Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Willem Ouweneel: ‘Ik denk dat ik op mijn 4e al wedergeboren was’

Wat kreeg Willem Ouweneel van huis uit mee over God?

Willem Ouweneel mag inmiddels 78 zijn, hij preekt nog elke zondag en publiceerde eind vorig jaar zijn tweehonderdste boek. Hoewel hij de Vergadering van Gelovigen levenslang trouw bleef, gingen de luiken bij hem steeds verder open. “Mijn ideaal? Een kruising tussen refo en evo.”

Deel:

Zijn vroegste herinneringen aan het geloof? Willem Ouweneel begint te glimlachen. “Dat zijn er twee, en die hebben allebei met zingen te maken. Wonderlijk is dat, nu ik erover nadenk.”

Langs de wolken
Ouweneel gaat er eens goed voor zitten in zijn fauteuil, op de bovenste verdieping van een appartementencomplex in Houten, terwijl echtgenote Gerdien koffie en boterkoek serveert. “Op mijn 4e kon ik al ‘Daar ruist langs de wolken een lief’lijke Naam’ helemaal uit m’n hoofd zingen, wat voor kinderen een behoorlijk moeilijk lied is. We woonden in Zaandam; ik was de oudste van zes kinderen. En ik zie ook nog zo voor me dat mijn vader zich – nat – aan het scheren was, terwijl hij een lied uit de Vergadering-bundel Geestelijke liederen zong. Dat kan ik moeilijk vertellen, want dan raak ik ontroerd. Ook zo mooi: ‘Jezus-naam, wie kan doorgronden, al Uw diepte en hoogte, wie?’”

Heimweeliederen
“Wacht.” Hij staat op, loopt naar de lichtbruine piano in de woonkamer en zakt neer op de kruk. Hij schuift zijn bril tot boven z’n wenkbrauwen en begint die bewuste melodie te spelen.

“Het is een oud lied en we zingen het helaas niet veel meer”, zegt hij als hij weer heeft plaatsgenomen in zijn stoel. “Het is nu allemaal Opwekking. Muziek is van jongs af aan heel belangrijk geweest in mijn leven. Muziek doortrok mijn jeugd. Ik ben opgegroeid in de Vergadering, die ontstond in de tijd van de romantiek. Dus onze liederen – je hoorde het net – hebben romantische melodieën. Met de vingertoppen tegen elkaar: “Misschien kun je het je niet voorstellen, maar de melodieën van de liederen van vóór 1955, die we vroeger zongen, kan ik bijna alleen maar huilend spelen. Het zijn liederen vol verlangen naar de wederkomst. Heimweeliederen.”

Dat kan ik moeilijk vertellen, want dan raak ik ontroerd

Twee keer per zondag
Al jong (“ik moet 3 of 4 zijn geweest”) ging hij twee keer per zondag met zijn ouders mee naar de samenkomsten. “’s Morgens was er geen preek, maar een aanbiddingsdienst, waarin altijd het avondmaal werd gevierd. ’s Middags was er wel een preek, die een van de aanwezige broeders verzorgde. Soms was dat mijn vader. In Zaandam zaten we in een houten gebouwtje, overgenomen van de doopsgezinden in Wormerveer. Daar ben ik een paar jaar geleden nog eens met onze kleinkinderen wezen kijken. Op mijn 5e verhuisden we naar Deventer.” 

Onverwachte solo
Hij zakt onderuit, zijn lange benen gestrekt naar voren. “Ik vertelde je net over ‘Daar ruist langs de wolken’, dat ik als 4-jarig jochie al uit mijn hoofd kende. Dat weet ik nog omdat ik op een zondag in de Vergadering in Zaandam een fout maakte, waardoor ik op een gegeven moment als enige doorzong. Ik zal het even voorspelen.” 

