Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Bisschop Harrie Smeets (62) weet dat hij niet lang meer zal leven

‘Er is vreugde in de woestijn van het ziek-zijn’

Kun je met vreugde Pasen vieren als je op de drempel van de dood staat? Bisschop Harrie Smeets (62) van Roermond – terminaal ziek – beantwoordt deze vraag zonder aarzelen positief. “Ik zou niet weten waarom niet.”

Deel:

Als hij in zijn elektrische rolstoel door de ontvangsthal van het bisschopshuis rijdt, passeert hij de portrettengalerij die de zijmuur siert. Hierop zijn zijn illustere voorgangers uit voorbije eeuwen te zien. Hij kijkt vaak met name naar één schilderij. Daarop is Filips Damiaan Lodewijk graaf van en tot Hoensbroeck (1724-1793) vereeuwigd. Het is dan net of ze een blik van verstandhouding wisselen.

In het holst van de nacht

“Deze voorganger is in het harnas gestorven”, zegt hij, terwijl zijn wijsvinger het betreffende schilderij aanwijst. “Maar de bisschop mocht niet in Roermond worden begraven. Het Oostenrijkse bestuur dat het hier destijds voor het zeggen had, stond dit niet toe. In het holst van de nacht hebben een pastoor, twee kapelaans en een koster hem daarom stiekem in de toenmalige Sint Martinuskerk in Venlo begraven. Gelukkig had men wel goed gedocumenteerd waar hij precies in de kerk lag. Zijn anonieme graf is teruggevonden en geopend. In 2019 heb ik hem persoonlijk herbegraven, in de Sint Martinusbasiliek in Venlo.” Met olijke ogen: “Ik heb in ieder geval één bisschop begraven, dus niemand kan later zeggen dat ik niks heb gedaan!”

Twee werkpaarden

Het interview vindt plaats op een winterse donderdagochtend, begin maart. In zijn rolstoel zit de bisschop aan de lange houten vergadertafel in de bestuurskamer, genietend van een kopje koffie. Negen portretten van zijn meer recente voorgangers bedekken de hoge muren. “Zoals u ziet, is er voor mij geen plaats meer”, grapt hij.

We hebben vooraf afgesproken dat het gesprek maximaal een uur zal duren. De woordvoerder van het bisdom, Matheu Bemelmans, flankeert de bisschop. Voordat Harrie Smeets ziek werd, had hij – zoals iemand het omschreef – “de kracht van twee werkpaarden”. Maar dat is voorgoed verleden tijd.

Eind juni 2021 kreeg Smeets te horen dat hij een hersentumor heeft. Anderhalf jaar lang onderging hij diverse chemo- en bestralingskuren. Maar afgelopen januari besloot hij, in overleg met zijn artsen, te stoppen met verdere behandelingen. Er is menselijkerwijs geen genezing meer mogelijk. Omdat hij vanwege een halfzijdige verlamming niet meer zelfstandig kan lopen, is hij rolstoelafhankelijk. Ook praten valt hem moeilijker. Maar klagen? Daar is de nog altijd bourgondisch ogende monseigneur de man niet naar. Zijn kenmerkende glimlach is er nog steeds. Evenals zijn gevoel voor humor.

De man met de hamer

Hoe het met hem gaat? “Och,” reageert hij met een licht schouderophalen, “het hangt er een beetje van af wat ik allemaal méén nog te moeten doen op een dag. Een wat langer gesprek, zoals nu, kan ik ’s morgens doorgaans redelijk goed aan. Maar na de middag moet ik me dan wel een beetje koest houden.”

'Ik sta er zelf van te kijken dat ik er nog ben'

Blijmoedig: “Ik sta er zelf van te kijken dat ik er nog ben. Want ik heb inmiddels al enkele maanden geen chemokuren meer gehad, omdat er niks meer aan te doen is. Mijn huisarts zei pas: ‘U over een paar weken dood? Als ik u zo zie zitten, kan het echt nog wel even duren. Want u ziet er nog goed uit.’ Tja, dat wordt me dan gezegd, hè?”

