Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Om de grootste gelovige te worden, moet je ook de felste atheïst zijn

Deel:

Ooit geweten dat Abraham een brutaal snertjong was, voordat hij ‘de vader van alle gelovigen’ werd? Alain ontdekt het in joodse en islamitische geschriften.

Nu ik bezig ben met een boek voor atheïstische lezers bij een seculiere uitgever, probeer ik voor mezelf te vatten wat het nou precies inhoudt om godsdienstig te zijn. In die zoektocht kan ik niet om Abra(ha)m heen, de ‘vader van alle gelovigen’. Bij deze sleutelfiguur in jodendom, christendom en islam begint het monotheïsme zoals wij het nu kennen. Maar hoe gebeurt dat dan precies en wat is er zo bijzonder aan deze aartsvader?

Ik mis iets in de Bijbel

De Bijbel is op zich royaal aan informatie. Details genoeg vanaf het beslissende moment dat een stem uit de hemel tegen een vijfenzeventigjarige Abram zegt dat hij alles wat hij kent moet achterlaten om te gaan zwerven richting een rijk bestaan in een beloofd land. Dertien hoofdstukken krijgen we – terwijl de hele wereldgeschiedenis van de schepping tot aan Abrams roeping in twaalf hoofdstukken wordt afgedaan.

En toch mis ik iets. Ik mis informatie over de eerste vijfenzeventig jaar van Abrams leven. Hij begon immers met zijn broer en zijn vader als een afgodendienaar, net als al zijn tijdgenoten. Waarom roept God hém en niemand anders? Over die vraag heb ik nou nooit eens een goede preek gehoord. Wat niet in de Bijbel voorkomt, is blijkbaar niet relevant voor protestanten.

Joden en moslims hebben er daarentegen wél wat aandacht aan besteed, en hun verhalen over Abrams jeugd gaan je niet tegenvallen…

Abram was een brutaal snertjong

Volgens de midrasj en de koran verkoopt de vader van Abram godenbeelden. Heel het volk aanbidt die beelden, tot grote verbazing van de jonge Abram. Die ziet de goden namelijk gemaakt worden in zijn vaders werkkamer. De opstandige zoon test de goden thuis uit: hij berijdt de beelden als een paard en neemt ze mee naar de rivier om te kijken of ze water kunnen drinken.

Op een dag moet Abram bij afwezigheid van zijn vader even op de winkel passen. Een klant van middelbare leeftijd komt binnen, en Abram vraagt hem hoe het toch mogelijk is dat een vijftigjarig mens voor een voorwerp kan knielen dat nog geen dag oud is. De klant loopt beschaamd weg.

De hele winkel aan gort

Het mooiste verhaal komt zowel voor in de joodse als in de islamitische overlevering. Weer moet Abram op de winkel passen, maar nu is hij helemaal klaar met het geloof van zijn volksgenoten. Hij pakt een stok en slaat alle beelden aan gort, op de grootste na. Als zijn vader en de omwonenden de ravage aantreffen, is iedereen geschokt door deze blasfemische beeldenstorm.

Abram zegt kalmpjes: ‘Ja, ik weet het ook niet, de goden kregen ruzie om de offers en toen heeft de grootste god alle anderen vermoord’. Natuurlijk neemt niemand die verklaring serieus, waarop Abram triomfantelijk constateert: ‘Zie je wel, jullie geloven zelf ook helemaal niet dat er leven zit in deze godsbeelden’. Dit had het einde van Abram kunnen betekenen, maar gelukkig redt God hem van de brandstapel.

Kritische beeldenstormers

Zo zingt er nog wel wat meer rond over de jeugd van Abram. Allemaal verhalen waaruit een sceptische en rationele jongere naar voren komt. Blijkbaar is dat hoe de grote monotheïsten zichzelf willen zien. Niet als mensen die alles wat hen wordt geleerd klakkeloos aannemen, maar juist als kritische beeldenstormers. Kinderen van Abram knielen alleen voor een verhaal waar leven in zit, niet voor banale fabrieksels van de menselijke geest.

Dat klinkt bijna als de lastigere atheïsten in mijn omgeving, die met sadistisch genoegen inhakken op de misvattingen van de gelovigen tussen wie ze zijn opgegroeid. Misschien vind ik in Abram dus inderdaad een perfecte brug tussen de geloofstraditie die ik vertegenwoordig en de tijdgeest waarin ik leef.

Ieder mensenleven kent een kermis aan goden

Om de grootste gelovige te worden, moet je ook de felste atheïst zijn. Geen godsbeeld of idool of ideaal moet je zonder meer als onfeilbaar accepteren – net als Abram moet je alles wat heilig is eerst brutaal beproeven. Ieder mensenleven kent een kermis aan goden die om aandacht schreeuwen. Neonlicht dat je blik afleidt van wat waarachtig is. Valse beloften die duur verkocht worden. Wees niet bang om die winkel te ruïneren, want als er leven in die goden zit kunnen ze wel tegen een stootje.

In de leegte die dan ontstaat, komt er hopelijk ruimte voor een verhaal dat je wél gelooft. Voor Abram was dat een God die kwam met de belofte van een nieuwe naam, een aanstootgevend hoopvol vergezicht en een avontuurlijk leven onderweg. De prangende vraag aan onze cultuur is: welk verhaal houden wij over als we de bodem van de secularisering hebben bereikt? Want scepsis kan net zo lui en levenloos worden als de dooie godenwinkel van je ouders – en leven in het spoor van Abram is een rusteloze expeditie tegen de comateuze impasse.

Geschreven door

Alain Verheij

--:--