Navigatie overslaan
Sluit je aan
50 jaar EO-Jongerendag door de ogen van Jan van den Bosch: herinneringen die blijven.
© EO

Jan van den Bosch stond aan de wieg van de EO-Jongerendag: 'De vorm verandert misschien, de boodschap niet'

Interview

vandaag · 09:23| Leestijd:10 min

Update: vandaag · 09:39

Alsof iemand een doos vol herinneringen van zolder haalt en het deksel langzaam optilt. Zodra Jan van den Bosch begint te vertellen, buitelen de herinneringen over elkaar heen: de geur van de jaren zeventig en tachtig, stadionvloeren, psalmen in volle zalen: alles keert terug.

“Die stank! Dat is het eerste wat ik me herinner van het eerste Jongerenappèl, zoals de voorloper van de Jongerendag genoemd werd.” Jan knijpt nog zijn neus dicht als hij terugdenkt aan die dag in 1975 in de Martinihal in Groningen. “De dag ervoor was er een veemarkt geweest, en het rook er nog sterk naar mest. Ik heb iedereen naar de supermarkt gestuurd, en we hebben met man en macht geprobeerd die stank te maskeren. Luchtverfrissers, spuitbussen, alles.”

“De EO dacht in het begin helemaal niet aan een aparte Jongerendag. We hadden de EO-Landdag, later de Familiedag: een massale bijeenkomst voor het hele gezin, met toespraken, koorzang en samenzang. Volgens het bestuur konden jongeren daar prima bij aanschuiven. Maar ík zag dat het niet werkte. Die vorm sloot totaal niet aan bij de nieuwe generatie, die iets eigens zocht en anders benaderd moest worden.”

Toen Jan – destijds hoofd jongerenprogramma’s bij de EO – na veel aandringen toch toestemming kreeg om een dag voor jongeren te organiseren, was dat onder één voorwaarde: het moest plaatsvinden in Groningen. “Het uiterste puntje van Nederland! Ik had sterk het gevoel dat men dacht: laten ze het dáár maar proberen, dan dooft het vanzelf wel uit.”

Stiekem stoelen bijbestellen

Toch liet hij zich niet ontmoedigen. “We rekenden officieel op tweeduizend jongeren, maar ik voelde dat het groter kon worden. Daarom bestelde ik stiekem tweeduizend éxtra stoelen.” Met een glimlach: “En gelukkig maar, want uiteindelijk stroomden er bijna vierduizend jongeren binnen. Een hele hal die zich vulde met duizenden jongeren die verwachtingsvol binnenkwamen – onvergetelijk!”

Ik sliep op een veldbedje dat ik ooit van Nel Benschop had gekregen

Wat was die Ronduit-beweging precies, waar jij verantwoordelijk voor was?
“Ik was de geestelijk vader van die hele beweging. Onder de vlag ‘Ronduit’ viel alles wat jongeren bij elkaar bracht: de Ronduit Club, het Ronduit Magazine, weekenden, concerten. Het groeide harder dan iemand ooit had voorspeld.”
Met 167.000 leden werd de Ronduit Club de grootste jongerenclub van Nederland. “Die ledengroei was cruciaal: de EO had méér leden nodig om van een C- naar een B-status te kunnen doorgroeien. Zonder die jongeren van de Ronduit Club waren we er niet gekomen.”

Wassen in een hokje

Die groei vond plaats in een periode waarin Jan overal tegelijk leek te zijn: hij presenteerde Ronduit-tv, maakte reportages voor Overal en (n)ergens, verzorgde jongerenradio op Hilversum 3 (zoals de zender toen heette) en reisde de wereld over voor EO-documentaires.
“Het waren dagen die naadloos overgingen in nachten. Ik sliep geregeld op kantoor, op een veldbedje dat ik ooit van Nel Benschop had gekregen. ’s Ochtends waste ik me bij een kleine wastafel in een hokje in het EO-gebouw, en dan ging ik weer aan het werk. Zo’n periode vergeet je nooit meer.”

Welke artiesten domineren in jouw herinneringen aan die beginjaren?
“In het allereerste jaar hadden we nog helemaal geen grote buitenlandse namen. Toen verzorgden bijvoorbeeld Esther Tims en Elly & Rikkert het muzikale deel. Het was nog heel eenvoudig en dicht bij huis. We zongen Psalm 42, oude berijming, ‘t Hijgend hert der jacht ontkomen’, en dat vulde de hal alsof de hele zaal één stem werd.”

