Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Vasten is nutteloos – vooral doen dus

We gaan te rade bij de joodse traditie

Waar is vasten eigenlijk goed voor? Na een duik in de filosofische geschiedenis, het joodse denken en onze ziel kunnen we concluderen dat die vraag helemaal niet zo belangrijk is.

Deel:

Een betere relatie met God, of op z’n minst een waardevolle spirituele ervaring. Een schoon lichaam waaruit de gifstoffen zijn weggefilterd. Rust in het hoofd. Een geestelijke boost. Focus op wat echt belangrijk is. Dat zijn zomaar een paar antwoorden op de vraag naar het nut van vasten – waarbij het hier allereerst gaat om het laten staan van eten. Maar is dat wel de goede vraag om te stellen? 

Plezier min pijn 
Om die vraag te beantwoorden, duiken we even de filosofische geschiedenis in. Toen de Engelse jurist en filosoof Jeremy Bentham zich aan het eind van de achttiende eeuw afvroeg hoe je goed leeft, bedacht hij een regel. Heel kort en cru gezegd: als wat je doet het grootst aantal mensen het meeste geluk brengt (geluk is in deze filosofie wiskundig te bepalen door ‘plezier min pijn’ uit te rekenen), is het goed om te doen. Dus: als iets wat je doet onderaan de streep zo veel mogelijk geluk oplevert, is het goed. Onderaan de streep brengt een goede handeling dus zo veel mogelijk genot en zo min mogelijk pijn voor jou en anderen. Deze gedachtegang groeide uit tot het utilitarisme, oftewel het nuttigheidsdenken en het klinkt behoorlijk logisch. Want door te kiezen voor het welzijn van zo veel mogelijk mensen, kies je voor het algemene goed. En ook als persoonlijke filosofie heeft het veel gebracht. Meer ruimte om voor je eigen weg te kiezen, bijvoorbeeld.

Stille tijd 
Het is moeilijk te overschatten hoe diep Jeremy Bentham en zijn navolgers ons hebben beïnvloed. Een groot deel van onze politiek is erop gebaseerd, we organiseren onze bedrijven, zorginstellingen en levens ernaar. Voortdurend stellen we ons – bewust of onbewust – de vraag: wat levert het op? Waarom zou ik het wel of niet doen? Of, in de woorden van de oude Heidelbergse Catechismus: ‘Wat nut het u?’ 

Vasten spot met alle regels van nut en plezier

Die laatste vraag laat zien dat het utilitarisme ook het geloofsleven in is gekropen. We organiseren ons geloof zo, dat het zo veel mogelijk geluk oplevert. De keuze voor de kerk, voor stille tijd of voor de vorm van je geloofsleven wordt vaak bepaald door de ‘plezier min pijn’-regel: wat levert mij het meeste op? Wat spreekt me het meeste aan? Waar haal ik het meeste uit?

Ronduit chagrijnig
Vasten schudt stevig aan die manier van denken en spot met alle regels van nut en plezier. Daarmee is het een gezonde dosis antigif voor het nuttigheidsdenken. Zo nuttig is vasten helemaal niet. Het biedt geen enkele garantie voor een betere relatie met God – sommige mensen ervaren God erg sterk, voor anderen is het spiritueel een gortdroge periode. Het wegfilteren van gifstoffen uit het lichaam? Er is geen enkel serieus wetenschappelijk onderzoek dat die werking van vasten bevestigt. Rust in het hoofd? Kan, maar de vastentijd kan net zo goed een woelige tijd zijn. Een geestelijke boost? Er zijn zat mensen die ronduit chagrijnig worden van vasten. Kortom, vasten kan fantastisch zijn voor je leven en voelen als een overwinning. Maar het kan ook nutteloos, lang en frustrerend voelen. 

Op vaste momenten 
Waarom dan toch vasten? Voor het antwoord op die vraag gaan we te rade bij de joodse traditie – daar halen we de gewoonte om te vasten namelijk vandaan. Joden vasten op vaste momenten: als teken van inkeer op Jom Kipoer (Grote Verzoendag) en als teken van rouw bij het herdenken van de val van de tempel.