Ziet u dit zelf ook als u in de spiegel kijkt?
“Jawel. Ik eet en drink goed. Maar het is dus wel zo dat voor mij de beste tijd van de dag vóór de middag is. Als ik wakker word, wil ik de verpleging altijd zo veel mogelijk voor zijn en mezelf geschoren en voor driekwart gewassen hebben. De rest is aan de verpleegster.”

U doet dus nog best veel zelf?
“Ja. Zolang ik dit zelf doe, blijf ik – denk ik – ook redelijk fit. Althans, misschien nog een tijdje. Het kost me wel een uur voordat ik mezelf gewassen en geschoren heb. De verpleegster wast me daarna verder en kleedt me ook netjes aan. Ik ga nog elke morgen om 09.00 uur naar de viering in de kerk. Die wil ik niet missen.”


Vond u het lastig om hulp te moeten ontvangen?
“Het was even wennen, maar ik heb er niet echt moeite mee gehad. Tegelijk weet ik dat dit niet zo zal blijven. Dus soms denk ik: waar eindigt dit? Wat tot nu toe een geluk is, is dat ik niet alleen goed kan eten en drinken, maar ook slaap als een os.”

'Waar eindigt dit?'

Een goed teken?
“Het schijnt bij deze ziekte te horen. Gisteravond had ik rond 19.00 uur goed gegeten; dan komen ze m’n pyjama aantrekken.” Grinnikend: “Als ze niet opschieten, slaap ik al! Dan moeten ze me wakker maken. Daar word ik echt lastig van. Want binnen twee, drie minuten zak ik al diep weg in slaap. Vanmorgen werd ik rond 06.00 uur wakker, dus dan heb ik een lange nachtrust gehad. ‘s Ochtends moet ik mezelf trouwens wel vaker bij elkaar rapen. Zo van: o ja, het hele procedé begint weer…”

De beste tijd

Aan het begin van deze veertigdagentijd publiceerde de bisschop als vanouds een vastenbrief, die in alle katholieke kerken in Limburg is voorgelezen. Hierin stond hij stil bij Jezus’ verzoeking in de woestijn en Zijn verdere lijdensweg. Verwijzend naar de beroemde openingszin van Charles Dickens’ roman A tale of two cities (‘It was the best of times, it was the worst of times’) benadrukte hij: wat de slechtste tijden zijn, kunnen soms tegelijk de beste blijken.

U schreef eveneens dat er vreugde is in de woestijn. Ervaart u dat zelf ook?
Met opgeheven rechterhand: “U moet wat geduld met me hebben; ik moet soms wat langer naar mijn woorden zoeken… Ja. Het geldt ook voor mij: It was the best of times” – geëmotioneerd – “and the worst… Er is vreugde in de woestijn van het ziek-zijn. Eigenlijk leef ik al langer dan een mens normaliter vol zou houden op basis van de tumor die bij mij is vastgesteld. Dat stemt me dankbaar. Want ik heb nog tijd om mensen te ontmoeten. Vorige week had ik een goed gesprek met iemand die heel graag langs wilde komen, omdat er – binnenkerkelijk – iets was gebeurd wat hem hoog zat. Geen misbruikverhaal of zo, hoor. Iets heel anders. Wel iets waarvan ik dacht: misschien dat ik daarom nu nog hier ben. Al is het maar om deze man alsnog recht te verschaffen. Zo heb ik verschillende keren meegemaakt dat wat een woestijn lijkt, een worst of times, opeens een best of times wordt.”

Kun je als gelovige zélfs als je ernstig ziek bent met vreugde Pasen vieren?
Direct: “Ik zou niet weten waarom niet. Vreugde blijft een diepe onderstroom in mijn leven. Tot nu toe mag ik dat althans wel zo zien. Ik heb, denk ik, ook mijn gevoel voor humor nog niet helemaal verloren. Tenminste…” – hij kijkt even naar woordvoerder Matheu, die instemmend knikt – “…dat hoor ik mensen zeggen. Kijk, Pasen blijft Pasen. Een mysterie dat niemand kan begrijpen en dat niemand heeft gezien.”

