Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Mirjam Kollenstaart-Muis" 'Er zit een pitbull in mij'

"Als ik geen predikant zou zijn geworden, was ik niet gelovig gebleven."

Met haar onmiskenbaar Indonesische gelaatstrekken is ds. Mirjam Kollenstaart-Muis (35) niet alleen een exotische verschijning in het oer-Hollandse Ottoland, ook binnen het geheel van de 'witte' Protestantse Kerk valt ze op. "Als ik geen predikant zou zijn geworden, denk ik niet dat ik gelovig was gebleven."

Deel:

Vogels buitelen boven de zonbeschenen weilanden rond Ottoland, een gehucht in het hart van de Alblasserwaard. Hun vrolijke gekwetter vermengt zich met het klokgeluid van de hervormde kerk, schuin tegenover de gereformeerde pastorie. Mirjam Kollenstaart – ravenzwart haar, donkere ogen en een lichtbruine huid – geniet in de achtertuin van een kop koffie.

Wonderlijk

"Dat ik predikant ben geworden, kun je gerust wonderlijk noemen," vertelt ze. "Van jongs af aan wilde ik maar één ding: arts worden – waarom precies, weet ik niet eens. Dus in het examenjaar van het gymnasium schreef ik me in voor geneeskunde. Heel dom: ik had nóóit gedacht aan de mogelijkheid dat ik uitgeloot kon worden. Maar dat gebeurde. Ik moest halsoverkop nadenken over de vraag wat ik dán wilde."
De dominee bij wie ze destijds belijdeniscatechisatie volgde, zette haar op het spoor van de theologie. "Ooit moest hij de keuze maken tussen geneeskunde en godgeleerdheid; hij wees me erop dat beide studies te maken hebben met het helpen van anderen. Ik besloot een jaartje theologie te gaan studeren, ter overbrugging. Daarna zou ik me opnieuw inschrijven voor geneeskunde."
Saillant detail: ze deed destijds niet veel met het geloof. "Ik ben geboren op Java, maar mijn biologische ouders – ik weet alleen de naam van mijn moeder – hebben me om de een of andere reden afgestaan voor adoptie. Zo kwam ik, anderhalve maand oud, in een christelijk gezin terecht. Wij gingen altijd naar de gereformeerde kerk in Giessenburg, zeven kilometer verderop. Maar ik was nooit actief in de gemeente en had geen relatie met God. In mijn beleving was Hij erg ver weg."

Roze wolk

Omdat ze een vrouw en bovendien de eerste gekleurde student was op de theologische faculteit in Utrecht, konden veel studiegenoten haar niet goed plaatsen, vertelt ze lachend. "Sommigen hebben zelfs zes jaar lang niets tegen me gezegd. Utrecht was destijds een bolwerk van de Gereformeerde Bond en via medestudenten kwam ik in aanraking met een heel andere manier van geloofsbeleving, waarin de relatie met Jezus Christus centraal stond. Ik sloot me aan bij een dispuut, genoot van onze dagopeningen en alle gesprekken."
Het onwaarschijnlijke gebeurde: geneeskunde verdween volledig uit haar blikveld – mede dankzij een roze wolk. "De grootste reden waarom ik na het eerste jaar besloot door te gaan, is dat ik inmiddels verkering had met een theologiestudent," bekent ze. "De studie zelf vond ik niks aan, al ben ik mijn academische vorming meer gaan waarderen sinds ik gemeentepredikant ben. Maar er zit een pitbull in mij: als ik eenmaal ergens aan begin, wil ik het ook afmaken. Ik vond alleen de exegetische vakken leuk; ik houd van puzzelen, en bijbeluitleg lijkt daar wel wat op."
Belangrijker dan haar verkering, die uiteindelijk uitging, is dat ze tijdens de studie tot geloof kwam. "Geen plotselinge bekering, maar een langer proces, waarin ik ontdekte dat geloven je hele leven stempelt. Gaandeweg groeide ook het verlangen om predikant te worden en Gods Woord door te geven. Het is voor mijzelf nooit een vraag geweest of je als vrouw dat ambt wel mag bekleden; ik ben opgegroeid in de Gereformeerde Kerken, waarin dat heel normaal was."

Jonge gezinnen

Met haar diploma net op zak preekte Mirjam tien jaar geleden voor het eerst in de vacante gereformeerde kerk van Ottoland, waarna men haar prompt beriep. "We zijn een 'refo-evangelische' gemeente met veel jonge gezinnen. Omdat de gemiddelde leeftijd laag ligt, heb ik altijd véél meer doopdiensten dan begrafenissen. Ik voel me hier echt op m'n plek en moet er – in ieder geval voorlopig – niet aan denken dat ik ergens anders heen zou moeten gaan. Mijn man ook niet, trouwens."

