Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Iedereen kan schilderen

Deel:

Rikko Voorberg geeft op de vroege ochtend inspiratie om de dag bewust te beginnen. Hij leest om 6 uur de teksten uit een oud kerkelijk leesrooster en zo rond 7 uur deelt hij de gedachte die dan op-popt. Elke werkdag.

Iedereen kan schilderen – PopUpGedachte 24 januari 2017

Schilderen op nummer, met van die kleine priegelvakjes en ik was al best tevreden als ik dan binnen de lijntjes kon schilderen. En als je nou maar keurig en precies de voorgegeven nummertjes en vakjes volgde, dan was er resultaat. Dan kon ik m’n moeder roepen: kijk mam! Ik kan schilderen. En de goedaardige zwart-witte hond die vanaf het schilderijtje de wereld in staarde, werd ingelijst en opgehangen. Knap hoor.

Ik denk dat iedereen kan schilderen, maar dat dit geen schilderen is. Het lijkt een beetje op de manier waarop ik vroeger dacht dat geloven werkte. Elk vakje een nummer, elke vraag een vast antwoord, bidden voor het eten, na het eten, stukje bijbellezen, stille tijd. Binnen de lijntjes, puntje van je tong uit de mond en als elk vakje was ingekleurd kwam daar het beeld van ‘de gelovige’ uit te voorschijn, om in te lijsten en op te hangen. Toch was net zo min geloven als inkleuren op nummer schilderen is.

Werkelijk schilderen heeft met vertrouwen van je gevoel nodig, met schetsen en algemene verhoudingen kennen en door je oogharen turen of de verhoudingen nog kloppen voor je gevoel. Het is een ambacht wat je moet leren, waarvan de technieken je bijgebracht kunnen worden en je daarna zelf die schilder bent, die maker. Bij schilderen op nummer mag je jezelf niet vertrouwen, maar enkel de nummeraar. Dan komt het goed. Bij schilderen moet je jezelf leren vertrouwen, dat jij het bent en het kunt. Ik ben geen schilderaar, maar zo werkt het in de kunst. Er moet een soort zelfvertrouwen zijn – het vertrouwen dat ik vroeger vreesde omdat het arrogantie zou zijn in plaats van geloof. Ten onrechte.

Jezus van Nazareth stuurt al heel in het begin van zijn werk zijn leerlingen op pad en ‘hij droeg hun op niets mee te nemen voor onderweg, geen brood, geen reistas en geen geld, alleen een stok. Sandalen mochten ze wel dragen. ‘Maar’ zei hij, ‘trek geen extra kleren aan.’ En ook zei hij: ‘als jullie ergens onderdak krijgen, moet je daar blijven tot je verder reist.’

En dan drijven ze kwade geesten weg uit mensen, wat dat ook moge betekenen, zalven zieken en genezen hen. Vreemde dingen. Macht en gezag waarvan in de geschiedenis vooral bewaard is gebleven dat Jezus van Nazareth die dingen deed. Maar zo werkt hij niet. Hij draagt meteen over. Vertrouwt het anderen toe. Naar eigen inzicht, met een paar eenvoudige technieken, ga maar maken, scheppen, creëren.

Als Paulus een soort roepings-openbaring heeft, als donderslag bij heldere hemel, verblindend licht, al die dingen, hij de hater van alles wat christelijk is beseft dat hij de verkeerde kant uit werkte, en hij begint zonder toestemming van wie dan ook dat verhaal van christendom te preken. ‘Pas drie jaar later’ schrijft hij vanochtend’ ging ik terug naar Jeruzalem om Kefas (Petrus, je weet wel die van de hemelpoort later) te ontmoeten. Van de overige apostelen heb ik niemand gezien, behalve Jakobus.’ Twee weken bleef hij bij Petrus en daar ging hij weer.

Afgelopen weken lees ik over dat brood breken wat de christelijke kerk doet. En hoe heilig het in sommige gevallen is verklaard omdat het brood het lichaam van Christus zou zijn. Waardoor je er niet zomaar aan mag komen en het bewaakt moet worden door de hoeders van de kerk.

Terwijl het idee is dat juist zoveel mogelijk ménsen het lichaam van christus zouden moeten zijn. Onverwachte, onmogelijke mensen die doen wat JC deed. Omdat het kan. Omdat iedereen niet alleen kan schilderen, maar omdat we iedereen nodig hebben om dat te schilderen wat Jezus zichtbaar maakte. Die hoop, dat medeleven, die onafhankelijke scherpte.

Niet het brood is heilig, maar de mensen die het nemen.

Dat zal wel, zou je zeggen, maar je moet dan wel toch geloven, of tenminste naar een kerk gaan, of bijbel lezen of wat voor religiositeit dan ook. Mogelijk, maar Paulus is fel tegen iedereen die probeert om nieuw-gelovigen ook maar iets op te leggen. Met name die besnijdenis, dat niet-joden toch wel toegevoegd moeten worden aan dat Joodse volk via dat oude ritueel, om erbij te mogen horen. Woedend is hij. Schijnbroeders, spionnen, noemt hij mensen die dat verdedigen. ‘Maar’ zegt hij ‘wij zijn geen moment voor hen gezwicht want de waarheid van het evangelie moet in uw belang behouden blijven.’ Grote woorden, meneer Paulus. Blijkbaar staat er iets op het spel.

Iederéén kan schilderen. Basistechnieken. Geloof, hoop, liefde. En een diep respect en vertrouwen dat er in de wereld een aanwezigheid is die ons in dienst wil, een aanwezigheid die we herkennen in Jezus van Nazareth als geen ander. En dan maar op de gok beginnen. Met het zelfvertrouwen van een student aan de kunstacademie en met een halsstarrige weigering om te schilderen op nummer, hoe leuk dat plaatje er ook uitziet. Liever een totaal onherkenbaar dier geschilderd, de technieken lerend en ontdekkend hoe ze bij jou passen, dan een keurig plaatje en dan nooit zullen leren wat kunst is. We worden vertrouwd, laten we het er op wagen dan. Met dat geloven, hopen en liefhebben.

Jesaja 48:12-21

Galaten 1:18 – 2:10

Marcus 6:1-13

Geschreven door

Rikko Voorberg

--:--