Joël Voordewind: ‘Mijn ouders deelden soep uit aan hippies in het park’
Wat kreeg Joël van huis uit mee over God en het geloof en waar staat hij nu?
Als volbloed pinkstertiener bezocht voormalig Kamerlid Joël Voordewind rond zijn 15e elke zondag - helemaal in zijn eentje - de hervormde kerk in Vianen. “Ik was geïnteresseerd in God en maakte dus ook braaf mijn catechisatiehuiswerk.” Het gaf zijn geloof een verdiepingsslag, waar hij tot op de dag van vandaag dankbaar voor is.
Joëls vader was pinkstervoorganger, dus het leven in huize Voordewind stond in het teken van kerk en geloven. “In die tijd – de jaren zeventig – was je nog echt 24/7 voorganger,” zegt hij aan de eettafel van zijn Amsterdamse nieuwbouwwoning. Voor hem ligt een schrijfboekje, met geel gearceerde aantekeningen.
Hij vervolgt: “Als er dus iemand in nood belde, stond mijn vader klaar. Was er iemand dakloos geworden, dan mocht diegene een nacht bij ons slapen.” Dat maakte indruk op Joël, niet het minst vanwege het feit dat de volgende ochtend soms ineens een waardevolle klok van de muur was verdwenen, of dat hij zijn kwartjesthermometer leeg aantrof. Glimlachend: “Mijn vader vulde die dan weer bij.”
Gangetjes en krochten
Joël werd in 1965 geboren in het Drentse Sleen, maar verhuisde vanwege het werk van zijn vader diverse keren. Vooral zijn tijd in Amsterdam staat hem nog helder voor de geest. Hij herinnert zich de Zuidwijkkapel bij het olympisch stadion, waar de Amsterdamse pinkstergemeente haar diensten hield. “Ons gezin ging altijd als laatste uit de kerk, soms wel een paar uur nadat de dienst was afgelopen. Ik vermaakte me met vriendjes in allerlei gangetjes en krochten van de kapel. Ook mocht ik er op een drumstel spelen bij de kindernevendienst.”
Zijn vader had een visie voor de stad, herinnert Joël zich. “Op zondagmiddag deelden mijn ouders met een groep van de kerk soep en brood uit aan de hippies in het Vondelpark. En op zondagavond waren er diensten met evangelisten of sprekers uit het buitenland. Ik vond dat interessant, dus ik vroeg altijd of ik ook ’s avonds mee mocht. Dan zat ik daar als 10-jarig jochie op de eerste rij, te luisteren naar gospelbandjes, evangelisten en zendelingen met hun spannende verhalen over wat ze meemaakten met God. Ik vond het boeiend om te zien waar mijn vader allemaal bij betrokken was.”
Mijn ouders waren zeer betrokken en toegewijde christenen
Verweven geloof
“Hoe ik mijn ouders zou typeren? Ze waren zeer betrokken en toegewijde christenen. Mijn moeder was druk met vrouwenwerk en aanbidding. Mijn vader sloot zich regelmatig op in zijn studeerkamer om preken te maken. Dan was hij aan het bidden en Bijbellezen en wist je: nu mag ik hem niet storen. Aan tafel baden we voor mensen die ziek waren of hulp nodig hadden. Het geloof was helemaal verweven met het gezinsleven en dat heb ik altijd als positief ervaren.”
Hoe keek je als kind naar God?
“Ik had een positief beeld van Hem. Vanuit de kinderbijbel zag ik God als een liefdevolle Vader. Al zijn de Bijbelse verhalen ook pittig, vooral als je inzoomt op wat er eigenlijk gebeurt. Het verhaal van Noach bijvoorbeeld is een mooi, maar ook heel gruwelijk verhaal. Er wordt één gezin gered, de rest komt op een vreselijke manier om. Mijn vrouw en ik hebben een kleinzoon van 3 en ik merk dat zijn ouders veel bewuster omgaan met wat zij hun kind wel en niet voorlezen dan wij en mijn ouders op hun beurt deden. Ik vond het prachtige, spannende verhalen: David die vecht met een leeuw! En daarna met Goliat. Maar inderdaad: hij vermoordt wel iemand. Hij hakt z’n kop eraf. Bloedige taferelen zijn dat, terwijl je toen alleen maar dacht: wat een held!”
Met multomap naar catechisatie
Toen Joël 15 was, gingen zijn ouders uit elkaar en werd zijn vader legerpredikant. Het gezin woonde toen net in Vianen, waar Joël het warme bad van een eigen kerk miste. “De routine van de zondagse gang naar een eigen gemeente was ineens weg. Ik besloot in mijn eentje naar de hervormde kerk in het dorp te gaan.”
Wat zocht een pinkstertiener in hart en nieren in de hervormde kerk?
“Het was een heel andere wereld, een andere sfeer ook. Maar ik was vooral gefocust op de preken. Ik wilde weten welke Bijbeluitleg de dominee gaf. De psalmen en gezangen zeiden me weinig, het meeste was Oudnederlands; ik zong het wel, al drong het niet tot me door. Maar ik ging, omdat ik interesse had in God.”
Vond je er aansluiting, als eenling?
“Niet in de kerk op zondagochtend. Niemand sprak mij aan. Op vrijdagavond ging ik naar de soos en daar waren een paar schoolgenoten. Dus daar vond ik wel aansluiting. En ik volgde er de catechisatie, met mijn multomap, en maakte braaf het huiswerk. Zo leerde ik meer over de achtergronden van de Bijbelverhalen.”
Veranderde je geloof daardoor?
