Ga naar submenu Ga naar zoekveld

‘Ik was een laffe held’

Indringend verhaal van verzetsheld Gerrit Gunning

Verzetsheld Gerrit Gunnink (86) draagt al jaren een beklemmend oorlogsgeheim met zich mee, waar hij op een dag over móet spreken. Dat moment breekt aan als hij met documentairemaker Geertjan Lassche teruggaat naar zijn eigen verleden. Het levert een zeer indringend verhaal op van een verzetsheld die eindelijk besluit zijn lafheid een plek te geven.

Deel:

Gerrit, een kerkelijk meelevende gereformeerde jongen, was in de Tweede Wereldoorlog lid van de Meppeler knokploeg, waaraan zijn vader leiding gaf. Ook zijn moeder, twee broers en twee zussen vochten gemotiveerd mee in het gewapende verzet tegen de Duitsers en collaborerende Nederlanders. “We brachten Joden en geallieerde soldaten in veiligheid, saboteerden spoorwegen, pleegden gewapende overvallen, verspreidden distributiekaarten en de verzetskrant Vrij Nederland en werkten mee aan de oprichting van het blad Trouw,” vertelt Gerrit ruim zestig jaar na dato. “Het verzetswerk deed ik vanuit mijn geloof. Het moest een goed werk zijn, want God liet me tientallen keren op het nippertje aan de dood ontsnappen.”
Toch nam hij na de oorlog nooit het Bronzen Kruis in ontvangst waarmee koningin Juliana hem na de oorlog wilde belonen. Het verlangen om geprezen te worden voor tal van heldhaftige acties won het bij lange na niet van de zware stenen op zijn maag – de ongemakkelijke waarheid van een verzetsheld.

Pistolen
Het was bijna donker. Gerrit en zijn vrienden van het gewapende verzet rustten even uit. Ze hadden al de hele dag gefietst; vanuit Meppel naar Groningen en terug. Daar hadden ze een andere verzetsstrijder, die in Drenthe gevaar liep, veilig afgeleverd. Het kon niet ver meer zijn naar ‘het hol’, hun schuilplaats in de donkere bossen van Diever. “Alles liep op rolletjes die dag,” blikt Gerrit terug. “Totdat we een waarschuwing kregen van een eenzame fietser. Er zouden verderop landwachters staan. Maar omdat we moe waren, besloten we – met doorgeladen pistolen – door te fietsen en ons eventueel al schietend een weg te banen. ‘We wagen het er gewoon op,’ dachten we. En daar stonden ze: een stuk of vier landwachters in zwarte uniformen en een geweer in de hand. De commandant droeg een uniform van de Nederlandse SS. ‘Afstappen,’ commandeerde hij mij. Dat deed ik, maar ik greep tegelijk in één beweging naar mijn binnenzak, pakte mijn pistool en schoot op de man. Hij zakte al vloekend en kermend in elkaar. Ik weet nog dat ik het heel erg vond dat hij vloekend ter helle voer en dat ik daar de schuldige van was.”

Verzoening
De vermoorde collaborateur was de toen 24-jarige Kees Hartenhof. Een week na het incident werd de gerespecteerde onderwijzer Lok uit represaille door de Duitsers gefusilleerd, waarna een sluimerend schuldgevoel zich in Gerrits geest vestigde. Als ze na die waarschuwing waren omgefietst, was dit niet gebeurd. “Contact opnemen met de familie Lok om mijn medeleven te betuigen, durfde ik niet. Ik stopte het diep weg en probeerde er nooit meer aan te denken. Zo ontstond mijn geheim. Ik was een laffe held.”
Pas zestig jaar later ontmoet hij de dochter van de meester. Het is een emotioneel hoogtepunt in de documentaire Nooit meer laf (zie kader onderaan). Gerrit gaat diep door het stof, maar krijgt naast lastige vragen ook veel warme reacties van zijn ‘tegenstanders’. Verzoening op hoog niveau! Zo ontmoet hij niet alleen de dochter van onderwijzer Lok, maar komt hij ook oog in oog met de zus van de vermoorde Kees Hartenhof, en gaat hij de confrontatie aan met oud-landwachter Hendrik Betten, een van zijn vijanden van die nacht.

Geruchten
Hoeveel kan een mens verdragen? Hoeveel kan een mens verbergen? Naast het doden van Kees Hartenhof schuilt er nóg een geheim in Gerrits binnenste. Hierover gaat deel twee van Nooit meer laf. Gerrit vertelt: “Ik had onderduiker Pieter Hoppen, een jonge vent uit Rotterdam, opgepikt van het station in Meppel en bracht hem naar zijn tijdelijke adres bij mevrouw Meijer. Maar het verzet vertrouwde Hoppen niet. Hij zou een verrader zijn. Er gingen geruchten dat de Duitsers een keer of drie nadat hij een adres had verlaten een inval deden en mensen arresteerden. Het kon niet anders: Pieter Hoppen was een agent-provocateur, een verrader, die zo snel mogelijk omgelegd moest worden. Twee anderen zouden hem doodschieten en ik zou assisteren. Ik heb hem opgehaald onder het voorwendsel dat ik hem naar zijn definitieve onderduikadres zou brengen.”

