Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Ruben: ‘Mijn vader is tegen zijn zin met mijn moeder getrouwd’

Ruben uit de Bijbel in therapie

De Bijbelse stamboom staat vol mensen met rafelrandjes. Neem Jakobs oudste zoon Ruben. Traumatische ervaringen, seksuele escapades, teleurstellingen: hoe zou hij het doen op de sofa van een psychotherapeut? Een fictieve sofa-sessie.

Deel:

“Wil je iets drinken, Ruben? Koffie, thee?”
“Nee, bedankt.”
“Voor we beginnen even wat praktische punten. Allereerst: je naam is Ruben ben Jakob, klopt dat?”
“Helemaal.”
“Zou je dit formulier mee naar huis willen nemen en de volgende keer ingevuld weer meenemen? Dat is voor de zorgverzekering.”
“Uiteraard.”

“Goed, Ruben. Waarom ben je hier?”
“Na het overlijden van mijn vader ben ik volledig vastgelopen. Ik ben alleen maar kwaad.”
“Hmmm. Laten we eens beginnen bij het begin. Uit wat voor gezin kom je?”
Met een lachje: “Heb je even? Mijn vader is de kleinzoon van een immigrant, die na een heftige ruzie met zijn tweelingbroer weer terug is gegaan naar het thuisland van zijn vader, naar zijn oom. Daar trouwde hij met zijn twee nichten. Ik ben daar geboren als de oudste uit een gezin met dertien kinderen: vijf broers en een zus van mijn moeder en dan nog zes halfbroers van drie andere vrouwen, waaronder mijn moeders zus en twee slavinnen. Mijn tante is dus ook de vrouw van mijn vader. En zijn nicht. Volg je het nog?”

Mompelend en driftig meeschrijvend: “Tante vrouw van vader…” Hardop: “Zou je voor volgende keer een stamboom kunnen tekenen?”
“Natuurlijk. Wat ook goed om te weten is: we zijn een erg gelovige familie. Mijn overgrootvader ontving een roeping van God voor hem en zijn hele familie. Wij zijn… hoe zeg je dat? Wij zijn een soort van Gods familie, een nieuw begin. Tenminste, zo wordt het ons ingeprent: wij zijn een uitgekozen plukje mensen, aan ons is het om God te volgen op deze aarde. Gods volk. De uitverkorenen.

Mijn tante is zowel de vrouw van mijn vader als zijn nicht

Ruben

Doe bij nader inzien toch maar koffie.”

“Goed, Ruben, schets eens een beeld van jouw jeugd…”
“We waren veel buiten, op het veld. Ik werd heel erg vrijgelaten. Mijn vader interesseerde zich niet voor mij en mijn moeder was vooral bezig met de aandacht van mijn vader krijgen. Dat is nogal een ingewikkeld verhaal, maar kort gezegd was-ie tegen zijn zin met mijn moeder getrouwd. Daarom heet ik ook ‘Ruben’, dat betekent zoveel als ‘Kijk, een zoon!’ Mijn moeder dacht dat mijn komst de liefde van mijn vader zou opwekken.” Lacht schamper.
“Dat gebeurde niet?”
“Ik heb mijn vader nooit met liefde naar mijn moeder zien kijken. En andersom: mijn moeder had het over weinig anders dan over het winnen van mijn vaders liefde. Bij ieder nieuw kind was het: ‘Nu zal hij wel naar me omkijken! Nu móét hij wel van me houden!’ Maar nee hoor.”
“Wat deed dat met jou?”
“Met mij? Poeh hé, die vraag heb ik me nooit gesteld.” Korte stilte. “Ik denk dat ik mijn moeder vooral wilde helpen.”
“Heb je een voorbeeld?”

Weer even stilte. “Ik denk dat ik zeven of acht was toen ik wat liefdesappeltjes zag, van die gele vruchten.”
“Een afrodisiacum.”
“Precies, lustopwekkend. Ik geloofde heilig dat die appeltjes de liefde van mijn vader voor mijn moeder weer zouden laten opvlammen, een soort toverdrank. In plaats daarvan kreeg mijn moeder er ruzie over met haar zus. Uiteindelijk ruilde mijn moeder de liefdesappels voor sekstijd met mijn vader.” Schamper: “Lekker gezin, hè?”
“Heeft het je moeder geholpen?”
“Ze werd opnieuw zwanger, kreeg opnieuw een zoon, hoopte opnieuw dat het de liefde van mijn vader zou oproepen, werd opnieuw teleurgesteld. Nee dus.”
“Waarom wilde jij je moeder zo graag helpen, Ruben?”
“Omdat ik zag hoe sterk ze verlangde naar zijn aandacht. En later misschien omdat ik dat verlangen herkende. Want mijn vader zag ons nooit staan. Mij niet, mijn broers niet, mijn zus niet. Maar de kinderen van mijn tante, dat waren zijn oogappeltjes. Naar hen luisterde hij, hen zag hij.”
“Wat deed dat met jou?”

