Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Joram Kaat: ‘Hoe ouder ik werd, hoe minder ik van het geloof begreep’

Wat kreeg Joram mee over het geloof en waar staat hij nu?

Hij genoot een geloofsopvoeding met “alles erop en eraan”, maar EO-presentator Joram Kaat (28) realiseerde zich later dat hij geen eigen geloofsleven ontwikkelde. Het gevolg: hij ging zélf op zoek naar God.

Deel:

Hoe hij zijn geloofsopvoeding zou omschrijven? Joram denkt diep na. “Heftig, en mooi”, begint hij. “Als ik nu uitleg wat ik meemaakte in mijn charismatische kerk in Hendrik-Ido-Ambacht, reageert iedereen geschokt. Het ging er radicaal aan toe. Tijdens het bidden werden mensen aangeraakt, er klonken leuzen als ‘Spreek woord!’ en ‘Spreek leven!’ De nadruk lag op God vóélen. ‘Voel jij al iets?’ vroegen we in onze vriendengroep aan elkaar. Als kleine Joram fietste ik door dit kerkleven heen, terwijl ik er weinig van begreep. De verhalen waren mooi, maar er werden weinig vragen gesteld. Ik hoorde niet: ‘Wat raakt je in dit verhaal?’ of: ‘Wat neem je eruit mee?’ Thuis ging dit ook zo. We – mijn moeder, broer, zus en ik – lazen uit de Bijbel, zongen en baden samen, maar het echte gesprek was er niet. Hoe ouder ik werd, hoe meer ik van het leven snapte – maar hoe minder ik begreep van het geloof.”

Erkenningsbehoefte
We zitten in een van de vergaderruimtes van het EO-gebouw. Terwijl Joram in zijn mintgroene kuipstoel een houding zoekt, legt hij uit dat zijn geloofsbeleving deels bepaald werd door het opgroeien zonder vader. Zijn ouders waren gescheiden voor Jorams geboorte. (In de podcast Who’s your daddy neemt Joram voor het eerst contact op met zijn vader. Beluister de podcast hier.) Hierdoor ontwikkelde Joram naar eigen zeggen een erkenningsbehoefte. “Ik wil horen dat het goed is wat ik doe. Ten diepste komt dat doordat mijn vader mij heeft afgewezen. Ik bad braaf mee en in de kerk deed ik vooral wat er van me verwacht werd. Wat ik deed, was niet ongemeend. Ik vond het mooi, maar ik ontwikkelde geen eigen geloofsleven. Dit heeft mij later uitgedaagd om aan de slag te gaan met de vraag: ‘Wie ben ik en wat geloof ik?’”

God is geen kansspel

Bleef je tijdens die zoektocht bij deze kerk?
“Nee, naarmate ik ouder werd en begreep wat er gebeurde, voelde ik dat deze kerk niet bij mij paste. Ik had er als kind een fantastische tijd gehad door de saamhorigheid; ik bleef er op zondag de hele middag hangen. Nu realiseer ik me dat de denkwijze van de kerk niet overeenkwam met mijn geloof. Bij ziekte of overlijden werd bijvoorbeeld gezegd dat we niet hard genoeg hadden gebeden.” Stellig: “Zo zie ik het helemáál niet. God is geen kansspel. Later is mijn moeder ook weggegaan uit de kerk. Dat was wel een moment – je bent daar als gezin opgegroeid.”

Heb je nu een kerk gevonden die bij je past?
“Eigenlijk niet. Toen ik stopte met naar de kerk gaan, had ik last van die erkenningsbehoefte. Ik dacht dat naar de kerk gaan móést, zeker toen ik bij de EO ging werken. Daardoor kreeg ik er juist een afkeer van, want ik wilde niet gaan omdat het van me verwacht werd. Toen besefte ik: ik heb geen behoefte aan de kerk, maar wil zelf uitzoeken wat ik geloof. Nu ben ik daarin veranderd en zie ik dat een gemeente daarbij kan helpen. En dat de kerk juist álles is wat deze maatschappij nodig heeft: samenkomen en naar elkaar luisteren. Samen zoeken én het met elkaar oneens zijn, dat vind ik er waardevol aan. Met de liturgie van een kerkdienst heb ik op dit moment minder.”

