woningen op. Ook regelde hij hulp voor mensen die niet langer voor zichzelf konden zorgen, bijvoorbeeld door het Leger des Heils (“gouden mensen!”) in te schakelen. ‘Let niet op de rommel’ telt 256 blz. en kost € 16,95.

Bron: Visie 2014, nr. 11, Tekst: Gert-Jan Schaap Beeld: Ruben Timman
 

--:--