Wat zijn hoogtepunten in uw werk?
"Pffff... zo veel! Van kinderdiensten, huwelijks-, belijdenis- en doopdiensten kan ik enorm genieten. Soms is zelfs een begrafenisdienst een hoogtepunt."

Heeft u de afgelopen jaren ook een dieptepunt meegemaakt?
Na een korte stilte: "Twee. Vier jaar geleden kreeg ik een burn-out; ik had te veel hooi op m'n vork genomen en voelde me overal verantwoordelijk voor – een valkuil voor predikanten. Een halfjaar lang heb ik niet of nauwelijks gewerkt. Het andere dieptepunt had te maken met een discussie die zeven jaar geleden door een deel van de gemeente werd aangezwengeld rond het inzegenen van homoseksuele relaties. Zij dachten: 'Ze is jong en ze is een vrouwelijke predikant, dús zal ze het wel goed vinden.' Niet, dus. Dat was een enorme schok voor hen. Achteraf gezien heb ik het niet goed aangepakt, moet ik bekennen. Ik nam op persoonlijke titel een standpunt in, terwijl ik het direct terug had moeten spelen naar de kerkenraad. Het heeft lang geduurd voordat de rust terugkeerde. Dat is gelukkig wel gebeurd; daar ben ik dankbaar voor."

Schrikken

Dat ze als geboren Javaanse opvalt in de toch wel 'witte' Protestantse Kerk heeft zo z'n voordelen: "Het leukste is dat mensen mij niet snel vergeten als ik ergens preek! Die ontdekking confronteerde me overigens wel met het feit dat ik anders ben, hoewel ik dat zelf nooit zo ervaren had. Als ik een trouw- of belijdenisdienst heb, waarbij gasten komen, druk ik mijn gemeenteleden vooraf altijd op het hart: 'Zeg er wel even bij dat ik een vrouw én gekleurd ben' – zodat ze niet schrikken als ik binnenkom."
Hoewel haar werk vooral uit contacten met mensen bestaat en ze er volop van geniet, ervaart ze het predikant-zijn als eenzaam. "Vooral de eerste jaren miste ik de mensen om mij heen. Ik was bijvoorbeeld altijd gewend om met andere studenten te eten. Daarbij komt dat je binnen de gemeente toch de enige professional bent. En bovendien een buitenstaander, een voorbijganger."
Haar smartphone ligt – zoals meestal – binnen handbereik: 'dominee Mirjam' twittert, blogt en zit op Facebook. "De sociale media hebben mijn wereld vergroot."

Helpt virtueel contact tegen die eenzaamheid?
"Het is inderdaad virtueel, maar er komen ook echte ontmoetingen uit voort. En het is wel écht contact. Omdat ik veel twitter met andere predikanten en theologen, is dat kantinegevoel gelukkig weer een beetje terug – al is het meestal pas na 11 uur 's avonds, als iedereen na een vergadering nog even achter de computer kruipt, haha!"

Keihard

Even later: "Weet je wat ik niet kan begrijpen? Dat veel mensen zeggen: 'Ik geloof op mijn eigen manier; ik heb geen kerk nodig.' Voor mijzelf is die gemeenschap altijd ontzettend belangrijk geweest. Ik heb de anderen keihard nodig. Én dit werk. Als ik geen predikant zou zijn geworden, denk ik niet dat ik gelovig was gebleven."

Waarom niet?
"Ik zou de discipline missen om de Bijbel te bestuderen en met God bezig te zijn. En ik heb de gemeenschap nodig, om mijn geloof te beleven en levend te houden. Tijdens vakanties en conferenties merk ik trouwens iedere keer dat ik het liefst gewoon hier in Ottoland ben, bij mensen die ik ken en die mij dierbaar zijn."



Het nieuwe kerkelijke seizoen staat voor de deur. Hoe kunnen gemeenteleden daarin iets betekenen voor hun voorgangers?
"Het doet mij altijd ontzettend goed om te merken dat mensen voor me bidden. Mijn indruk is dat dit vroeger veel gebruikelijker was in de kerk en dat het nu veel minder gebeurt. Bidden voor je predikant is het allerbelangrijkste."



Tekst: Gert-Jan Schaap
Beeld: Dik Nicolai

Mirjam kort

Naast voorganger in Ottoland (70 procent) is ds. Mirjam Kollentstaart-Muis (1977) onder meer bestuurslid van het Evangelisch Werkverband in de Protestantse Kerk. Zij is getrouwd met Marien, die voor 18 uur in de week predikant is van de gereformeerd kerk in Vuren. Ze hebben drie eigen zoons en één geadopteerde dochter.

Twitter.com/dsmirjam

Dsmirjam.wordpress.com

--:--