Al snel merkte Jan dat jongeren behoefte hadden aan meer variatie. “Nederland had in die tijd nauwelijks een gospelcultuur. Dus ben ik gaan luisteren, zoeken, verzamelen. Een deel van de muziek die jongeren aansprak, kwam uit Amerika: Silverwind, 2nd Chapter of Acts, Twila Paris en Sheila Walsh."

Zo ontdekte hij ook zanger Don Francisco – “He’s Alive, fantastisch” – en daarna volgden in de loop der jaren steeds weer andere artiesten uit binnen- en buitenland, zoals bijvoorbeeld Charlotte Höglund uit Zweden. “Elk jaar had zijn eigen geluid en eigen artiesten. Dat maakte het ook zo levendig.”

‘Carl Lewis komt niet’

Jan heeft in al die jaren talloze momenten meegemaakt die hem zijn bijgebleven, maar het verhaal dat er echt uitspringt, is dat van de Amerikaanse atleet Carl Lewis. “In 1984 had ik via zijn management geregeld dat hij naar de EO-Jongerendag zou komen. Carl had net vier gouden medailles binnengesleept op de Olympische Spelen van 1984; later, tussen 1988 en 1996, zou hij daar nog zes gouden plakken aan toevoegen. Een ongelooflijke sporter, én een overtuigd christen. Ik dacht: als iemand jongeren kan inspireren, dan hij wel.”

Ik dacht alleen maar: 'Heer, hoe moet ik dit vertellen

Er werd een spectaculaire act voorbereid. Midden in de zaal kwam een honderdmeterbaan te liggen, Henk Binnendijk zou met koffers mee rennen als beeld bij zijn toespraak over de wedloop, en er was pers aanwezig. Zelfs vertegenwoordigers van de Amerikaanse ambassade hadden hun komst aangekondigd. Alles en iedereen stond klaar.

Tot twee dagen voor de EO-Jongerendag het bericht kwam: Carl Lewis komt niet. “Die nacht deed ik geen oog dicht. Ik dacht alleen maar: Heer, hoe moet ik dit de jongeren vertellen? Ze komen hier met zo veel verwachting.”
Badend in het spanningszweet maar vastbesloten eerlijk te zijn, liep Jan de volgende ochtend het podium op. Hij zei: 'Als je hier bent voor Carl Lewis, dan begrijp ik dat je wilt weggaan. Maar stel jezelf die ene vraag die ik mezelf ook stelde: ben ik hier voor hem… of ben ik hier voor Jezus?'
Jan: "De hele zaal ging staan. Een daverend applaus. Alsof iedereen tegelijk begreep waar het écht om ging. Het is zo’n moment dat je jaren later nog zó voor je ziet. Ik krijg weer kippenvel als ik eraan denk.”

Een bloempje op de stoep

Dat soort momenten vormen de ruggengraat van de Jongerendaggeschiedenis. Maar als Jan terugkijkt op de tientallen jaren waarin hij tussen sprekers, bands en tienduizenden jongeren stond, steekt er één iemand bovenuit: Henk Binnendijk. Zijn bijdragen waren niet alleen geliefd, maar ook onmisbaar.

“De toespraak van Henk was elk jaar een soort hartslag. Iets waar je op kon bouwen. Jongeren hingen aan zijn lippen. Maar één keer kwam hij op de ochtend van de EO-Jongerendag naar me toe en zei: ‘Jan, ik heb niets van God gekregen. Ik kan niet spreken.’”
Jan dacht dat hij het verkeerd had verstaan. “Ik zei: ‘Henk, doe dan gewoon iets over Daniël in de leeuwenkuil, of Jozef in de put.’ Maar Henk schudde zijn hoofd. ‘Nee. Als God me niets geeft, spreek ik niet.’ Ik raakte in paniek en zei: ‘Maar Henk, je moet wél even het podium op. Ik kan de jongeren niet zomaar vertellen dat je er niet bent.’”

En dus gingen Jan en Henk samen op weg, van het EO-gebouw naar de Expohal verderop in Hilversum. Het was maar een korte wandeling, maar ze liepen in stilte, zoekend naar een oplossing die er nog niet was. De spanning was voelbaar. Tot Henks oog op iets viel. “Op de stoep lag een klein geel bloemetje,” vertelt Jan. “Henk bukte. Hij zei: ‘Dank U, Heer’. Hij pakte het op en stak het bloempje in zijn revers. Toen draaide Henk zich naar mij om. Jan,’ zei hij, ‘ik heb mijn toespraak.’”