Dus jij zou voor de koffie na de dienst komen?
Lachend: “Dat zou je kunnen stellen, ja.”

Van geloof afgevallen
De zoektocht naar zijn geloofsidentiteit versnelde op een van de mooiste momenten in Jorams geloofsleven. “Ik voelde me totaal niet meer verbonden met God en besefte dat ik een kind van de religie was geweest. Ik had namelijk alle ingrediënten meegekregen – kerk, bidden, Bijbellezen – maar zat Gód ook in mij? Was ik dan nu van mijn geloof afgevallen, of heb ik nooit écht geloofd, maar vooral geleefd in een bepaalde cultuur?

Ik reed met die paniekerige gedachten naar het EO-gebouw voor een nieuwe aflevering van de online serie Denkstof, waarin ik met theoloog en schrijver Reinier Sonneveld in gesprek ga over geloofsvragen. Ik realiseerde me dat er twee scenario’s mogelijk waren: óf God bestaat niet – het was dan maar goed dat ik daarachter kwam, dat zou veel tijd schelen – óf Hij bestaat wel, en dan is het niet erg dat ik Hem kwijt ben, want Hij vindt mij wel weer. Terwijl ik door de bossen op de Utrechtse Heuvelrug reed, voelde ik opeens een intense ontspanning. ‘Dan komt het toch gewoon goed?’ schoot het door mijn hoofd.
En dat kwam het ook. Ik was niet meer bang voor twijfel. En ik ging aan de slag: lezen, bidden, praten.”

Ik ben fan van Jezus

Wie is God voor jou?
“Ik vind het lastig om daar woorden aan te geven. Als kind heb ik altijd vastgehouden aan het beeld dat anderen van God schetsten. Terwijl het niet draait om dat beeld, maar om het zóéken naar Hem. God is liefde en rust voor mij, maar dat zijn woorden die ik op Hem projecteer. Eigenlijk is God álles voor mij, en” – Joram slaat met zijn vlakke hand op tafel – “Hij is de reden van ons bestaan. Het geloof is een zoektocht waarin God volgens mij geen taboes kent. Ik mag alles uitspreken, en hopelijk luistert Hij.”

Heb je een ander beeld van Jezus?
“Gelukkig is Jezus naar de aarde gekomen om mij een concreter idee te geven van de grootsheid van God. Anders had ik er helemáál niks van begrepen. Jezus geeft ons een menselijk voorbeeld van hoe we in het leven kunnen staan en hoe we met elkaar moeten omgaan. Hij is het toonbeeld van liefde, daar grijp ik me aan vast.” Glimlachend: “Misschien raar om te zeggen, maar ik ben echt fan van Jezus.”

Veel mensen kennen jou als de presentator van de EO-Jongerendag. Wat wil je de jongeren die daar komen meegeven over het geloof?
“Ontspan je! Er zijn zo veel meningen over hoe je moet geloven, maar ik vind dat je als jongere zelf mag onderzoeken, vragen en ontdekken. Geloof kan voelen als iets zwaars, of als iets van je ouders. Ik hoop daarom dat de EO-Jongerendag God dichtbij brengt. Dat proberen we door persoonlijke verhalen te brengen, enthousiast te zijn over God en jongeren mee te geven dat Hij positief over je denkt. Als team zeggen we ook tegen elkaar: wij kunnen het zo goed mogelijk voorbereiden, maar op deze dag worden jongeren geraakt door een bepaald woord, een gevoel, ontmoeting of lied. Dat gaat buiten ons om.”

Beeld: Ruben Timman

Geschreven door

Anouk van de Schootbrugge

--:--