Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Made in… Holland!

Van flitspaal tot babi pangang: oer-Nederlandse uitvindingen

Geloof het of niet: alle uitvindingen op deze pagina’s – van oranje wortels tot de flitspaal – zijn stuk voor stuk van Nederlandse bodem. Zelfs onze ‘Chinese’ babi pangang. Een kleine bloemlezing.

Deel:

Varen ónder de baren

Hij had een stripheldachtige naam: Cornelis Drebbel (1572-1633). Deze excentrieke Nederlandse uitvinder, in 2013 verkoren tot ‘Grootste Alkmaarder aller Tijden’, was de eerste persoon ter wereld die een duikboot ontwierp waarmee een bemanning daadwerkelijk een stuk onder water heeft gevaren én – niet onbelangrijk – levend bovenkwam.
Dat gebeurde in maart 1620, in een houten gevaarte, op én onder de golven van de Theems in Londen. Op de kant stond een uitzinnige menigte, onder wie koning James I (die hem had gevraagd een boot te ontwerpen die onder zee kon varen) en de complete staf van de Royal Navy.
Hoe Cornelis het precies voor elkaar kreeg, ook wat betreft zuurstofvoorziening, is nog steeds grotendeels een mysterie.

Oranje bètacaroteenbommetjes

Raar maar waar: van origine zijn wortels geel, paars, zwart of rood. De welbekende oranje wortel werd voor het eerst gekweekt in de 16e eeuw, in Nederland (destijds koploper op agrarisch gebied). In de Engelstalige wereld staan deze knapperige bètacaroteenbommen dan ook bekend als dutch carrots: Nederlandse wortels.

‘Een buyglyke buys’

Uitvindingen Made in... Holland illustratie
Credits: Wijtze Valkema.

Hij wordt wereldwijd gebruikt: de oprolbare brandslang. De bedenker? Een Amsterdamse kunstschilder: Jan van de Heyden (werk van hem hangt in het Rijksmuseum). Met hulp van zijn broer Nicolaas vond Jan – een multitalent – in 1673 de oprolbare brandspuit uit. Voortaan was het hierdoor mogelijk om het vuur vanaf diverse punten, ook vanaf een ladder, te bestrijden. Daarmee kon je voorkomen dat panden volledig uitbranden. Jan omschreef zijn creatie zo: “Een buyglijke buys, om haar gedaante een slang genoemd.”

‘Om verre te sien’

De eerste verrekijker is bedacht door de Middelburgse brillenmaker Hans Lipperhey (ca. 1570-1619), die er in 1608 patent aanvroeg voor ‘een 'seecker instrument om verre te sien'. De naam ‘verrekijker’ is overigens van later datum.

Airco

Ene Andries Scheerboom bedacht al in 1838 een manier om lucht te koelen. In feite vond hij daarmee dus de eerste airconditioning uit. Hij kreeg octrooi op een toestel om ‘in gebouwen bij heete luchtgesteldheid de temperatuur te verkoelen’. 

...tegenover de protserigheid en vuilheid van de autoritaire auto

Deel die fiets

Altijd een fiets bij de hand: dat was het idee achter het Witte Fietsenplan dat industrieel ontwerper, politicus én provo-voorman Luud Schimmelpennink (1935) in 1965 lanceerde. Het ging om gratis ter beschikking gestelde witte fietsen zonder slot, die daarmee eenvoudig van gebruiker kon wisselen.
“De witte fiets”, noteerde de Provokrant destijds, “symboliseert eenvoud en hygiëne tegenover de protserigheid en vuilheid van de autoritaire auto.” Het eerste fietsdeelsysteem ooit flopte: veel witte rijwielen werden gestolen, en bij een lekke band voelde niemand zich geroepen ‘m te repareren. Toch bleek het fenomeen deelfiets een blijvertje.

Micro

Evenals de verrekijker (ook wel ‘Hollandse kijker’ genoemd), is ook de moderne microscoop een Nederlandse uitvinding. Vaak wordt in dit verband Antoni van Leeuwenhoek (1632-1723) genoemd. Maar dat is niet helemaal juist, al verrichtte hij er baanbrekend onderzoek mee. Want al rond 1595 slaagde Zacharias Jansen er samen met zijn vader Hans waarschijnlijk in een kleine microscoop te maken, die tussen de zes en tien keer vergrootte.

‘Geheimschrijfmachine’

Tot wanhoop van de geallieerden, beschikten de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog over een codeermachine – de Enigma – waarmee ze berichten onherkenbaar konden versleutelen. Vrijwel niemand weet dat de Nederlander Hugo Alexander Koch (1870-1928) aan de wieg van dit apparaat stond en in 1919 octrooi kreeg voor zijn ‘geheimschrijfmachine’ (al ging een Duits bedrijf niet lang daarna met zijn vinding aan de haal). Uiteindelijk wisten de geallieerden de code te kraken, wat een omslag in de oorlog betekende.