Wat daarna gebeurde, behoort voor Jan tot een van de meest indrukwekkende momenten uit de geschiedenis van de EO Jongerendag. Henk sprak over jongeren die zich klein, ongezien of ‘weggegooid’ voelden, alsof ze waardeloos zijn. “Juíst zij moesten horen dat God hen ziet en kostbaar vindt,” zegt Jan. “Het kwam zó binnen. Zo eerlijk, zo kwetsbaar, zo duidelijk door God ingegeven. Die toespraak staat in mijn geheugen gegrift.”

Waar kwetsbaarheid kracht wordt

Dit verhaal met Henk laat zien hoe fragiel en tegelijk hoe krachtig een boodschap kan zijn wanneer die recht uit het hart komt. Jan ziet diezelfde diepte ook bij mensen van buiten Nederland, wier leven zelf een getuigenis is. “Eén iemand heeft een blijvende indruk op me gemaakt: Joni Eareckson Tada.”

Joni dook op haar 17e in ondiep water en brak haar nek. Ze overleefde het ongeluk en begon haar verhaal te delen in kleine bijeenkomsten, maar al snel vroegen kerken en conferenties haar te komen spreken. Zo groeide haar werk uit tot een internationale bediening. Vanuit haar rolstoel werd ze een stem van hoop voor mensen over de hele wereld.
Jan denkt terug aan de Jongerendag van 1985, waar tienduizenden jongeren ademloos naar Joni luisterden. “Je voelde dat het echt was, dat haar geloof door alles heen bleef staan. Ze sprak niet vanuit een comfortabele positie, maar vanuit lijden én vertrouwen. Dat raakte mensen diep.”

Jan spreekt haar nog steeds, ook nu Joni 76 is, dagelijks leeft met pijn en al twee keer kanker heeft doorstaan. Onlangs was hij nog voor haar organisatie Joni and Friends in Oekraïne, waar hulpmiddelen worden gebracht aan mensen met een beperking. “Wat zij doet, blijft ongelooflijk. Zoveel moed, zoveel trouw. Joni heeft echt een plek in mijn hart veroverd.”

Ook zijn eigen afscheid in 1993 is hem dierbaar. Arie van der Veer benoemde Jan die dag in het Galgenwaard Stadion tot 'Ronduit Erelid'. “Er stond een kameel klaar bij het podium. Tijdens het afspelen van het lied We gingen op vakantie van het geld van Ome Jan’ mocht ik opstappen. En toen ik op de rug van die kameel door de poort het stadion uitreed, wist ik: dit is het dan. Nu is het echt afgelopen. Een bijzonder, maar ook licht absurd moment."

Jan, je bent nu 75. Bezoek jij de EO-Jongerendag nog weleens?
“Jazeker, vrijwel ieder jaar. Dan ga ik de zaal in, het veld op, tussen de jongeren. Dan vraag ik: ‘Wat betekent Jezus voor jou? Wat doet deze dag met je?’”
Hij merkt hoe de beleving van de dag door de jaren heen is veranderd. Er wordt meer gedanst, de muziek is moderner, de vorm spreekt duidelijk een nieuwe generatie aan. “Maar één ding blijft hetzelfde: God werkt nog steeds. De vorm verandert misschien, maar de boodschap niet. Johannes 3 vers 16 – over hoe lief God de wereld had – was vijftig jaar geleden waar, en dat is het over vijftig jaar nog steeds.”

Op 5 juni 2026 staat de EO-Jongerendag Reünie gepland: een avond voor iedereen die in de jaren zeventig, tachtig en negentig het stadion binnenstroomde. Jan twijfelt geen moment aan het belang ervan. “Dit gaat een succes worden,” zegt hij overtuigd. “Omdat er écht behoefte aan is. Iedereen die die tijd heeft meegemaakt, draagt er iets van mee in zijn hart.”

Hij glimlacht. “Ik heb het allemaal mogen meemaken: de eerste hal in Groningen, de stadions, de liederen, de duizenden jongeren. En als ik nu die nieuwe generaties zie, dan denk ik: Heer, U gaat gewoon dóór. Hij herinnert zich hoe een journalist hem ooit vroeg wat het geheim achter het succes van de Jongerendag was. “Drie letters,” antwoordde Jan toen. “G-O-D. Dat is altijd het geheim geweest. En dat is het nog.”

Meest gelezen

Lees ook