Hij loopt opnieuw naar de piano, schuift z’n bril weer hoog op z’n voorhoofd en speelt een langzame melodie. “Hij moet wel gestemd worden, geloof ik”, bromt hij. Zijn wijsvinger prikt in de bladmuziek: “Er staat daar een halve maat rust. Nou, die werd in Zaandam ook in acht genomen. We zongen vroeger trouwens alles nog zonder begeleiding, ook in onze samenkomsten. Maar ik was me niet bewust van die halve maat rust en zong als enige door, dus dat werd een onverwachte solo. Ik schrok me natuurlijk een hoedje, haha! Maar ik heb altijd veel en graag gezongen, op allerlei koren. Alle grote geestelijke werken uit de klassieke muziek, Bach, Handel en noem maar op. Dat doe ik af en toe nog steeds. Heerlijk.” 

Ik schrok me natuurlijk een hoedje

Op welke leeftijd bent u gedoopt?
“Op mijn 12e, in Apeldoorn. Mijn broertje Hans, op wie jij trouwens lijkt, is een jaar jonger dan ik. Hij zei op een gegeven moment: ‘Papa, ik wil graag gedoopt worden.’ Ik dacht: dat wil ik ook, want ik behoor ook allang de Here Jezus toe! We waren in totaal met zeventien dopelingen, allemaal in een wit flanellen doophemd, dus dat was een groot feest in het vergaderlokaal, zoals wij dat noemden.

Bij ons was het meestal zo dat je je ergens tussen je 12e en je 15e liet dopen. En als het goed was, kreeg je daarna ook het verlangen om ‘in gemeenschap’ te zijn, dat wil zeggen deel te nemen aan het avondmaal. Dat heb ik vanaf mijn 17e gedaan. En sindsdien mocht ik ook, net als de andere broeders, liederen in de samenkomsten opgeven en preken. Dat laatste ben ik vanaf mijn 23e gaan doen. Ik herinner me dat ik die eerste keer veel te snel sprak en veel te veel over wilde dragen. Maar ik vond het geweldig. Preken en Bijbellezingen verzorgen, doe ik – net als schrijven – nog altijd graag, maar wel wat minder vaak dan in mijn jongere jaren.” 

Bet u, voor zover u zich dat herinnert, altijd gelovig geweest?
“Altijd, altijd.”

Dus geen bekeringsmoment meegemaakt?
Ouweneel schudt zijn hoofd. “Nee. Ik was een braaf ventje en ben nooit een wilde jongen geweest. Toen ik als 4-jarige ‘Daar ruist langs de wolken’ zong, moet ik al wedergeboren zijn geweest... Ik begon ook al heel vroeg met persoonlijke Bijbelstudie. Mijn oma Versteeg overleed toen ze 67 was; kort voor haar dood heb ik bij haar gelogeerd, samen met Hans. Toen gaf ze mij een profetische kaart.” 

Profetisch?
“Een kaart waarop alle wegen des Heeren van begin tot eind stonden aangegeven, dus van de schepping tot de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Ik ben opgegroeid met de bedelingenleer: de verschillende tijdvakken van de heilsgeschiedenis. Die stonden allemaal aangegeven op die kaart. Dat was voor mij, een intelligent en leergierig jochie, enorm fascinerend. Vanaf dat moment ben ik zelf de Bijbel gaan bestuderen. En daar ben ik nooit meer mee gestopt.” 

Te weinig basiskennis
Ouweneel promoveerde achtereenvolgens in de biologie, de filosofie en de theologie, publiceerde maar liefst tweehonderd boeken en schrijft gestaag door. Toch voelt hij zich naar eigen zeggen vóór alles Bijbelleraar en prediker.

Zo wilt u ook graag herinnerd worden, vertelde u in het ‘Reformatorisch Dagblad’. Waarom?
“Kijk, een theoloog is een wetenschapper. Een probleem in de evangelische wereld is dat elke wind van leer er kan rondwaren, omdat mensen te weinig basiskennis hebben. Dat was bij ons in de Vergadering ook het probleem. De theologiestudie vind ik daarom nog steeds heel belangrijk. Maar wanneer je als theoloog niet preekt, verstarren je wetenschappelijke ideeën. Ik wil een degelijke wetenschapper zijn, en tegelijk iemand die zelf uit het geloof leeft en dat probeert over te brengen.” 

