Ga naar submenu Ga naar zoekveld

‘Ik kan er niet onderuit. Ik ben homo’

"Ik vroeg me af of dát nu Gods bedoeling kon zijn.“

Vijftien jaar was hij toen hij het zeker wist. Maar homo-zijn was geen optie. Het mocht niet. En dus vocht Herman veertien jaar lang voor verandering. Totdat hij erin stuk liep en niet verder kon. „Ik ging eraan kapot dat ik iets was wat ik niet mocht zijn, terwijl ik er niets aan kon veranderen. Ik vroeg me af of dát nu Gods bedoeling kon zijn.“

Deel:

"Het was een langzame ontdekking. Het begon ermee dat ik merkte dat jongens uit mijn omgeving het over meisjes hadden, terwijl dat me helemaal niet interesseerde. In eerste instantie denk je dan: het komt wel. Maar het kwam dus niet. Gaandeweg ontdekte ik dat ik juist jongens ‘leuk’ vond en naar hen zat te kijken. Ik zou toch niet...? Homo-zijn, dat is wel het laatste wat ik wilde. Ik vocht er enorm mee, was voortdurend aan het bidden. ‘Here, voorkom alstublieft dat ik zo ben’. Maar toen ik zo’n vijftien, zestien jaar was, kon ik er niet onderuit. Ik ben homo."

Vechten
"Thuis en in de kerk werd er nooit over dit onderwerp gesproken. Ik ben er zelf ook heel laat over gaan praten. Veel te laat. Het was in die tijd - en nog wel - iets wat niet hoorde. Niet mocht. Niet kon. Er lag een taboe op. Ik heb altijd het idee gehad dat ik tegen mijn homofiele gevoelens moest vechten. Veertien jaar lang ben ik aan het vechten geweest. Want een man mooi vinden, dat mocht niet. Ik dacht dat God van me eiste dat ik zou streven naar verandering. Ik bleef hopen dat er misschien een wonder zou gebeuren. Dat ik ervan af zou komen.

Ik heb enorm veel energie - ook geestelijke energie - in die strijd gestoken. Alsof dit het enige probleem was dat ik moest overwinnen om geestelijk volmaakt te worden. Door het lezen van de boeken van Martin Lloyd Jones veranderde dat. Ik kwam erachter dat er in het geloof veel méér te beleven was dan ik tot dan toe deed. Daardoor werd de aandacht voor mijn ‘probleem’ minder. Het homofiel-zijn kwam een beetje in de schaduw te staan. Ik ontdekte dat ik er veel te veel energie in stak. Waarom had ik niet eerder ontdekt dat ik allerlei mooie dingen in het geloof over het hoofd zag?“

Knettergek
"Ik moést ook wel een andere kant op gaan, want ik liep er helemaal in stuk. Ik werd er knettergek van. Ik ging eraan kapot dat ik iets was wat ik niet mocht zijn. Ik vroeg me toch af of dát nu Gods bedoeling kon zijn. Ik wilde niet mijn hele leven vastgepind worden op het feit dat ik homo ben. Het gevecht nam een veel te grote plaats in. Het belemmerde me in mijn functioneren. Dat kwam ook door de manier waarop er - niet - over gesproken werd in de kerk. Er was geen ruimte om het homofiel-zijn een beetje te relativeren.

In die tijd werd ik voor het eerst geconfronteerd met een andere visie op homoseksualiteit. Dat kwam door een interview met John Propitius. Hij stelde dat er op zich niets mis is met je homofiele gevoelens. Zolang je ze maar niet uit in een seksuele relatie. Op dat moment had ik het gevoel dat hij veel te ver ging. Maar door dat interview ben ik toch aan het denken gezet. Er was een andere weg mogelijk.“

Opluchting
"Op mijn 25e heb ik er voor het eerst met iemand over gepraat. Pas vier jaar later ben ik het in mijn directe omgeving gaan vertellen. Tot die tijd heb ik het altijd verborgen kunnen houden. Het leek me niet nodig dat mensen het wisten. Ik dacht dat mijn ouders er alleen maar last van zouden hebben. Er niet mee overweg zouden kunnen. Ik hoopte toch altijd dat ik er zelf wel uit zou komen. Maar ik kwam er wel achter dat dat niet lukte.