Is dat ook de reden waarom u meermaals hebt benadrukt: over Pasen kun je niet preken?
“Precies. Jezus’ verrijzenis uit de dood, dat gaat ons menselijke bevattingsvermogen toch vér te boven? Dat Hij de dood heeft overwonnen, is niet te begrijpen. Je kunt het alleen maar geloven.”

'Preken met Pasen zou verboden moeten worden'

“Preken met Pasen zou verboden moeten worden”, zei u zelfs.
“Omdat ik dit al sinds mijn priesterwijding als een onmogelijke opdracht heb ervaren. Daar heb ik altijd tegenaan gehikt. Daarom heb ik inderdaad gezegd: het zou verboden moeten worden.”

Hoe kwam u uit deze paas-spagaat?
“Omdat ik ermee in mijn maag zat, dacht ik: wacht eens, wie heeft Pasen meegemaakt? Zoek in de verrijzenisverhalen wat je wilt, je zult nergens iemand vinden die zág dat Jezus opstond uit de dood. Dat was voor mezelf een eyeopener: niemand heeft het belangrijkste moment van ons geloof gezien. Zelf ben ik een beetje een engelenliefhebber. Ook zij waren geen ooggetuige van Jezus’ opstanding. Uiteindelijk moet iedereen het dus hebben van het hóren dat Hij verrezen is. Zo kwam ik op de gedachte niet te preken over Jezus’ verrijzenis zelf, maar ieder jaar in de huid te kruipen van Bijbelse personen, zoals Petrus, Johannes en – best een spannende – Pilatus. Hoe zouden zij hebben gereageerd op het verhaal over het lege graf? Het zijn paaspreken, maar geen preken over Pasen.”

Helpen te geloven

Op verzoek van de bisschop legt woordvoerder Matheu het boekje Getuigen van de verrijzenis op tafel, dat begin 2021 verscheen.
“Als u het nog niet kent,” zegt de bisschop, “is het misschien mooi om het in deze veertigdagentijd te lezen. Ik hoop dat deze verhalen mensen helpen te geloven wat niet te begrijpen valt: dat het leven sterker is dan de dood. Toen ik bijna twee jaar geleden ineens zware klachten kreeg en in het ziekenhuis terechtkwam, na wat een herseninfarct leek….” Met vochtige ogen: “Iedereen dacht: nog veertien dagen, dan is het voorbij. Ikzelf ook. Maar toen ik die periode overleefde, dacht ik: die verhalen moeten worden gebundeld.”

U wilt niet weten hoelang u nog te leven hebt?
“Mijn arts – een gelovige man – gaf me het advies niet naar de prognose te vragen. ‘Het risico is dat je er op een bepaalde manier naar gaat leven.’ Een wijze raad. Dus ik vraag nooit: ‘Dokter, hoelang heb ik nog? Omdat er bij ons thuis best vaak en open over de dood werd gesproken, is het besef van mijn eigen sterfelijkheid er altijd wel geweest. Mijn moeder zei vaak: ‘Je bent maar één dood schuldig.’”

Wat bedoelde zij daarmee?“
Dat je maar één keer hoeft te sterven. Ik weet niet wat uw religieuze achtergrond is?”
Protestants. Hervormd.
PKN? Aha, goed. Ik dénk dat ze ermee bedoelde dat er – als het om de dood gaat – ook zoiets is als schuld. Dat de dood ons allemaal wacht, onderstreept dat we bepaald geen heiligen zijn.” Grijnzend: “PKN-mensen uitgezonderd, natuurlijk.”