Flitsend!

Van één uitvinding balen massa’s weggebruikers: de flitspaal. De eerste ooit werd ontwikkeld door een Nederlandse autocoureur, Maus Gatsonides (1911-1998). Deze rallyrijder richtte in 1958 het bedrijf Gatsometer op, om de apparaten te produceren. In Engeland wordt de flitspaal daarom vaak ‘Gatso’ of ‘Gatso Camera’ genoemd. Er is zelfs een bijpassend werkwoord: to be gatsoed betekent ‘geflitst zijn'.

Gekweekt vlees

Nee, geen woord dat je smaakpapillen doet opveren van vreugde: ‘kweekvlees’ (alias vitro- of laboratoriumvlees). Dit vlees wordt uit stamcellen van dieren gekweekt. In 1999 verwierf de Nederlandse arts en onderzoeker Willem van Eelen er patent op. Voorstanders promoten het als een gunstig alternatief voor de traditionele vleesproductie.

Schaakmat óf knock-out

De Netflix-hitserie The Queen's Gambit (2020) is opgedragen aan de Nederlandse kunstenaar Iepe Rubingh (1974-2020). In 2003 introduceerde hij de combinatiesport schaakboksen (chess boxing); in datzelfde jaar werd hij in het Amsterdamse Paradiso ook meteen de eerste wereldkampioen. De naam zegt het al: bij schaakboksen wissel je een rondje schaken steeds af met een rondje boksen. Winnen? Mep je tegenstander knock-out óf zet ‘m schaakmat.

(Tekst gaat verder onder de video)

De weergave van deze video vereist jouw toestemming voor social media cookies.

Toestemmingen aanpassen

Vuurtje?

Een mediagenieke happening: bij de openingsceremonie van de Olympische Spelen wordt steevast olympisch vuur ontstoken. Die traditie is een Nederlandse uitvinding, bedacht in 1928 voor de Zomerspelen in Amsterdam. Jan Wils, architect van het Olympisch Stadion, ontwierp de 45 meter hoge Marathontoren, “waarin overdag een rookpluim kan opstijgen en ’s avonds een vuurzuil”. Door een foutje – niemand weet wie het deed – brandde er tóch overdag vuur bij de openingsceremonie, wat nu dus gebruikelijk is.

Korfbal (m/v)

We hebben korfbal te danken aan de Amsterdamse onderwijzer Nico Broekhuysen (1876-1958). Hij introduceerde het in 1902 als een gemengde teamsport. Dat ‘gemengde’ was een doorn in het oog van het meer conservatieve volksdeel: tot dan toe hadden mannen en vrouwen hun eigen sportverenigingen en waren er sowieso relatief weinig vrouwen die sportten (zij waren zelfs uitgesloten van deelname aan de eerste Olympische Spelen van het moderne tijdperk, de Zomerspelen van 1896 in Athene).
Helemaal origineel was Broekhuysen trouwens niet: korfbal is een Nederlandse variant op het Zweedse ring- of handboll, dat drie speelvakken telt en waarbij je een bal door een hoge ring moet mikken.

Was-icoontjes

Weten op hoeveel graden je een kledingstuk moet wassen? Bekijk het labeltje. Daarop staan handige icoontjes, zoals een strijkbout met een of meer stippen, of juist een kruis erdoor. De (Nederlandse) Vereniging Textieletikettering voor Was- en Strijkbehandeling kwam rond 1957 als eerste met dit soort icoontjes op de proppen; inmiddels zijn ze wereldwijd ingeburgerd.

Onze afhaal-favoriet

Nederlanders halen het massaal af bij de Chinees om de hoek: babi pangang. Een Chinese uitvinding? Welnee! Zelfs de woordcombinatie babi pangang is niet Chinees, maar Indonesisch en betekent letterlijk 'geroosterd varkensvlees'. Ook in Indonesië staat het niet op de kaart. Althans, niet zoals wij dit gerecht kennen, dus met zoetzure saus. Dankzij Stichting Meer dan Babi Pangang heeft ‘onze’ babi pangang inmiddels zelfs de status immaterieel erfgoed gekregen.

Beeld: Wijtze Valkema

Géén Nederlandse uitvindingen

En dit zijn juist géén Nederlandse uitvindingen:
* De klomp. Het is onbekend wie de eerste klomp ooit heeft bedacht, en waar.
* De kaasschaaf. Bedacht door de Noorse timmerman Thor Bjørklund (1889-1975).
* De kroket. Hoogstwaarschijnlijk een Franse uitvinding. De kok van Lodewijk XIV, François Massialot, schreef al een recept voor croquets.
* Drop. Wie de eerste drop ooit maakte? Dat weet niemand. Maar de Italiaan Giorgio Amarelli was de eerste die de industriële verwerking van de zoethoutwortel tot drop mogelijk maakte, in 1731.

Geschreven door

Gert-Jan Schaap

--:--