Het was een enorme opluchting om erover te praten. Door je verhaal met mensen te delen, leer je jezelf te accepteren. Dat is een echte verademing. Als je merkt dat je homofiel-zijn voor mensen geen negatieve rol speelt in hoe ze naar je kijken, helpt dat om jezelf ook te aanvaarden. Mijn vrienden hebben me geleerd om het te relativeren. Een vriend zei wel eens: ‘Ik snap jouw probleem en ik wil het niet bagatelliseren. Maar ik heb dezelfde soort problemen in hoe ik met mijn heteroseksuele gevoelens om moet gaan. Daarin zijn we in wezen hetzelfde’. Hij hield me daarmee een spiegel voor. Dat gaf bij mij toch wel een stuk ontspanning."

Leiding
"Langzamerhand leerde ik mijn gevoelens te accepteren. Het heeft voor mij altijd als een paal boven water gestaan dat ik geen seksuele relatie met een man zou mogen aangaan. Maar is het nu echt zo erg dat ik me aangetrokken voel tot een man? Dat ik een man mooi vind? Ik lees in de Bijbel niet dat mijn gevoelens veroordeeld worden, maar wel dat ik ze niet mag uiten in een seksuele relatie.

Natuurlijk kan ik niet uit de Bijbel bewijzen dat je homofiele gevoelens er mogen zijn, want daar wordt niet over gesproken. Maar daar heb ik toch een stuk leiding in ervaren. Iedere keer als ik het sterke gevoel kreeg dat ik moest veranderen, slokte dat weer al mijn aandacht op. Dat belemmerde me in mijn functioneren in de kerk en op mijn werk. Op een gegeven moment herkende ik de stem van de Herder daar niet meer in. Ik kreeg rust bij het idee dat ik mijn homofiele gevoelens mocht hebben. Zonder ze te praktiseren in een seksuele relatie. Dat gaf me ruimte, waardoor ik mijn energie aan andere zaken kon geven. Langzamerhand maak je je dat idee eigen en trek je de conclusie: zo is het goed, hier laat ik het bij."

Frustratie
"Ik worstel er zeker mee hoe ik mijn seksuele gevoelens een plaats moet geven. En dat gaat wel eens mis. Ik moet daar een weg in zoeken en mezelf beschermen. Maar mijn moeite in de omgang met seksualiteit verschilt niet van de manier waarop mijn heteroseksuele, ongetrouwde vrienden daarmee worstelen. Zij hebben alleen wél de mogelijkheid om een seksuele relatie aan te gaan."

"Ik vind dat het seksuele in onze tijd enorm overgewaardeerd wordt. Je moét bijna gefrustreerd zijn als je geen seks beleeft in de enge betekenis van het woord. Maar ik heb niet het idee dat God mij met het celibaat iets onmenselijks opdraagt. Ik besef dat andere mensen het idee hebben dat God dat wel doet. Ik wil daar niet te makkelijk over praten. Natuurlijk vind ik het jammer dat ik geen seks mag beleven, maar het is voor mij geen ondraaglijke last. Het leven is geen sinaasappel waar ik alles uit moet persen om hét beleefd te hebben."

Problematisch
"Het is jammer dat je binnen de kerken nog veel te weinig hoort dat je homofiele gevoelens er mogen zijn. Ik vind het vooral jammer dat er alleen in de problematische sfeer over homofilie gesproken wordt. Er moet wat in het klimaat veranderen, zodat mensen er ook positiever over durven spreken. Homofilie is niet alleen een bron van wanbedrijven. Het zou goed zijn als we er wat gewoner over kunnen doen. Goede vrienden maken er wel grapjes over tegen mij. Zo gewoon is het dan."

"Mijn homofiel-zijn belemmert me in zekere zin nog steeds wel. Ik loop tegen mijn grenzen aan. Het blijft een stuk gebrokenheid en dat merk ik. Maar dat wat ik nu bereikt heb, geeft me de ruimte om te functioneren. Als mens, christen, broer, collega, vriend..."

Tekst: Bas Popkema

--:--