“Het gaf mijn geloof vooral een verdiepingsslag. Ik had natuurlijk de pinksterkant gezien, waar met name de beleving en redding centraal stonden. In de hervormde kerk kreeg ik echt Bijbelonderwijs. Ik wilde meer weten van God, en hoe de grote lijnen liepen van het Oude naar het Nieuwe Testament. In mijn studietijd heb ik daar zelf ook veel tijd aan besteed. En toen ik in 1990 afstudeerde en niet meteen een baan had, heb ik de hele Bijbel doorgeworsteld en er een samenvatting van gemaakt.”
Een afstand van dertig centimeter, maar ik zag het als mijn bekering
Vat krijgen op het geloof
Joël sprak vaak met zijn vader over het geloof en kon ook zijn vragen bij hem kwijt. “Wat ik waardeerde, is dat hij nooit met pasklare antwoorden kwam.”
Met welke vragen worstelde je zoal?
“Vooral toen ik politicologie ging studeren, kwamen de vragen. Met name de vraag ‘waarom zou het christendom de enige ware godsdienst zijn?’ hield me bezig. Immers: als ik in India was geboren, was ik hindoe geweest. Of in het Midden-Oosten een moslim. Tot ik op een gegeven moment alles heb opengelegd. Ik ben de Koran en andere religieuze boeken gaan bestuderen. Ik probeerde vat te krijgen op mijn geloof, maar het ook in de context te plaatsen van andere wereldreligies.”
Lukte dat?
“Ik ben er twee jaar mee bezig geweest. Uiteindelijk heb ik vrij rationeel een keuze gemaakt voor het christelijk geloof. Vooral het voorbeeld van Jezus Christus gaf de doorslag. Zoals Hij in liefde omzag naar anderen, maar óók streed voor gerechtigheid. Later is daar de persoonlijke beleving van genade bij gekomen en zakte de overtuiging van mijn hoofd naar mijn hart. Een afstand van dertig centimeter, maar ik zag het als mijn bekering. Het was in de tijd dat ik als vrijwilliger bij Jeugd met een Opdracht werkte en drummer was bij de band No Longer Music. Tijdens een van hun conferenties voelde ik me aangeraakt door de Geest. Het was alsof God me in m’n nekvel greep en me op dat moment met Zijn liefde vulde. Ik ging als het ware via de ogen van God naar anderen kijken. Dat was een intense beleving. Ik kreeg een grote passie voor mensen die aan de rand van de samenleving staan en aan wie onrecht wordt aangedaan.”
Strijdlustig
Deze ervaring baande het pad naar een baan in ontwikkelingswerk. Daar zette Joël zich onder meer in voor vluchtelingen, mensenrechten en geloofsvrijheid; thema’s waarvoor hij later in de politieke arena zou opkomen. “Ik herinner me dat ik in die begintijd vrij radicaal was over het geloof. Ik liet me inspireren door Amerikaanse theologen als Francis Schaeffer, John Stott en Glen Martin.” Op zich is er met die strijdlustigheid weinig mis, zegt Joël nu, maar hij ontdekte dat fanatiek activisme kan leiden tot hardheid en cynisme. “Dan bestrijd je weliswaar het onrecht in de wereld, maar kun je het hart van God verliezen. Dat vind ik tot vandaag de dag een uitdaging: luisteren naar Zijn stem.”
Wij zijn veel meer het gesprek aangegaan met onze kinderen
Lijden van kinderen
Joël liet zich op zijn 22e dopen in de Amsterdamse evangelische gemeente Haggaï en trouwde met Debora, die hij bij Jeugd met een Opdracht had leren kennen. De kern van zijn geloof – het bestaan van een genadig God – wankelde nooit. Wel had hij het soms moeilijk met de vraag hoever Gods macht reikt. Vooral toen hij in de jaren negentig ontwikkelingswerk ging doen en veel ellende tegenkwam, maar ook het lijden van dichtbij meemaakte. “Met name als het kinderen betrof, dacht ik: waarom grijpt God niet in? De vraag rond het lijden en het onrecht in deze wereld hield en houdt me bezig. Het nuanceerde de radicaliteit van mijn geloof. Tegelijkertijd was dat lijden voor mij een extra drive om er ook zelf iets mee te doen. Waarbij het voor mij een uitdaging blijft om te leven in het spanningsveld van ‘Uw Koninkrijk kome’ en de lichtpuntjes die we nu al mogen zien, bijvoorbeeld daar waar onrecht wordt omgebogen in recht.”
Kritischer
“Wat ik in de opvoeding van mijn eigen kinderen anders deed dan mijn ouders?” Joël leunt wat achterover in zijn stoel en slaat zijn armen over elkaar. “Ik denk dat wij veel meer het gesprek zijn aangegaan met onze kinderen over het waarom van Gods waarden en principes. In mijn tijd nam je die als tiener gewoon van je ouders aan, nu zijn jongeren daar kritischer over. De vragen van onze kinderen dwongen ons om er opnieuw over na te denken.”
Inmiddels is Joël, die nu ‘speciaal ambassadeur’ van hulporganisatie ZOA is, lid van de Vineyard-gemeente in Amsterdam. “Ik vind het mooi om na de geloofsopvoeding van onze kinderen – met wie we nog steeds geloofsgesprekken voeren – nu als grootouder betrokken te zijn bij ons kleinkind. Maar je hebt het niet in de hand. Je hoopt dat je ze wat mee kunt geven, daarna moet je het loslaten.”
Beeld: Ruben Timman
Geschreven door
Mirjam Hollebrandse