Waar gevast wordt, verschuift de aandacht van de mens naar God

Dat is typisch voor het joodse denken. Waar – met name westerse – christenen veel belang hechten aan orthodoxie – het juiste geloven – gaat het jodendom uit van de orthopraxie: het juiste doen. Geloven is in het jodendom primair een kwestie van handelen: bidden, samenkomen, vieren, vasten, het houden van de geboden. Niet om gered te worden; dat thema speelt in het jodendom vrijwel niet. Nee, door uit liefde Gods geboden te volgen, blijf je met Hem verbonden. Ook als die geboden niet direct zichtbaar geluk, nut of zin hebben.

Geen ‘handboek bidden en vasten’
Vasten is dus allereerst een daad van gehoorzaamheid. Niet de behoefte of het geluk van de vaster staat centraal, maar God zelf. Daarmee is de vraag naar het nut of gevolg van vasten veel minder belangrijk; daar draait het niet om. De focus verandert: van je eigen gevoel, geloof, gewoontes of gezondheid naar God. Vasten is een erkenning dat Hij het belangrijkste is.

Die rol heeft vasten in de Bijbel ook. De Bijbel is geen ‘handboek bidden en vasten’ en levert geen kant-en-klaar vastenprogramma. Vasten lijkt in de Bijbel vooral een vanzelfsprekendheid. En waar gevast wordt, verschuift de aandacht van de mens naar God. Of het nu om Mozes gaat voor- dat hij de Tien Geboden krijgt, Jezus vlak voor zijn missie, Nineve na het horen van Jona’s stevige boodschap of de piepjonge kerk voor de uitzending van Paulus en Barnabas: telkens weer benadrukken de vastenden Gods grootheid en hun eigen betrekkelijkheid. Dat onderstreept Jezus in Matteüs 6 vers 16 tot 18 nog eens door te zeggen dat je niet voor de bühne moet vasten; zet geen somber gezicht op, draag mooie kleren en een lekker geurtje.

Een lange neus
Vasten is een verlossende bezigheid. Wat een bevrijding immers om niet bezig te hoeven zijn met nut. Om niet voortdurend de vraag te hoeven stellen of het wel bijdraagt aan je geluk, succes, gezondheid of geestelijke groei. Om simpelweg gehoorzaam te zijn, gericht naar boven. Want vasten is goed, ook als het niets oplevert. Het draait namelijk niet om jou. Het draait om God.

Zo wordt vasten een tegengif tegen doorgeslagen utilitarisme. Een lange neus naar de gedachte dat jouw geluk het allerbelangrijkste is – een gedachte die ook onze theologie binnen is geslopen. Een schouderophalen rond het idee dat iedere handeling nut moet hebben, omdat het anders zonde van de tijd is. En een hartgrondig nee tegen het principe dat geloof pas waardevol is als het iets oplevert.
De veertigdagentijd helpt bij die benadering van het vasten. Want het is geen periode die je zelf kiest; de kerkhistorie kiest hem voor je. Zo kan het ook helpen om aan te sluiten bij bestaande gewoonten; bij de vastenliturgie van een kerk of stroming. Even loskomen van het idee dat je de vastentijd zelf moet vormgeven zodat je er zo veel mogelijk uithaalt.

Vorm van vakantie
Je zou vasten kunnen zien als een vorm van vakantie. Wie op vakantie gaat en zich voortdurend bezorgd blijft afvragen of hij wel genoeg uitrust, zal weinig aan uitrusten toekomen. Vakantie is juist een daad van afstand nemen; van niet hoeven. Vasten is dat ook: even afstand nemen van alles wat jij belangrijk vindt. Want iemand die vast, zegt: ik ben nu niet belangrijk. Het draait niet om mijn groei, maar om God.

Draag mooie kleren en een lekker geurtje

Zo ontstaat ruimte, net als tijdens de vakantie. Ruimte om te ontdekken wat echt belangrijk is. Soms ook ruimte voor God, om te spreken. Ruimte om met frisse ogen naar de wereld te kijken. Want, om het met de woorden van de Nicaraguaanse dichter en priester Ernesto Cardenal te zeggen: “Alleen als we niet praktisch bezig zijn en ons concentreren op nutteloze dingen, gaan we naar buiten en ontdekken we dat de wereld zich opent.” Dat past helemaal bij God, die koestert wat nutteloos lijkt en gebruikt wat wij onbruikbaar vinden.

Geschreven door

Pieter-Jan Rodenburg

--:--