Ga naar submenu Ga naar zoekveld

‘Ik moest als een volleerd acrobaat door het leven om geen enkele misstap te maken. Want anders…’

Henk Jan kon als kind heftige nachtmerries hebben. Pas later begreep hij dat het te maken moest hebben met wat hij als gelovig kind leerde: je moest wel op de smalle weg van het geloof blijven. Want anders…

Deel:

Als kind had ik veel nachtmerries. Ik herinner me dat ik er een had op vakantie in Frankrijk. Ik denk dat ik acht of negen was. Ik was in de middag in slaap gevallen op het bed van mijn ouders in onze vouwwagen. Ik werd angstig wakker: ‘Mama!’ Mijn moeder kwam op me afgesneld, zag dat ik weer naar gedroomd had en besloot mij naar de washokken te brengen met – zo vermoed ik – als doel met wat koud water mij weer terug op aarde te krijgen.
Strompelend over het grindpad van de camping, hield ik mijn moeder stevig vast.
‘Pas op mama… We mogen er niet vanaf vallen...’

Mijn moeder begreep niet waar ik het op dat moment, nog half-dromend over had. Ik weet alleen nog dat ik doodsbang was. Pas later besefte ik dat de nachtmerries eigenlijk allemaal op hetzelfde neerkwamen. Ik was als de dood om naar de hel te gaan. En op die camping in Frankrijk hield ik mijn moeder stevig vast om niet van het smalle pad af te vallen.

Op het smalle pad

De woorden uit het Bijbelboek Mattheus (7: 13-14) achtervolgden mij blijkbaar in mijn meest angstaanjagende dromen:

Ga door de nauwe poort naar binnen. Want de brede weg, die velen volgen, en de ruime poort, waar velen door naar binnen gaan, leiden naar de ondergang.
Nauw is de poort naar het leven, en smal de weg ernaartoe, en slechts weinigen weten die te vinden.

Ik denk niet – hoe vroom ik ook was – dat ik deze tekst op deze jonge leeftijd kende. Maar de verhalen kende ik wel. God was boos omdat Adam – en daarmee wij allemaal – er een zooitje van had gemaakt. En dus zond Hij Jezus. Om het weer goed te maken. Voorwaarde was wel dat je geloofde in wat Jezus voor jou aan het kruis had gedaan.
En daarnaast moest je wel een goed leven leiden. Niet jokken. Niet stiekem iets uit de winkel meenemen. Geen slechte woorden gebruiken. En ga zo nog maar even door.

Hakken over de sloot naar de hemel

Ik kan mij niet herinneren dat mijn ouders dit zo aan mij vertelden, maar op de gereformeerde basis- en middelbare school waar ik naar naartoe ging, was de boodschap wel zo. Je kunt maar beter zorgen dat je niet van het smalle pad af valt.
Daarnaast ben ik opgegroeid in een kerk waarin ik meekreeg dat wij als ‘verbondskinderen’ goed zaten. Nu werd mij nooit letterlijk geleerd dat leden van andere kerkgenootschappen per definitie naar de hel gingen, maar de suggestie dat anderen misschien met de hakken over de sloot toch naar de hemel mochten, werd toch echt gedaan. Of in ieder geval: zo heb ik het ervaren.

Mijn nachtmerries kwamen dus voort uit het feit dat ik toen dacht dat de smalle weg, echt smal was. Als een volleerd acrobaat moest ik mij dus door mijn leven zien te begeven om maar geen misstap te maken. Want anders…
Ook nu ik volwassen ben, zie ik in veel kerken dat geloof wordt gepresenteerd als iets voor een selecte, exclusieve groep. Iedereen mag erbij komen, maar uiteindelijk moet je wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Aan het avondmaal? Welkom. Maar niet als je ongetrouwd samenwoont. In de muziekband van kerk? Gaaf. Maar niet als je een relatie hebt met iemand van hetzelfde geslacht. Preken? Fantastisch! Maar alleen als je een plasser hebt.

Het is mij diverse keren overkomen dat ik na afloop van een kerkdienst waar ik namens International Justice Mission mocht spreken en waarin ik vertelde over jonge meisjes die wij bevrijden uit de seksindustrie, kritisch werd bevraagd door een ongetwijfeld oprechte kerkganger. Ik had namelijk niet verteld dat we de bevrijde meisjes ook ‘bekeerden’. Wat had die bevrijding dan voor zin gehad?, was de vervolgvraag. Zo kwamen deze meisjes van de ene hel in de andere terecht… Ik heb enorme moeite gekregen met dat exclusieve denken en kan er niets meer mee.

God spreekt gebarentaal

Onlangs sprak ik met een dovenpastoor die er zijn levenswerk van heeft gemaakt om ook doven zich welkom te laten voelen in de kerk. Hij vertelde mij het verhaal van iemand die goedbedoeld tegen een dove had gezegd dat hij zich mocht troosten met de gedachte dat hij in de hemel zou kunnen horen. Waarop de dove wat verontwaardigd het volgende antwoord gaf: 'Hoe bedoel je, weer kunnen horen…? In de hemel spreekt God gebarentaal!'

God sluit niemand buiten. Alleen misschien hen die buitengesloten willen worden. God heeft de wereld lief. Niet slechts een select clubje dat geen twijfels kent of aan tal van voorwaarden voldoet. Ik vraag me soms af wat wij christenen zouden doen als de wat eigenzinnige Jezus de kerk binnen zou komen. Als we niet oppassen zouden we hem nog willen bekeren voordat hij podium krijgt of aan het avondmaal gaat…

Hoe langer ik naar Jezus kijk, hoe inclusiever het wordt: Jezus die bloedend en vechtend voor zijn leven bidt voor zijn brute moordenaars. Jezus die zegt: ‘Kom tot Mij, allen die vermoeid en belast zijn.’

Goddelijke dans

In het boek van theoloog Richard Rohr, De Goddelijke dans, las ik een prachtige metafoor voor die inclusiviteit. Rohr stelt dat God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest ons uitnodigen om deel te nemen aan de goddelijke dans van de drie-eenheid.
Man. Vrouw. Volwassene. Kind. Hetero. Homo. Atleet. Lichamelijke beperkte. Goedgelovige. Twijfelaar. Wit. Zwart. Onvoorwaardelijk

God neemt ons in zijn armen en we mogen zelf de ander ook in onze armen nemen. Om zo samen deel te nemen aan het goddelijke bal waar we zelf ook te gast zijn.

Geschreven door

Henk Jan Kamsteeg

--:--