Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Arjen ten Brinke: ‘Ik voel me nog altijd een beetje het PKN-jongetje’

Wat kreeg Arjen mee over het geloof en waar staat hij nu?

Beschermd als hij was in het reformatorische nest waarin Arjen ten Brinke opgroeide, gingen zijn ogen pas rond zijn 20e echt open voor onrecht. Het gebeurde toen hij op de Keileweg, een tippelzone in Rotterdam, ging werken. “Ik ontdekte dat het evangelie méér is dan alleen zielen redden.”

Deel:

Nu, jaren later, is Arjen ten Brinke (39) voorganger van Mozaiek036 – een jonge gemeente in Almere – en lid van het landelijk leidersteam van Mozaiek Nederland. “Ik voel me nog altijd een beetje het PKN-jongetje, een voorganger met een bevindelijke tik; het gaat wel echt ergens over.”

Wegdromen in de kerk

Tijdens de zondagse diensten in de Gereformeerde Gemeente van Kampen telde de jonge Arjen de pijpen van het orgel. Vervolgens droomde hij weg bij de muurschilderingen van het avondmaal en de doopvont. Verder vond hij de kerk saai. “Wij gingen elke zondag twee keer, om half tien en om drie uur, waarbij we soms best wel moesten haasten. Ik keek altijd uit naar zondagmiddag vijf uur. Dan was alles weer een beetje relaxed.”

‘Wauw, hij is een bekeerde man’

Toch nam Arjen, de één na jongste in een gezin van vijf, het geloof al heel jong serieus. Hij bad dagelijks, en aan tafel zong hij de christelijke liederen mee. “Wel dacht ik in de kerk vaak: dit is één manier van geloven, van kerk-zijn, maar niet per se dé manier. Gek hè, voor een kind van een jaar of 8. Ik hield als jonge jongen al van God, waarbij ik ook wist: dat is niet de strenge God over wie de dominee het heeft.”
Arjen herinnert zich dat hij eens bij zijn vader op schoot zat, naar hem keek en dacht: wauw, papa is een bekeerde man. “Nou, dat was wat! Maar hoe werd je dan bekeerd? Dat vroeg ik hem gewoon.”

Waarin verschilden je ouders als het gaat om geloven?
“In het geloofsleven leerde ik vooral veel van mijn vader. Hij bracht ons naar bed, bad met ons en las voor uit de Bijbel. Al stond hij ook heel ernstig in het leven: het ging wel om bekering. Mijn moeder was wat vrijer; zij kwam uit een vrijgemaakt gezin en werd later hervormd. Bij haar voelde geloven wat minder zwaar. Als ik aan haar denk, denk ik meteen aan gastvrijheid. Zij zette de deur van het huis open, stak kaarsjes aan en zorgde voor gezelligheid. Ik kon altijd vrienden meenemen om te blijven eten of slapen.
Gastvrijheid is een heel belangrijk thema in de Bijbel. Soms wilde ik dat wij als gelovigen dat wat meer snapten. Wist je dat ze het in Indonesië bijvoorbeeld als een zonde zien als je niet gastvrij bent?”

Mijn vader deed Bijbelstudie met vluchtelingen

Afghanen en Iraniërs over de vloer

Toen hij ouder werd, verruimde de geloofsblik in huize Ten Brinke zich, vertelt Arjen. Hij nam als tiener een gitaar mee naar huis en ontdekte dat geloven en kerk-zijn inderdaad veel breder zijn dan hij had meegekregen – helemaal op wereldniveau.
“Ik ben heel muzikaal en heb mezelf gitaar- en pianospelen aangeleerd. Maar ook trommels en drums kwamen het huis binnen. Gelukkig gingen mijn ouders daarin mee.” Wat meespeelde, denkt Arjen, is dat zijn ouders in die tijd betrokken raakten bij vluchtelingenwerk. Er kwamen Afghanen en Iraniërs over de vloer, met wie zijn ouders over het geloof spraken. “Soms kwam ik ’s ochtends uit bed en zat mijn vader aan tafel Bijbelstudie te doen met een van die jongens. Die was dan blijven slapen. Daardoor werd de gezinscultuur en de geloofsbeleving veel ruimer. Er kwam gospelmuziek in huis en als 13-jarige luisterde ik naar Elly&Rikkert. Dat vond ik geweldig.”

Te gek

Langzaamaan groeiden de Ten Brinkes weg uit de Gereformeerde Gemeenten en toen Arjen 16 was, stapten zijn ouders over naar de Hervormde Kerk in IJsselmuiden, waar ze inmiddels woonden. Later werd zijn vader in dit kerkverband (nu de PKN) predikant.
“Op 17-jarige leeftijd deed ik belijdenis in de Hervormde Kerk. Sowieso vond ik de belijdeniscatechisatie daar supergaaf. Het was heel relaxed, met een groepje van acht jongens en meiden. We voerden gewoon een gesprek met elkaar, onder leiding van de predikant. Dat vond ik te gek. Vanuit onze vorige kerk kende ik dat helemaal niet.”

Veranderde het geloof voor jou in je tienertijd?
“Het was goed dat mijn ouders in die tijd overstapten. Daardoor werd het geloof voor mij vrijer en opener. In mijn puberteit ontwikkelde ik me tot een echte rebel, in positieve zin. Ik droeg kettingen en bandjes met ‘Jesus loves you’, WWJD-bandjes en Jesusfreak-dingen. Het paste totaal niet in die cultuur, maar mijn ouders accepteerden het wel.”