Abraham
Met lood in zijn schoenen liep hij met Hoppen door de straten van Meppel. “Was het een SS’er in uniform geweest, dan had ik er heel andere gedachten over gehad. Nu ging het om een vriendelijke jongen, die absoluut niet wist wat hem boven het hoofd hing. We liepen voorbij de gereformeerde kerk, waar ik zo vaak kwam. Nu was ik op weg naar een executie. Een zin uit het verhaal van Abraham die Isaac moet gaan offeren, nestelde zich in mijn gedachten: ‘Zo gingen die beiden tezamen...’ ‘Zo gingen die beiden tezamen...’ Het bleef zich herhalen. Ik vond Pieter Hoppen opvallend rustig voor iemand die iets op zijn lever had. Hij zei niet veel. Ik vertelde alleen dat anderen hem zouden wegbrengen naar zijn definitieve adres. Maar o, wat voelde ik me verward, want ik wist wat er met hem ging gebeuren. Het is de meest vreselijke wandeling uit mijn leven geweest, die ik diep heb weggestopt.”

Binnenin
In de keet van Gerrits vader, in het Staphorsterveld, schoten collega-verzetsmensen ‘Henkie’ en ‘Pijp’ de jongen neer. Gerrit, zijn vader en twee anderen begroeven hem die nacht in de zware veengrond, maar een menswaardige begrafenis was het niet. “‘De ‘verhalen’ spreken tegen hem, dus hij zal wel fout zijn geweest,’ dacht ik, maar iets binnenin me zei dat het niet klopte. Die gedachte heb ik nooit los kunnen laten. Was Pieter Hoppen écht een verrader en was zijn dood wel terecht? Later kwam ‘Henkie’ met het bericht dat hij in Rotterdam had ontdekt dat de familie Hoppen inderdaad NSB’ers waren en dat een broer van Pieter bij de WA zat. Dat gaf mij wel een beetje rust, al had nooit iemand gecontroleerd of het écht zo was. We zwegen er verder over.”

Lichaam
In de documentaire probeert maker Geertjan Lassche de geschiedenis tot in detail te reconstrueren. In de praktijk betekende dit erg lange interviewsessies met Gunnink. De herbeleving zette Gerrit aan het denken. “Ik vond op een gegeven moment dat ik het de nabestaanden van Hoppen móest vertellen, nu het nog kan. Ik word ook een dagje ouder en kan deze affaire pas afsluiten als ik hen heb gevonden. Natuurlijk dacht ik er niet altijd aan, maar het kwam wel regelmatig terug, mijn leven lang. De knobbel in mijn ziel moest weggesneden worden.”
In Nooit meer laf deel twee gaat Gerrit op onderzoek uit. We zien hem in het gemeentearchief en stadhuis van Rotterdam, bij het instituut voor Oorlogsdocumentatie en in de archieven van het Rode Kruis. Hij valt van de ene verbazing in de andere, ziet met eigen ogen documenten van de wanhopige moeder van Pieter, op zoek naar haar vermiste zoon, en leert de ware Pieter Hoppen kennen. Als hij een ontmoeting met de familie heeft, vallen alle puzzelstukjes op hun plaats.
Eind april mochten er in het Staphorsterveld opgravingen worden gedaan op de plek waar ooit de keet van vader Gunnink stond, waarbij daadwerkelijk het stoffelijk overschot van Pieter Hoppen is gevonden. Grote vraag is of het boek na deze vondst voor alle betrokkenen definitief dicht kan.

De maker

Geertjan Lassche noemt Nooit meer laf zijn mooiste journalistieke documentaire tot nu toe. De EO-filmmaker werkt als researchjournalist voor Netwerk en besteedt daarnaast veel tijd aan langlopende projecten. Onlangs werd De boer die zou gaan emigreren geselecteerd voor het Internationale Documentaire Festival Amsterdam (IDFA). Net als in 2008 is hij ook dit jaar weer genomineerd voor De Tegel, de Nederlandse jaarprijs voor de journalistiek.
Over Nooit meer laf zegt hij: “Ik vond het bijzonder spannend om Hendrik Betten te benaderen. Hij was een van de NSB’ers met wie Gerrit Gunnink in een vuurgevecht raakte. Ik had vernomen dat hij er nooit over heeft willen spreken, dus belde op goed geluk bij hem aan. Achteraf zei Betten tegen me: ‘Toen jij binnenkwam, wist ik dat het de tijd was. De druk viel weg.’ Hij bleek al tientallen jaren gebeden te hebben om Gerrit Gunnink op een dag een hand te geven.
Na de eindmontage van de documentaire zei Betten tegen me: ‘Dit mag de wereld zien. Nu kan ik aan mijn laatste reis beginnen.’ Het is heel pittig voor hem en natuurlijk is hij bang voor negatieve reacties, maar hij staat er helemaal achter en krijgt steun van de predikanten van zijn gemeente. Ik vind niet alleen Gerrit Gunnink heel moedig in deze film, maar ook mensen als Hendrik Betten en mevrouw Hartenhof.”

Geertjan Lassche

--:--