U bent ervan overtuigd dat de dood geen punt achter uw leven zet, maar een komma?“

Zeker. Het leven gaat verder.”
En voorbij de horizon van dit aardse leven wacht er geen ‘iets’, maar een Persoon op u?
Hij komt wat overeind. “Een heel groot verschil. Een liefdevol Iemand, die voor ons al door de dood is gegaan: Christus. Uiteindelijk is dat het geheim van de vreugde, denk ik. En zoals Paulus zegt: ‘Geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen wat God heeft bereid voor hen die Hem liefhebben.’ We gaan een leven tegemoet waar we ons geen voorstelling van kunnen maken.”

“Ik ben benieuwd naar het eeuwige leven”, zei een van uw collega’s vaak, “maar ik zit niet op hete kolen.”
Zo sta ik er zelf ook in.”

In uw boekje laat u Petrus zeggen: “Als Jezus verrezen is, hoef ik ook niet meer bang te zijn. Wat er ook gebeurd is of wat er ook nog zal gebeuren: het leven overwint.”
“Voor mijzelf is dat een absolute zekerheid, ja.”

U hebt al vaker aangegeven dat u rust ervaart, in het aangezicht van de dood. Als priester hebt u ongetwijfeld rond ziek- en sterfbedden gezien dat lijden je geloof zelfs van de rails kan duwen.
“Dat komt voor. Maar óók het omgekeerde: dat mensen weer terugkomen bij het geloof. Dus het kan heel verschillend zijn. Maar bij mezelf was en is er rust. Kijk, iedereen gaat een keer dood. Klaar. Toen ik in Venray pastoor was, zat er op de eerste rij van de kerk een 104-jarige man. Hij kwam nog elke week trouw naar de viering. Naast hem zat het 2-jarige kind van een jong gezin. Uiteindelijk even sterfelijk als die stokoude man.”

Ik las ergens dat uw grootmoeder ook rond haar 60e is overleden?
“Klopt. Zij had tien kinderen. Een van hen stierf tamelijk jong. Van de anderen overleden er vier voor hun 65e. Zijzelf werd 61. Gelukkig hangt de waarde van je leven niet af van de lengte.”

Hoe oud zijn uw ouders geworden?
“Mijn moeder werd nét 80. Mijn vader 78. Hij heeft tot de laatste dag gewerkt, ma was tegen het eind zwaar dementerend…”
Hij slikt iets weg en wijst naar de bovenkant van zijn hoofd. “Waarschijnlijk had haar jongste zus hetzelfde als ik. Daar heeft ze bestralingen voor gekregen, in Leiden. Meer dan eens heb ik gezien hoe ziek ze was. Ik weet wat zo’n ziekte kan aanrichten.”

Leeft u meer dan ooit ‘bij de dag’?

“Inderdaad. De afgelopen maanden heb ik heel veel mensen ontvangen. Maar nu merk ik dat ik op het punt kom dat ik heel strikt moet gaan selecteren. Er zijn bijvoorbeeld nog enkele jonge gezinnen uit de parochie die zeggen: ‘We willen je toch nog graag een keertje ontmoeten.’”

Dit raakt u.
Zachtjes: “Ja... Toen eenmaal bekend was dat ik een levensbedreigende ziekte heb, kreeg ik ontzettend veel kaarten. Dat meeleven doet me ontzettend goed.”

Natte sneeuw

Het uur is om. Zou de bisschop, als een herinnering aan dit gesprek, nog iets in het boekje willen schrijven dat hij meegeeft? “Natuurlijk, dat doe ik graag.”
Terwijl achter de gebrandschilderde ramen natte sneeuw voorbij warrelt, buigt de bisschop zich voorover. Hij denkt een paar hartslagen na voordat hij de balpen op het titelblad zet. Met een licht beverig handschrift schrijft hij er zijn persoonlijke paasbelijdenis in:

In het graf aangekomen,
zag ik dat Jezus er niet meer was

Bisschop Harrie Smeets: Er is vreugde in de woestijn van het ziek-zijn
Bisschop Harrie Smeets. Credits: Jacqueline de Haas.

Geschreven door

Gert-Jan Schaap

--:--