Zijn de tatoeages op je armen ook van die tijd?
“Nee, die zijn van recenter datum.” Wijzend naar zijn rechterarm: “Dit is het kruis. Dat herinnert mij heel erg aan de gebrokenheid van het leven. En deze tekst”, hij wijst naar zijn andere arm, “komt uit Micha 6 vers 8: Act justly, love mercy, walk humbly. Dat gaat over recht doen. Waarbij God zegt: ‘Jullie weten wat Ik van jullie vraag.’”

Ongelofelijk bizarre plek

Arjen trouwde jong – op zijn 19e – en kwam na zijn opleiding sociaal werk terecht bij Stichting Ontmoeting in Rotterdam. Daar ontdekte hij hoe onrecht hem diep raakte. “Als piepjong broekie stond ik op de Keileweg in Rotterdam – destijds een grote prostitutiezone – soep uit te delen aan vrouwen die drugsverslaafd waren. Zij prostitueerden zichzelf aan mannen die in auto’s voorbij kwamen rijden. Ik zie mezelf nóg in die soeppan roeren – met open mond. Helemaal flabbergasted over wat daar gebeurde. Dit kon toch niet waar zijn? Het was zo’n ongelofelijk bizarre plek, ik had nog nooit in mijn leven zoiets gezien. Ik groeide in een ontzettend veilige omgeving op, maar hier kwam de rauwe werkelijkheid van het leven bij me binnen.

Ik zat met gebalde vuisten op de bank

Omdat ik op de middelbare school al dominee wilde worden, studeerde ik in die Rotterdam-periode deeltijd theologie in Utrecht. Na mijn afstuderen heb ik tien jaar als voorganger van een pioniersplek in een wijk in Den Haag gewerkt. Daar heb ik ontdekt dat het evangelie méér is dan alleen zielen redden. Het gaat erom dat mensen Jezus leren kennen, Hem gaan volgen en Gods handen en voeten worden op de plek waar ze zijn.”

Enorme crisis

Zes jaar geleden voelde Arjen zich geroepen voorganger in een kerk in Almere te worden. Hij verhuisde met zijn gezin naar de Flevopolder en ging met goede moed aan de slag. Tot hij na een jaar tot de conclusie kwam dat hij niet op zijn plek zat. Was dat een crisis in zijn geloofsleven? “Enorm! Ik zat met gebalde vuisten op de bank en zei tegen God: ‘Ik stap nooit meer een kerk binnen!’ Ik wist niet of ik nog wel in de kerk geloofde. Deze periode wierp mij terug op de basale vraag ‘wat is kerk-zijn?’ We hadden als gezin alles achtergelaten, en daar zat ik dan. Dat was een ontzettend heftige tijd.”

Sloeg die crisis een deuk in je vertrouwen in God?
“Nee, dat niet per se. Mensen doen elkaar nu eenmaal verdrietige dingen aan en voor mij heeft dat niet zoveel met God te maken. Al ben ik wel voorzichtiger geworden met termen als roeping. Je kunt je afvragen of ik het dan verkeerd had gezien. Of was het misschien een test van God? Om eerlijk te zijn houd ik me niet met deze vragen bezig. Nu, vijf jaar later, weet ik niet waarom het is misgelopen. We wonen nog steeds in Almere en inmiddels is hier een nieuwe Mozaiek-gemeente ontstaan waar ik voorganger van ben. Ik ervaar juist dat God het ten goede heeft gekeerd. Al kan ik niet uitleggen waarom dingen gaan zoals ze gaan.”

Geen oordeel

Arjen is vader van vijf kinderen, onder wie een pleegdochter, en vier van hen zijn tot zijn grote vreugde betrokken bij een gemeente. Wel heeft hij hun vooral geleerd niet overal iets van te vinden. Want “daar zit zo veel oordeel in. Ik ben daar door mijn jeugd in de reformatorische kring heel gevoelig voor. Hoe vaak vinden we niet iets van mensen die niet bij de club horen. Van mensen die de meest rare kleding dragen, van mensen met punkhaar of met allerlei tattoos. Het is niet aan ons om daar iets van te vinden of over te oordelen. En natuurlijk, niemand is oordeelloos. Maar ik denk vaak: zullen we het even aan God overlaten?”

Hij schiet in de lach als hij vertelt over zijn oudste dochter, die in Amsterdam op school zit. “Zij komt daar zo’n beetje de hele wereld tegen en zoekt daar haar weg in. Waar wij zeggen: ‘Geen oordeel, geen oordeel’, verzucht zij soms: ‘Zullen we er eens een keer wél een oordeel over hebben?’ Dus ja, we moeten oppassen dat we er niet in doorslaan.”

Over oordelen gesproken: Arjen voelt zich op geen enkele manier door zijn ouders veroordeeld over het feit dat hij voorganger is van een evangelische gemeente. “Als ik zondags in Mozaiek055 voorga – in Apeldoorn, de woonplaats van mijn ouders – zitten mijn ouders op de voorste rij, ook al zijn ze zelf lid van een andere kerk. Zij zijn in staat blij met mij te zijn, en ik hoop dat ik dat ook aan mijn kinderen kan doorgeven als het gaat om keuzes die zíj maken.”

Wat zou je missen als je het geloof niet had?
“Ik ben opgegroeid met de catechismus. Dat vond ik droge, taaie stof, maar Zondag 1 vind ik fantastisch: wat is uw enige troost in leven en sterven? Het antwoord luidt: ‘Dat ik met lichaam en ziel het eigendom ben van Jezus Christus, die met zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomen betaald heeft.’ Ik ben dus niet van mezelf, maar van Hem. Als dat zou wegvallen, blijft er niets over.”

Geschreven door

Mirjam Hollebrandse

--:--