Stilte, getik van de klok.

“Poeh, wat een moeilijke vragen stel je. Als kind was ik, denk ik, vooral verdrietig. Later onverschillig tegenover mijn vader. En ik voelde een taak op mijn schouders rusten. Als mijn vader niet voor mijn broers en zusje zorgde, moest ik het doen! Dus dat heb ik gedaan.”
“Hoe zorgde jij voor je broers en zusje?”
“Door ze te beschermen. Want pa deed het niet.” Ruben slikt, kijkt naar boven, is even stil. “Wat ik je nu ga vertellen, heb ik nog nooit aan iemand anders verteld.”
“Daarvoor ben je hier, toch?”
“Vast. Mijn zusje is verkracht door leden van een andere stam.”
“Dat is heftig.”
“Zeker! Een schande! Maar weet je wat pa deed? Niks! Helemaal nada. Totdat wij in actie kwamen. We hebben die hele stam afgemaakt.”
“Sorry?”
“Wat moesten we anders? Als mijn vader, het hoofd van de familie, niet voor onze eer opkwam, wie moest het dan doen? Het leek alsof het hem niks kon schelen!”
“Hoe reageerde je vader?”
“Kwaad, teleurgesteld. Zoals altijd. Nooit kon ik iets goeds doen, terwijl hij in de hoogste boom zat toen er iets gebeurde met mijn halfbroertje Jozef. Want ja, dat was er een van tante Rachel.”
“Wat gebeurde er met Jozef?”
“Ja, dat is nogal een pijnlijk verhaal… Ik weet niet of ik het daar nu over wilde hebben. Laten we zeggen dat Jozef heel goed was in de rol van verwend rotkind, en dat hij het bloed zo ver onder onze nagels vandaan haalde, dat we hem bijna vermoord hadden. Zeg, vind je het goed als we het hier nu niet over hebben? Ik heb hier helemaal geen zin in.”

We hebben die hele stam afgemaakt

Ruben

Een paar slokken koffie, wat slurpgeluiden.

“Laten we teruggaan naar wat je net zei: je verlangde naar de aandacht van je vader. Heb je die gekregen?”
Snuivend: “Nogal. Maar niet zoals ik dat wilde.”
“Vertel…”
“Het is een behoorlijk pijnlijk hoofdstuk uit mijn leven, met gevolgen die ik niet heb overzien. Laat ik het kort zeggen: toen mijn tante overleed, ben ik stevig de fout in gegaan.”
“Hmmm.”
“Mijn tante Rachel was dus het lievelingetje van mijn vader. Ze overleed bij de geboorte van haar jongste, mijn halfbroertje, Benjamin. Mijn vader was werkelijk in alle staten, diep in de rouw, helemaal van de kaart. En ik was alleen maar kwaad. Het was zó duidelijk dat zij voor hem veel meer betekende dan mijn moeder. Ze bestond niet voor hem. In mijn woede heb ik toen… eh… ben ik…”
“Wat wil je vertellen?”
“Ik heb haar slavin, de bijvrouw van mijn vader, genomen. Met haar geslapen. Laten zien dat ik de stamhouder ben, niet iemand anders.”

Alleen het geluid van de klok is te horen.

“Mijn vader heeft het me nooit vergeven. Weet je wat zijn laatste woorden aan mij waren? Ik ken ze uit mijn hoofd: ‘Nee, jij zult niet de voornaamste zijn, want jij hebt je vaders bed ontwijd. Hij heeft mijn bed beslapen!’ Dat was de druppel. Ik ben niet meer de stamoudste.” Fel: “Drie keer raden wie dat wel werd.”
“Vertel.”
“De oudste van Jozef. Mijn neefje! Een halve Egyptenaar.”
“En dat maakt jou…”
“Woest! En leeg. Wat is mijn zin, nu ik geen stamhouder meer ben? Waar is mijn eer? Hoe moet ik me nu nog laten zien tussen mijn broers, mijn neven en nichten, mijn eigen kinderen?”
“Wat zou jij je vader willen zeggen, Ruben? Als hij nog leefde?”

Tik, tak. Tik, tak.

“Ik denk: kijk naar me. Neem me voor vol aan.”

Laatste slokken koude koffie.

“Ruben, voor volgende keer wil ik graag dat je een brief aan je vader schrijft, waarin je probeert onder woorden te brengen wat je tegen hem had willen zeggen.”
“Poeh… ik zal het proberen.”
“Maar het belangrijkste is hoe je hem ondertekent. Ik wil dat je goed nadenkt over hoe je hem ondertekent, en dan je volle naam en een titel die jij jezelf zou geven eronder zet.”
“Mijn naam en titel? Je bedoelt: wie ik zou willen zijn?”
“Precies.”
“Dan wordt het zoiets als: Ruben ben Jakob. Ondanks zijn dwalen stamvader van Gods volk.”

Geschreven door

Pieter-Jan Rodenburg

--:--