‘Al die kerkelijke etiketjes’
Als theoloog was hij mede-initiatiefnemer van de Evangelische Hogeschool in Amersfoort, en werkte hij jarenlang mee aan allerlei EO-programma’s. Maar ‘zijn’ Vergadering van Gelovigen bleef hij levenslang trouw. “Dat kon ook,” legt hij uit, “omdat de Vergadering vanaf de scheuring in 1995 veel opener is geworden. Mede door warme contacten met gelovigen uit allerlei andere kerken zijn Gerdien en ikzelf ook veel opener geworden. En ach, al die kerkelijke etiketjes zeggen me niet zoveel meer. Weet je wat mijn ideaal is? Een kruising tussen refo en evo: graag de diepgang van de reformatorische theologie, met de blijmoedigheid en het spontane van de evangelische beweging. En dan liefst ook nog iets van de katholieke traditie. Het woord evangelisch heb ik afgezworen; dat zegt zo weinig. Ik wil nu een Niceaans christen zijn. Hoe vind je die?” 

Een christen die zich herkent in de geloofsbelijdenis van Nicea?
“Juist! Een belijdenis uit 325 na Christus die reformatorische, evangelische en katholieke gelovigen verbindt. Ik heb goede vrienden in allerlei kerken, van pinksterbroeders tot predikanten binnen de Gereformeerde Gemeenten. Maar vroeger was de Vergadering in mijn ogen toch wel de meest zuivere gestalte van Christus’ gemeente op aarde. Dat beslotene, dat exclusieve, heeft in mijn leven meer en meer plaatsgemaakt voor de breedte. Bij de scheuring van 1995 ging het ten diepste om die kwestie: blijven de luiken dicht, of gaan ze open? Ik ben blij dat ze zijn geopend. Daarom konden Gerdien en ik bij de Vergadering blijven.” 

Wat is de kern van wat u jullie kinderen hebt willen meegeven wat het geloof betreft?
Ouweneels ogen glijden naar zijn vrouw, die op het punt staat boodschappen te gaan doen. “Da’s een moeilijke vraag om in een paar zinnen te beantwoorden. Gerdien, wat heb jij de kinderen mee willen geven?” 

Zijn vrouw denkt eventjes na en zegt dan: “Ze zijn natuurlijk behept met een vader die dr. dr. dr. is. Mensen hadden daarom ook vaak hoge verwachtingen van hen. Maar ik heb altijd gezegd: ‘Ik hoop dat jullie mooie mensen mogen zijn, bruikbaar in Gods koninkrijk. En: je mag jezelf zijn.’”

Hij knikt instemmend. “Heel mooi. Dat is het, ja. Word vooral jezelf, maar dan wel in de voetstappen van de Heer. Word een degelijke volgeling, die heel veel van de Heer houdt. En in welke kerk of gemeente je dat doet, mag je zelf – samen met Hem – uitmaken.”

Waar loopt uw geloofsreis op uit?
Direct: “De wederkomst, natuurlijk! We zijn in de Vergadering als het ware getraind om niet naar onze eigen dood uit te kijken. Ik herinner me wat mijn vader ooit vertelde over de 19e-eeuwse, hervormde professor J.H. Gunning. Na afloop van een begrafenis zei iemand tegen hem: ‘Misschien bent u wel de volgende die overlijdt.’ Gunning rechtte zijn rug, zo vertelde mijn vader, en antwoordde: ‘Mijne heren, ik doe de dood niet de eer aan op hem te zitten wachten. Ik verwacht mijn Koning in heerlijkheid.’ Prachtig! Zo is het: we zijn niet bezig met de dood, maar met Jezus’ wederkomst.”

Geschreven door

Gert-Jan Schaap

--:--